Parasha B’har en B’chugotai: Werk aan je kleding voor het bruiloftsmaal

Karen en Yair Strijker maakten in 2013 alijah naar Israël.

De Parasha is B’har (op de berg) en B’chuqotai (in Mijn inzettingen). We lezen Leviticus 25:1-27:34. Uit de Haftara lezen we Jeremia 32:6-27; Jeremia 16:19-17:14 en we lezen Lucas 14:16-21 en Mattheus 22:1-14.

De Parasha begint met de instelling van de shabat voor het land. In elk zevende jaar moet het land rusten en mag er niet geoogst worden voor de verkoop. Wel mag er geplukt worden voor eigen gebruik. Let wel dat er hier staat: ‘Een shabat voor de Aanwezige (HEERE).’ Niet zomaar een rustperiode, maar een rustperiode die enkel en alleen aan Hem geheiligd en gewijd is. Dat het volk zich er niet aan gehouden heeft, heeft ze geweten: de straf ervoor was wegvoering uit het Heilige Land zodat het land alsnog aan haar geheiligde; aan God toegewijde rust toekwam (Lev. 26:34-35; 2 Kron.36:21).

Het jubeljaar wordt genoemd: elk 50e jaar moet geheiligd, oftewel apart gezet te worden voor God en alles wat men gekocht heeft van elkaar, komt dan weer aan de rechtmatige eigenaar toe. Zo is land dat in het 43e jaar gekocht wordt, minder waard dan land dat in het 2e jaar na een jubeljaar gekocht wordt, want er zijn minder oogsten af te halen tot aan het 50ste jaar. De echte Eigenaar is God Zelf (Lev. 25:23) en dat is goed om in het achterhoofd te houden want dat is en blijft zo tot in eeuwigheid. Bij Zijn waarschuwingen over zegen en vloek hebben we in de geschiedenis kunnen zien dat men zich niet aan Zijn geboden gehouden heeft, maar God, wonderbaarlijk als Hij is, heeft nooit opgegeven om Zijn volk te leiden, hoe moeilijk ook. Er is nu weer een staat Israël (Jes. 66:1; Amos 9:11-15; Hosea 11:8-11) en Hij is ondanks Zijn eigen waarschuwingen toch met Zijn volk bezig!

Lossingen worden behandeld in hoofdstuk 27 en dit komt terug in Jeremia 32 waar deze het veld van zijn oom mag kopen terwijl de Chaldeeën voor de deur staan om het land in te nemen. De Aanwezige zegt hierover in vers 27: “Zie, Ik ben de Aanwezige (HEERE), de God van alle vlees; zou voor Mij enig ding te wonderlijk zijn?” Nee dus! “Gezegend is de man die op de Aanwezige (HEERE) vertrouwt en wiens vertrouwen de Aanwezige is,” spreekt Hijzelf in Jer. 17:7. Laten we het goed in onze oren knopen! Zelf in hopeloze situaties, zoals hier in het geval van Jeremia, kan God wonderen doen.

In Jeremia 16:21 spreekt God de onsterfelijke woorden: “Ik zal hun bekendmaken Mijn hand en Mijn macht en zij zullen weten dat Mijn Naam is Aanwezige (HEERE; overal waar de Naam HEERE met hoofdletters staat geschreven, staat er in de Hebreeuwse grondtekst JHWH יהוה en dit betekent: Aanwezige). In Lucas vertelt Jehoshua de gelijkenis van het grote avondmaal: de zaal moet vol worden met mensen en als men niet komt dan viert men niet mee, maar wat mis je dan veel!

In Mattheus gaat het ook hierover en dan nog over degene die niet gekleed is voor het maal, maar wel in de zaal zit. De straf voor het niet gekleed zijn voor het maal lijkt ongehoord hoog: hij wordt uitgeworpen in de buitenste duisternis. Deze man is wel gekomen, gehoorzaam aan de uitnodiging die hij heeft gekregen. In Openbaring vinden we een antwoord op het onbegrip dat je toch wat bekruipt bij deze tekst hier in Mattheus: waarom is die straf zo zwaar?! ‘En haar (de bruid) is gegeven dat zij bekleed worde met rein en blinkend fijn lijnwaad; want dit fijn lijnwaad zijn de rechtvaardigmakingen der heiligen.’ Dit kan vertaald worden met ‘goede daden,’ het Griekse woord is hier Δικαιωματα, dikaiomata, wat herleid wordt naar verschillende Hebreeuwse woorden: חקה chukah, inzetting; חק choq, recht, regel; משפט mishpat, rechtsregel; מצוה mitswah, gebod.

Wie zich niet aan het gebod houdt en geen rechtvaardige daden doet, die heeft niet aan zijn kleding gewerkt voor het bruiloftsmaal. Waarschijnlijk naaien we allemaal aan ons bruiloftskleed op het moment dat we iets goeds doen voor een ander en ons aan Gods geboden houden (zie ook Openbaring 14:12). Weer iets om in het achterhoofd te houden, shabat shalom!

Yair en Karen Strijker van Studiehuis Reshiet maakten november 2013 met hun kinderen Ruth en Shmuel alija naar Israël. Na een roerige tijd in Sde Tsvi, hemelsbreed 16 kilometer van Gazastad, verhuisden ze januari 2015 naar Na’ale in Samaria, waar ze volgens de profetie van Jeremia 31:6 de volken oproepen naar Jeruzalem te komen om ‘te leren van onze God’. 

Wees de eerste die reageert op "Parasha B’har en B’chugotai: Werk aan je kleding voor het bruiloftsmaal"

Geef een reactie