Beriet Chadasjah geschriften nader bekeken – 1 Petrus 1

white and blue cloudy sky

Gelovigen kennen meestal de hoofdlijnen van de Bijbel wel, maar zijn niet altijd bekend met bijzonderheden die naar voren komen in opmerkelijke teksten. Kennis van de grondtekst en de context kan dan nieuw licht werpen op de bedoeling van de opsteller van een Bijbelgeschrift. Maar cruciaal is ook om daarbij begrip te hebben van de centraliteit van de Torah. Dat kan helpen deze teksten beter te doorgronden, waardoor soms een betere of andere kijk op geloofszaken kan worden verkregen.

De eerste brief van Petrus behoort tot een van de eerste brieven van de Natsriem beweging (Joodse godsdienstige groepering uit de eerste eeuw), want deze brief wordt gedateerd aan het begin van de tweede helft van de 1ste eeuw CE[1]. De vroegste datering is 63 CE, vlak voor de terechtstelling van Sjim’on in Rome. Ongeveer 30 jaar na de hemelvaart van de Here Jezus. Anderen ontkennen dat Petrus de brief geschreven zou heeft[2] en dateren de brief dan aan het einde van de 1ste of begin van 2de eeuw.

In onderstaande zal de datering worden onderzocht, maar ook het doel van de brief en de opmerkelijke teksten die erin voorkomen. Voorafgaande nog enkele opmerkingen:

• Deze brief is later ingedeeld in vijf hoofdstukken en verdeeld in 105 verzen.
• De apostel Sjim’on wordt door de meeste christenen gezien als de opvolger van de Here Jezus en de leider van de christenheid na Zijn hemelvaart. Zijn leringen zou daarom gelden als de voorzetting van de leer van de Here Jezus. Deze twijfelachtige theorie[3] wordt Petrinisme genoemd.
• Deze brief is in opmerkelijk goed Grieks opgesteld. Waarschijnlijk door Silvanus (5:12). Toch heeft de brief een kenmerkende Joodse gedachtegang.
• In de brief komen typische Paulinische aanhalingen voor, wat ook niet verbazend is als Silvanus deze heeft opgeschreven. Silvanus was immers een rechterhand van Paulus.
• De doelgroep van de brief is de geloofsgemeenschappen in Anatolië, waarvan niet bekend is dat Sjim’on daar gewerkt heeft. Wel dat het een werkgebied was van Paulus.
• Inhoudelijk heeft deze brief overeenkomsten met de toespraak van Sjim’on beschreven in Handelingen 4:8-12.
• Er wordt steevast geciteerd en verwezen naar teksten uit de Septuaginta (LXX).
• De inhoud zou vaag, algemeen gesteld en onpersoonlijk zijn.
• Het hoofdonderwerp zou de kerk zijn.
• De brief zou opgesteld zijn in Rome[4].

H1: Sjim’on bijgenaamd Petros opent zijn brief met het noemen van zijn doelgroep. Talmoediem (leerlingen van de Here Jezus) in Anatolië (vs 1)[5]. Omdat eerder afgesproken was dat de 12 apostelen naar de besnedenen (Joden) zouden gaan en Paulos naar de onbesnedenen (Gal 2:9), dan lijkt het logisch dat Petros zich met deze brief specifiek tot Isra‘Elitische gelovigen richt. Dat lijkt ook zo, want hij noemt in dit vers namelijk de diaspora (al dan niet tijdelijk verblijven buiten het beloofde Land).

In principe verwijst diaspora naar een vrijwillige verspreiding. Dit is wat anders dan de in de Bijbel afgekondigde galoet (verbanningsstraf) van Isra‘El. Hoe dan ook, in zijn dagen waren er diaspora (vrijwillige verspreiding) Isra‘Eliem. Iets was al eeuwen het geval was. Isra‘Els galoet werd pas vanaf 70 CE van kracht.

Sjim’on benoemt zijn doelgroep met de woorden “eklektois parepidémois” (Grieks voor: uitgekozen tijdelijke bewoners). In Bijbelvertalingen worden deze woorden echter zelden zo letterlijk vertaald, maar daardoor wordt iets over de doelgroep niet duidelijk doorgegeven. Het blijkt namelijk te gaan om mensen die een ander thuis hebben.

Dat zou kunnen bevestigen dat het ook om mensen van een ander volk gaat, maar wat zeker ook zou gelden voor Isra‘Eliem. Maar de bijvoeglijke specificering “uitgekozen” geldt voor alle talmoediem[6]. Isra‘Elitisch of niet. Ook als het woord “parepidémois” vertaald wordt als ‘vluchtelingen’. Maar in de dagen van Sjim’on was nog geen specifieke Romeinse vervolging van Joodse talmoediem bekend[7]. Er was wel een groeiende afkeer van christenen onder de Romeinen[8]. De talmoediem die hij aanspreekt kende dus in elk geval de realiteit van gevaar van Joodse en niet-Joodse buitenstaanders (niet-talmoediem).

De meest logische betekenis van de woorden en dus de doelgroep van Petros lijkt vertegenwoordigt met het Griekse woord paroikia (parochianen)[9]. Hij verwijst er later weer naar met de woorden “de tijd van uw verblijf (in deze wereld)” (vs 17). In dat geval lijkt het Griekse woord diasporas erop te wijzen dat Sjim’on talmoediem (Joods of niet) toespreekt die zich al dan niet vrijwillig in allerlei landen en gebieden bevinden (zonder per se het verband met het beloofde Land).

Volgens Sjim’on heeft God de Vader hen uitgekozen met voorkennis (prognoosin) met het doel om gewijd aan God te worden door de Heilige Geest (vs 2). Deze wijding[10] komt door:
• Gehoorzaamheid[11] (aan Gods wil (d.i. Torahnavolging)) – daden van gelovigen
• Zuivering (rhantismion) door het bloed van de Here Jezus – daden van de Mensenzoon[12]

Petros wenst hen toename van (Gods) ontferming en welvaart (Hebreeuws: chéséd wesjalom) toe. Een wens die steevast ook door Paulos wordt gebruikt.

Dan begint Petros met zijn boodschap voor deze doelgroep (vs 3). Hij opent dit met het opnieuw[13] noemen van Theo Patros (God de Vader) en stelt erbij dat Hij de Vader is van de Here Jezus[14]. Hij noemt de Here Jezus echter niet God. Sommigen zien hierin een aanknopingspunt dat de Here Jezus buiten God staat (niet-goddelijk zou zijn). Maar zo simpel is het niet.

Hij verbindt de opwekking van de Here Jezus – een daad van de Vader – met wat de talmoediem is overkomen[15]. Het gevolg van de opwekking van de Here Jezus is volgens Petros dat de zij (opnieuw) aangenomen zijn[16].

Ook zij zijn van onder de doden (God-lozen) opgewekt. Petros noemt twee redenen waarom Hij dat deed dat, namelijk tot:
• Een levende hoop (elpida dzooan)
• Een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis (klironomia) (vs 4)

Op die erfenis gaat Petros uitgebreider in. Die is weggelegd in de hemel voor de talmoediem. Sommigen denken dat dit betekent dat die erfenis na de dood ontvangen wordt en daartoe zouden de talmoediem na hun dood naar de hemel moeten gaan om dat in ontvangst te nemen. Maar omdat dat laatste voor mensen (fysieke schepselen) onmogelijk is, moet het iets anders betekenen. Dat blijkt ook uit het volgende vers.

Petros noemt twee zaken die de erfenis borgen (vs 5):
• De kracht (dunamei) Gods
• Het geloofsvertrouwen (pisteoos)

De erfenis wordt niet in de hemel in ontvangst genomen, maar zal geopenbaard (apokalupstinai) worden in de eindtijd. Die eindtijd wordt hier in twee woorden benoemd: kairooi eschatooi – gunstige moment in het uiteinde (van de tijd)[17].

Petros roept de doelgroep op in die toegezegde erfenis zich te verheugen (vs 6). Maar hij geeft ook blijk van realisme. Hij weet dat talmoediem het niet makkelijk hebben op aarde om hun geloof uit te leven (Torahnavolging). Die verdrukkingen worden ook benoemd in het ‘Onze Vader’ gebed.

Die verdrukkingen zijn bedoeld om het geloof te beproeven, waardoor, bij het opnieuw openbaar worden van de Here Jezus, dit geloof tot lof en heerlijkheid van God, de Vader, zal blijken te zijn (vs 7).

Opvallend is dat Petros tweemaal het woord openbaring gebruikt (ook in vs 5). Dat suggereert een verband. Het gaat om openbaring van:
1. Kairos eschaton (in de toekomst)
2. De Here Jezus (in het verleden)

Het woord openbaren wordt nog een derde keer gebruikt (vs 12) en dan slaat het op het heden. Namelijk door de verkondiging. Dat maakt duidelijk dat de kairos al begonnen is. Het relativeert het concept eindtijd als iets van de (verre) toekomst.

De zendelingen openbaren zaken waarnaar engelen begerig zijn om het te weten. Gelovigen zijn dus bevoorrecht boven engelen.

De oproep om de lendenen te omgorden (vs 13) kan ook opgevat worden als uitrusten voor werk. Sjim’on gaat het niet zozeer om lendenen, maar om het verstand. De genade wordt gebracht door de openbaring van de Here Jezus. Wanneer en hoe wordt Hij geopenbaard? Door de zendelingen die gekomen zijn met de goede boodschap. Zij worden door de Heilige Geest geleid, Die weer van de Vader in de hemelen is gezonden (vs 12).

Toch kunnen de woorden “… door de openbaring van Jezus [als] Messias.” ook opgevat worden als dat zij bij zijn spoedige komst die genade deelgenoot worden. (Zie ook vers 7 waar ook die openbaring wordt genoemd).

Sjim’on doet een oproep om het vroegere leven waarin de begeerten (van het vlees centraal stonden) los te laten, maar heilig te worden (vss 14-16)[18]. Ze moeten zich ervan bewust zijn dat ze vrijgekocht zijn door het kostbare bloed van de Here Jezus (vs 19). Over Hem stelt Sjim’on dat Hij gekend was door de profeten (vs 11), maar nu geopenbaard is aan mensen in het algemeen. Sterker, Hij was bij God al gekend (prognoosmeou) voor de schepping (vs 20; zie ook vs 2).

Opnieuw (zie vs 3) brengt Sjim’on de opwekking van de Here Jezus door God, de Vader, in verband met het geloofsvertrouwen en de hoop van de gelovigen (vs 21).

Sjim’on roept zijn lezers op tot zuivere broederliefde (vs 22). Gods volk bestaat uit wedergeborenen (vs 23). Zijn zoon is voortgekomen uit onvergankelijk zaad, namelijk het woord Gods. Dit is volgens Sjim’on het evangelie dat hun verkondigd is.

+++
[1] Common Era; de wetenschappelijke tijdrekening vanaf het jaar 1.
[2] Dat betwijfelt de autoriteit van deze brief, want dan zou de brief pseudograaf (op naam gesteld) zijn. Maar dan is het ook de vraag of de brief wel in de Bijbel hoort, wat natuurlijk weer de autoriteit van de hele Bijbel niet ten goede komt.
[3] Nergens wordt in de Bijbel een opvolger van de Here Jezus genoemd of aangesteld. Hoe kan een goddelijk Persoon immers opgevolgd worden door een niet-goddelijk mens?
[4] Aangeduid met de codenaam ‘Babylon’.
[5] De genoemde gebieden waar zijn doelgroep woont liggen in klein-Azië, waar op het moment de republiek Turkije is gevestigd.
[6] In sommige manuscripten staat het woord kai (‘en’) tussen de twee Griekse woorden, zodat er staat: “eklektois kai parepidémois”, maar dit verandert niets aan de betekenis.
[7] Wel vervolging vanuit het Jodendom.
[8] Dit blijkt uit de beschuldiging van de christenen van de brand van Rome in 64 CE door keizer Nero, terwijl hijzelf ertoe opdracht had gegeven in verband met zijn herbouwplannen voor de hoofdstad.
[9] Dit woord typeert gelovigen als niet-zijnde van deze wereld en die wereld ook afwijzen, maar zich toch niet onttrekken aan die wereld. De buitenstaanders zien deze gelovigen als ‘vreemdelingen’, wat ook een mogelijke vertaling van het Griekse woord parepidémois kan zijn. Volgens Petros heeft God hen daartoe uitgekozen.
[10] De -ingvorm staat voor dynamiek en voortgang. Het is dus geen passief gegeven.
[11] Grieks: hupakoin.
[12] Zowel in het verleden (kruisdood) als in het heden als kohen gadol (Isra‘Elitisch hogepriester).
[13] Hij noemde God de Vader al in vers 2.
[14] Dit bevestigt het Theocentrische karakter van de Bijbel. Toch lezen de meeste christenen de Bijbel christocentrisch. Ondanks dat dit vers, net als elders in de geschriften van het Nieuwe Verbond, laat zien dat de Here Jezus ondergeschikt is aan Zijn Vader (tegenwoordige tijd; niet alleen toen Hij op aarde was, maar nu ook in de hemelen).
[15] Zij zijn wedergeboren (anagennisas). Letterlijk: opnieuw verkregen.
[16] De prefix ‘ana-‘ (opnieuw) is onmiskenbaar vooral op Isra‘Eliem van toepassing.
[17] Nadruk ligt dus op het gunstige moment in de eindtijd en niet de eindtijd zelf. Logisch ook want tijd is een meting ten behoeve van schepselen. God Zelf leeft in de eeuwigheid, waarin tijd dus irrelevant is. Toch heeft de eindtijd bij veel (evangelische) christenen en dus ook in hun Bijbelvertalingen de focus, maar niet bij God dus volgens dit vers.
[18] Ook weer oproep die vaak door Paulus wordt gebruikt.

Wees de eerste die reageert op "Beriet Chadasjah geschriften nader bekeken – 1 Petrus 1"

Geef een reactie