Het joodse Chanoekafeest is sinds zaterdagavond ingegaan, ter herdenking van het inwijden van de tempel in 164 v. Chr.
Het Feest der Lichten, het Feest der Tempelvernieuwing. Heeft Chanoeka betekenis voor christenen? Vierde Christus Chanoeka? Is het ‘slechts’ een Joods Feest, of zouden afstammelingen van het tienstammenrijk het ook horen te vieren? Hoe Bijbels is Chanoeka?
Chanoeka viert men onder anderen door elke avond de Chanoekia, de achtarmige kandelaar, te laten branden: Eén lichtje op de eerste avond, twee lichtjes op de tweede avond, totdat men acht lichtjes bereikt heeft op de achtste avond. Dit doet men om de achtdaagse her-inwijding van de tempel te gedenken ten tijde van Judas Maccabeüs in 164 v. Chr.
Pré-Chanoeka I
Chanoeka valt op de overgang van de 9e (duisternis) naar de 10e (licht) maand [9 staat voor duisternis, voor zwart, de kleur van Issachar; 10 staat voor licht, voor wit, de kleur van Zebulon].
Chanoeka begint altijd op 25 Kislev en eindigt 8 dagen later op 2 of 3 Tevet, al naar gelang Kislev 29 of 30 dagen heeft. De Nieuwe Maan van Tevet, de 10e maand, valt tijdens het Chanoekafeest.
Ten tijde van de Zondvloed vonden er ook al gebeurtenissen plaats op de dagen van wat ooit Chanoeka zou worden. Op de 10e van de 8e maand (2e maand oude kalender) waren Noach en de zijnen de ark ingegaan. Op de 17e vingen de regens aan, die duurden tot en met 27 Kislev (3e dag Chanoeka). Op 28 Kislev brak de zon voor het eerst door, na 40 dagen zware regens, die natuurlijk een bepaalde duisternis veroorzaakt hadden. Voor het eerst was er weer volop licht en wel op de tijd wat eens het ‘Feest der Lichten’ zou worden.
Na 40 dagen non-stop slagregens ervoer men wellicht het stoppen van die regens als een wonder. De 8 dagen vindt men terug in de 8 zielen op de ark; de overgang van duisternis naar licht vindt men terug in het stoppen van de regens en het doorbreken van de zon; de gereinigde tempel vindt men symbolisch terug in de gereinigde aarde.
Door belangrijke zaken al lang van tevoren op bepaalde data te laten gebeuren, geeft God het belang aan van die zaken, zo ook van het Chanoekafeest. Zonder Chanoeka zou er geen Joods volk zijn, geen gereinigde tempel, geen Joodse godsdienst en cultuur en géén Yeshua HaMashiach, geen Jezus Christus.
Niet dat voorgaande bewijst dat alles van de Joodse cultuur ten tijde van Jezus uit God zou zijn, maar het Toneelstuk der Geschiedenis vergde enerzijds een Joodse cultuur waarin de Messias als Jood, als afstammeling van David geboren kon worden, besneden ten achtse dage. Hij moest zijn hele leven niet gezondigd hebben, dus moest hij sabbatvierend opgevoed worden (zonde is wetsovertreding; sabbat is 4e artikel der wet). Anderzijds vergde dat Grote Toneelstuk – zodat Jezus optimaal zou kunnen schitteren – een religieuze elite, die door regeltjes en een hypocriete houding de bedoeling der wet (liefde & barmhartigheid) verzaakt zou hebben.
Satan – de Tegenstander
Satan weet veel en begrijpt veel van Gods Plan. Telkens tracht hij Gods plannen te verijdelen, hetgeen God telkens voorziet en Satans daden voorkent en inweeft in Zijn Plan, in Zijn Toneelstuk. In Maleachi 3:1 staat geprofeteerd dat de Messias plotseling tot zijn tempel zal komen. Toen Maleachi dit profeteerde bestond die tweede tempel. Hier was natuurlijk Satans aanval ten tijde der Makkabeeën op gericht: vernietiging van de Joden, van het Huis van Juda, van de tempel, verontreiniging van de tempel, vervolging van het volk, vernietiging van de religieuze gebruiken.
Hoe zou Jezus geboren hebben kunnen worden, uit een niet-sabbatvierende moeder, niet-besneden zijnde ten achtste dage, gebracht zijnde naar een door varkensbloed verontreinigde tempel, in een niet-sabbatvierende gemeenschap? Als men dit doordenkt, gaat men begrijpen waarom Jezus in zijn laatste levensjaar (30-31 AD) tijdens Chanoeka, het Feest der Tempelvernieuwing, zich ophield IN DIE TEMPEL (Joh 10:22).
Pré-Chanoeka II
Een eerdere aanval van Satan om de geboorte van de Messias te dwarsbomen was ten tijde van Ezra, toen de Joden zich ‘vreemde vrouwen’ uit ‘vreemde volken’ namen. Dit was enerzijds een aanval op de geslachtslijn van Jezus Christus, die uit de stam Juda, uit het Huis van David, geboren moest worden en anderzijds een aanval op de godsdienst, want het was hun onbekeerd zijn en het handhaven van hun vreemde afgodendienst, die de vrouwen onacceptabel maakten in Gods ogen, niet enigerlei uitwendige kenmerken van volkeren of rassen.
Dit wordt door sommigen verward alsof God zou neerkijken op andere volkeren of rassen, alsof geen enkel individu met een andere huidskleur zich zou mogen verzwageren met Israël of Juda. Daar ging het niet om.
Juda is de 23e generatie vanaf Adam en de eerste Jood. Van hem komt de stam Juda, het Huis van Juda, de Judeeërs, het Jodendom (ten dele van Juda, ten dele van de stammen Benjamin en Levi en ten dele zijn het proselieten). Dat betekent dat die eerste 22 generaties, vanaf Adam tot en met Jakob, géén Joden zijn. Bovendien heeft Christus ook niet-Israëlieten zoals Rachab de Kanaänitische en Ruth de Moabitische, in zijn geslachtslijst. Tientallen voorouders van Jezus Christus zijn dus van niet-Joodse bloede, vooral van vóór de geboorte van Juda. [We vinden ook notoire slechteriken als koning Omri, koning Achab en koningin Atalja in het voorgeslacht van Jezus Christus].
Ezra 9 & 10
De gebeurtenissen van Ezra 9 en 10 [van 9 naar 10; let op de hoofdstukindeling, van duister naar licht] beschrijven de trouwbreuk van het Huis van Juda, omdat de mannen op grote schaal ‘vreemde vrouwen’ getrouwd hadden, die ‘vreemde goden’ dienden. In de 9e maand zaten ze rillend op het plein (Ezra 10:9), zowel vanwege de zaak, als vanwege de regenbuien. Op de 1e der 10e maand, op de Nieuwe Maan van Tevet (de tijd van het toekomstige Chanoekafeest!) begonnen de door Ezra aangestelde mannen zitting te houden om de zaak te onderzoeken. Het volk werd gereinigd van vreemde smetten, van afgodendienst. De gebeurtenissen vonden gedeeltelijk plaats op het toekomstige Chanoeka en de parallellen zijn weer overvloedig. Aanval van Satan op Gods volk ten tijde van Ezra en ten tijde van de Makkabeeërs; reiniging van het volk en reiniging van de tempel; een overgang van duisternis (9e maand) naar licht (10e maand).
Want alhoewel incidentele vermenging vers bloed toevoegt en de aard van een volk niet verandert, zou massale vermenging de aard van het volk natuurlijk te drastisch veranderd hebben. Dan zouden de profetieën dat Jezus uit het Huis Juda, uit het Huis Davids geboren moest worden, bedreigd worden. Gods Woord kan niet ledig tot Hem komen, dus is de vervulling van profetieën essentieel.
Meld u aan voor een gratis abonnement op Waarheid & Vrede en vermeld ook uw adres, postcode en woonplaats
Chanoeka
Makkabeeën I is weliswaar niet opgenomen in de canon, maar wel historisch betrouwbaar. Bovendien is het boek van belang voor het begrijpen van eindtijdprofetieën: het geeft een goed beeld van hetgeen christenen, Messiasbelijdende Joden, het Huis van Juda & het Huis van Israël, te wachten staat.
De Bijbel spreekt meermalen van de ergste tijd ooit, een tijd zó erg, als er nooit geweest is en ook nooit weer wezen zal: Satans Gramschap, de Grote Verdrukking, gevolgd door de Dag des HEREN. Die laatste 3½ jaar vóór de Wederkomst zullen zó erg zijn als er nooit een tijd geweest is of weer komen zal. Die ‘vervolging’ van Satan zal veroorzaakt worden door een fascistische Verenigde Staten van Europa (de Tien Tenen van het beeld van Nebukadnezar, Dan 2), gedomineerd door een grote, wereldwijde, valse religie, in Openbaring genoemd: de Grote Hoer (Opb 17:1).
Het is geen vrolijke boodschap, maar de ergste tijd voor het Huis van Juda, en voor het Huis van Israël, en voor Gods Gemeente (waarvan slechts een deel zal ontkomen, Openbaring 12), moet nog komen! De vervolgingen van Gods getrouwen ten tijde der Makkabeeën zijn een type van de aard der vervolgingen van de heiligen in de eindtijd, die helaas nog erger zullen zijn. Het kan daarom geen kwaad om zich met het boek der Makkabeeën bezig te houden.
Joodse godsdienst verboden
1 Makkabeeën 1:41-64: “Daarna vaardigde de koning voor heel zijn rijk het bevel uit dat allen één volk moesten worden en dat ieder zijn eigen gebruiken moest opgeven. Alle volken voegden zich naar het woord van de koning. Zelfs onder de Israëlieten [Joden] waren er velen die gaarne de godsdienst van de koning aannamen, aan de afgoden offerden en de sabbat niet meer hielden. Ook naar Jeruzalem en de steden van Juda zond de koning boden met het schriftelijk bevel dat de Israëlieten de uitheemse gebruiken moesten overnemen en ophouden met de brand-, slacht- en plengoffers in de tempel; dat ze de sabbat en feestdagen moesten afschaffen en de tempel en de heilige personen ontwijden, dat ze altaren, tempels en kapellen moesten oprichten voor afgoden en varkens en andere onreine dieren offeren, dat ze hun zonen niet meer mochten besnijden, en zich moesten bezoedelen door allerlei onreine en onheilige praktijken, om aldus de wet te vergeten en haar voorschriften te ontkrachten. Al wie niet zou gehoorzamen aan het bevel van de koning, zou gedood worden. Soortgelijke bepalingen liet hij in heel zijn rijk afkondigen.”
“Tegelijkertijd stelde hij over het volk beambten aan die erop moesten toezien dat er in elke stad van Juda offers werden opgedragen. Velen uit het volk richtten zich naar hun voorschriften en stoorden zich niet aan de wet. Zij stichtten zoveel kwaad in het land dat de goede Israëlieten gedwongen waren zich te gaan verbergen in alle mogelijke schuilplaatsen. De 15e Kislev van het 145e jaar [=167 vChr] liet de koning de gruwel der verwoesting bouwen op het brandofferaltaar; in de steden van Juda werden afgodsaltaren opgericht en voor de ingang der huizen en op de pleinen brandde men wierook. Alle schriftrollen die men kon opsporen werden verscheurd en verbrand en degene bij wie men een boek van het verbond aantrof, of die de wet nog onderhield, werd volgens koninklijk besluit ter dood gebracht. De beambten deden de Israëlieten hun macht voelen door maandelijks in hun steden degenen terecht te stellen die op overtreding betrapt waren. De 25e van de maand werd er een offer opgedragen op het afgodsaltaar dat op het brandofferaltaar stond. De vrouwen die hun kinderen hadden laten besnijden, werden volgens het voorschrift ter dood gebracht, met de zuigelingen, vastgebonden aan de hals van hun moeder. Ook doodde men de familieleden en degenen die de besnijdenis hadden voltrokken.”
“Toch bleven vele Israëlieten standvastig en waren zij vastbesloten geen onreine spijzen te eten; zij wilden liever sterven dan zich met verboden spijzen te besmetten en het heilig verbond te schenden. Ze werden dan ook ter dood gebracht. Zeer zwaar drukte Gods toorn op Israël.”
Reiniging van de Tempel
Drie jaar na die catastrofale verontreiniging vond de tempelreiniging plaats.
I Makkabeeën 4:36-61: “Nu zeiden Judas en zijn broers: ‘Onze vijanden zijn verslagen: laten we dus optrekken om de tempel te zuiveren en wederom in te wijden. Heel het leger verzamelde zich en trok op naar de berg Sion. Toen ze de verlatenheid van de tempel zagen met het ontwijde brandofferaltaar, met de door brand verwoeste poorten, met het struikgewas in de voorhoven even dicht als in een bos of op een berg, met de vernielde zalen, scheurden ze hun kleren, hieven een luide weeklacht aan, bestrooiden zich met as en wierpen zich plat ter aarde; en op het signaal van de trompetten riepen ze luide ten hemel.”
… [Vervolgens werd de tempel hersteld en gereinigd]. …
“In de vroege morgen van de 9e maand, dus de maand Kislev, van het jaar 148 [=164 vChr] droegen ze volgens de voorschriften van de wet op het nieuwe brandofferaltaar dat ze hadden gebouwd, een offer op. Op dezelfde tijd en op dezelfde dag waarop de volken het altaar hadden ontwijd, werd het onder het zingen van lofliederen, begeleid met citers, lieren en cimbalen, weer ingewijd. Al het volk wierp zich in aanbidding ter aarde neer en loofde de hemel die hun ondernemingen had doen slagen. Acht dagen lang vierden zij het feest van de altaarwijding [vgl.. 2 Kron 7:9], waarbij ze vol vreugde brandoffers opdroegen, alsmede lof- en dankoffers. Zij versierden de voorgevel van de tempel met gouden kransen en schilden, herstelden de poorten en de zalen en plaatsten nieuwe deuren. Er heerste een zeer grote vreugde onder het volk omdat de smaad, hun door de heidenen aangedaan, was weggenomen. In overleg met zijn broers en geheel de volksvergadering van Israël bepaalde Judas [de Makkabeeër], dat ze, zolang ze leefden, het Feest van de Altaarwijding jaarlijks acht dagen lang, te beginnen op de 25e Kislev, in vreugde en blijdschap zouden vieren. …”
II Makkabeeën 10:5-9
“De tempelreiniging had plaats op de 25e van de maand Kislev, dezelfde dag als waarop hij door de heidenen ontwijd was. Vol vreugde vierden ze acht dagen lang feest, zoals dit voor het Loofhuttenfeest gebruikelijk is. Ze dachten daarbij terug aan het Loofhuttenfeest, dat ze kortgeleden gevierd hadden, toen ze nog als wilde dieren in grotten in de bergen huisden. Daarom droegen ze met loof versierde stokken, groene takken en palmen en zongen lofliederen ter ere van hem, die hun plan om zijn tempel te reinigen had doen slagen. Bij algemene verordening en volksbesluit werd VOOR HEEL HET JOODSE VOLK BEPAALD, DAT DE DAGEN VAN DE TEMPELREINIGING JAARLIJKS GEVIERD ZOUDEN WORDEN. Dat waren de omstandigheden waaronder Antiochus, bijgenaamd Epifanes, gestorven is.”
Het kruikje met olie wordt pas 500 jaar later voor het eerst genoemd in de Gemara van de Talmoed, de mondelinge leer. Dat wonder is zeer waarschijnlijk een Talmoed-verzinsel, de 8 daagse viering is omdat het altaar 7 dagen ontzondigd werd en op de 8e dag in gebruik genomen werd, zie ook Ezechiël 43:26-27.
Eer (voor)ouders
Achtmaal staat er in de Bijbel ‘eer uw vader en uw moeder’. Wordt dit principe opgevolgd, dan werkt dat door van geslacht tot geslacht. Dit betekende natuurlijk voor de voorouders van Jezus, die leefden ten tijde van de Makkabeeën, dat zij verplicht waren Chanoeka te vieren en hun kinderen te onderwijzen dat te blijven vieren, die het weer aan hun kinderen onderwezen. Degene die ermee stopt is ontrouw aan de door het voorgeslacht aangegane geloften.
Vroeger kreeg men van tijd tot tijd kettingbrieven, met waarschuwingen de ketting niet te breken. Echter, noch u, noch anderen voor u, zijn ooit iets aangegaan, dat u tot actie zou moeten dwingen. Maar persoonlijke of nationale geloften aan God blijven in Gods ogen geldig voor ons èn voor ons nageslacht!
De Bijbel spreekt steeds over ‘het verbond onzer vaderen’, en over het ‘verbond dat Ik sloot met hun vaderen’. Bij God heeft het nageslacht niets in de melk te brokkelen betreffende de door het voorgeslacht, vóór hen, gesloten verbonden of geloften. Tenzij die geloften ongehoorzaamheid aan God zouden inhouden, dan moet men zich van die zonden bekeren. Men moet God meer gehoorzamen dan mensen.
Rekabieten
Jonadab, de zoon van Rekab, had in de tijd van Achab, van Jehu, besloten – voor hem en voor zijn nageslacht – dat zij géén wijn zouden drinken. Zijn kinderen en kindskinderen hadden een dusdanig respect voor hun ouders, grootouders, etc. dat zij meer dan 200 jaar later, ten tijde van Jeremia nog steeds geen alcohol gebruikten. God gaf Jeremia de opdracht om hen over te halen wijn te drinken (Jer 35), hetgeen zij natuurlijk weigerden.
Deze toets werd hun gegeven om hun trouw aan hun voorvader Jonadab, de zoon van Rekab, te vergelijken met de ontrouw van het Huis van Juda aan God. Gods waardering voor de Rekabieten stak Hij niet onder stoelen of banken:
“Maar tot het huis der Rekabieten zeide Jeremia: Zo zegt de HERE der heerscharen, de God van Israël: Omdat gij aan het gebod van uw vader Jonadab gehoor gegeven hebt en al zijn geboden gehouden en naar alles wat hij u gebood, gedaan hebt, daarom zegt de HERE der heerscharen, de God van Israël, aldus: Nimmer zal het Jonadab, de zoon van Rekab, ontbreken aan een man, die voor mijn aangezicht staat al de dagen (Jer 35:18-19).”
Jozef en Maria
Men mag dus zonder meer aannemen dat godvrezende Joden, zoals Jozef en Maria, Chanoeka gevierd hebben. Zij waren daartoe verplicht, vanwege de geloften van hun voorouders.
Jezus op Chanoeka
Al het voorgaande was natuurlijk bedoeld om aan te tonen dat Jezus Christus het niet kon maken om de ‘ketting’ van voorvaderlijke beloften en gehoorzaamheid te doorbreken. Dus vierde ook de Here Jezus, onze Heiland, het Chanoekafeest, het Feest der Tempelwijding.
En nu komen we bij de enige Bijbelse vermelding van dit Feest, want er staat duidelijk in Johannes 10:22-23, dat Jezus op het Feest der Tempelvernieuwing, te Jeruzalem, in die tempel liep. Op het Feest der Lichten, het Feest der Tempelvernieuwing, liep het Licht der Wereld in die tempel.
Jezus Christus had een sterke band met de tempel. Als baby van 40 dagen hadden zijn ouders Hem naar die tempel gebracht, om hun eerstgeboren zoon te lossen; als 12-jarige was Hij al niet uit het Huis Zijns Vaders te krijgen; Hij reinigde die tempel. Op Pascha, op het Loofhuttenfeest èn op het Chanoekafeest was Hij ook in die tempel te vinden.
Het Chanoekafeest van 30 AD (Joh 10:22) was het laatste Feest in het leven van Christus.
Psalm 30 – Chanoekapsalm
1 Een psalm. Een lied voor de tempelwijding [Shir Chanoekat haBait]. Van David. Ik zal U verhogen, HERE, want Gij hebt mij opgetrokken, en mijn vijanden geen vreugde over mij gegeven.
2 HERE, mijn God, tot U riep ik om hulp, en Gij hebt mij genezen.
3 HERE, Gij deedt mij opkomen uit het dodenrijk, Gij hebt mij leven gegeven, zodat ik niet in de groeve nederdaalde.
4 Psalmzingt de HERE, gij zijn gunstgenoten, en looft zijn heilige naam;
5 want een ogenblik duurt zijn toorn, een leven lang zijn welbehagen; des avonds vernacht het geween, tegen de morgen is er gejuich.
6 ¶ In mijn onbezorgdheid had ik gedacht: ik zal nimmer wankelen
7 (HERE, door uw welbehagen hadt Gij mijn berg bevestigd) Gij verborgt uw aangezicht, ik stond verschrikt.
8 Tot U, HERE, riep ik, en tot de HERE smeekte ik om genade:
9 Wat voor gewin ligt er in mijn bloed, in mijn nederdalen in de groeve? Kan het stof U loven, kan dat uw trouw vermelden?
10 Hoor, HERE, en wees mij genadig, HERE, wees mij een helper.
11 Mijn rouwklacht hebt Gij veranderd in een reidans, mijn rouwkleed hebt Gij losgemaakt,
met vreugde mij omgord,
12 opdat mijn ziel U zou psalmzingen, en nimmer verstommen. HERE, mijn God, voor altoos zal ik U loven.
-In het Hebreeuws staat er ‘Shir Chanoekat haBait’, oftewel: Lied voor de Inwijding van het Huis. David schreef dit, Salomo zal het vast gebruikt hebben bij de inwijding van de Tempel.
-HERE, JHWH, komt in 8 verzen voor (vergl. 8 dagen Chanoeka)
-Omkering van het lot:
dodenrijk → leven
toorn → welbehagen
geween → gejuich
rouwklacht → reidans
rouwkleed → vreugde
Am Yisrael chai!
Od Avinu chai!
Od Yeshua chai!