Ezau, hij is Edom -2-

Ezau’s geboorte en jeugd

Dit zijn de afstammelingen van Izak (Gen. 25:19). Zo begint in Genesis een nieuwe familiegeschiedenis. Izak is veertig jaar oud als hij Rebekka trouwt en twintig jaar blijven zij zonder kinderen. Ondanks dat Izak de belofte van Abraham in zich droeg, wordt de vervulling daarvan niet zonder bidden verkregen. Rebekka wordt zwanger. Dat is duidelijk merkbaar voor Rebekka. De kinderen zijn meer dan levendig. De twee stoten elkaar aan (Gen 25:22-23). Het Hebreeuwse woord (ratsats) dat gebruikt wordt, betekent verpletteren, onderdrukken, in stukken breken. Het is een ‘struggle for life’in de baarmoeder. Al voordat de tweeling geboren wordt gaan ze elkaar te lijf. De strijd is zo heftig dat Rebekka JHWH om opheldering vraagt. En God zegt: het zijn niet twee kinderen, maar twee volken, twee naties (goyim; wordt vaajk vertaald met heidenvolken). Dat is een belangrijke notie, want Jakob wordt de vader van het volk Israël en Ezau wordt de vader van het volk Edom. De natiën trekken niet samen op, maar zullen vanaf de geboorte gescheiden wegen gaan. Die wegen zullen elkaar wel kruisen, want hoe kan de één anders de ander dienen? De meerdere (oudere) zal de minderen (jongere) dienen. Deze zin kan echter ook vertaald worden als: de meerdere zal gediend worden door de mindere. In het Hebreeuws is niet duidelijk wie met de één bedoeld wordt en wie de andere is. De één zal de ander dienen. Als Israël haar taak verstaat en volvoert, zal Israël heersen over anderen. Zo niet, dan zal het overheerst worden.

Toen nu de tijd om te baren voor haar aangebroken was, zie er was een tweeling in haar schoot (Gen. 25:24).

De tweeling wordtr geboren. Het is opmerkelijk dat er staat: ‘zie, er was een tweeling in haar schoot’. Dat was toch al bekend? Waarom moet het dan toch nog een keer worden vermeld, en zelfs met nadruk: Zie. Let er op! Waarom moeten we op deze tweeling letten? De enige andere keer dat er in het Oude Testament sprake is van een tweeling, is bij Juda en Tamar (Gen. 38:27). Tamar, de schoondochter van Juda, is zwanger van Juda. Ook zij is in verwachting van een tweeling, Perez en Zerach. Het Hebreeuwse woord voor tweeling (te’onieum) kent een volledige en onvolledige schrijfwijze. De tweeling Jakob en Ezau wordt geschreven in de onvolledige wijze. Bij de tweeling van Tamar wordt de volledige schrijfwijze gehanteerd. De tweeling Jakob en Ezau was ‘niet volledig’. Perez en Zerach worden echter beiden (!) genoemd in het geslachtsregister van de Heere Jezus, ook al werd de Messias uit Perez geboren (Matt. 1:3). Als een twee-eenheid. In Genesis 36 zullen we de naam Zerach nog een keer tegenkomen.

Genesis 25:25    De eerste kwam tevoorschijn, rossig en helemaal behaard als een haren mantel; daarom gaf men hem de naam Ezau. Daarna kwam zijn broer tevoorschijn, terwijl zijn hand  de hiel van Ezau vasthield; daarom gaf men hem de naam Jakob.

Izak was zestig jaar oud bij hun geboorte.

Toen die jongens groot werden, werd Ezau een man ervaren in de jacht, een man van het veld. Jakob echter was een oprecht man, die in tenten woonde. Izak had Ezau lief, omdat hij graag wildbraad at;  Rebekka daarentegen had Jakob lief.

Jakob en Ezau staan tegenover elkaar. Ze zijn in alles elkaars tegenovergestelde. Grotere verschillen tussen broers zijn dan ook nauwelijks denkbaar.

Ezau is harig en rood. Harig als een mantel. Daarom is zijn naar Ezau: de harige. Later zal Izak geen verschil merken tussen een geitevel en de huid van Ezau. Het Hebreeuwse woord voor behaard is sa’ir en wordt in de Bijbel ook vaak vertaald met (geiten) bok (Lev. 16). Ook Sa’ir en Seïr, de latere woonplaats van Ezau, hebben dezelfde woordstam. Ezau is rossig, rood, net als van David gezegd wordt (1 Sam 16:12). Dat kan slaan op dezelfde haarkleur, maarm het kan ook zien op de donkere huidskleur. Rood is de kleur van Ezau.

  • Hijzelf is rood (Gen. 25:25)
  • Zijn eten is rood (Gen. 25:30)
  • Zijn land is rood. (Gen. 32:3) De woorden Adam en Edom zijn verwant aan het Hebreeuwse woord Adom, dat rood Het woord Edom is weer een woordspeling met rood.

Rood is ook de kleur van het menselijk bloed. Bloed is in het Hebreeuws: dám. Adam, Edom, bloed, aarde. In het Hebreeuws zijn dat allemaal worden van dezelfde stam. Het is de verklinkering die het verschil maakt.

Ezau wordt een jager, een man die buiten in het veld leeft. Iemand die zijn tijd als jager in het veld doorbrengt zal een fysiek sterke verschijning zijn. De Joodse traditie stelt dat Nimrod en Ezau overeenkomstig handelen. Nimrod wordt een geweldige jager genoemd en is de stichter van Babel (Gen. 10:9). Nimrod joeg op mensen voor het aangezicht van God. Dat betekent dat hij het openlijk deed.

Zo wordt in een paar streken niet alleen het uiterlijk, maar ook het karakter van Ezau getekend: aards, bloeddorstig en verborgen. Hij is de lieveling van zijn vader. Hij is het tegengenovergestelde van zijn broer Jacob.

Bij de geboorte hield Jakob der hiel van Ezau vast. Jakob betekent hij volgde, maar deze naam bevat ook het woord hiel. Het is ongewoon dat een kind ter wereld kom5t waarbij eerst de arm naar buiten komt. Het maakt de geboorte niet gemakkelijk. Waarom hield Jakob de hiel van Ezau vast? Wilde hij zo graag de eerstgeborene zijn? Streed hij met Ezau om voorrang? Er zijn meerdere uitleggingen mogelijk. De eerste is dat Ezau Jakob geen plek op de aarde gunde; hij gunde hem het leven niet. Hij vocht niet alleen met Jakob in de baarmoeder, maar ook bij de geboorte waagt hij het naar het hoofd van Jakob te trappen. Jakob verweert zich door de hiel van Ezau te grijpen. Ook in de moederbelofte wordt gesproken over vijandschap tussen twee soorten nageslacht, over hoofd en hiel. Maar dan in omgekeerde volgorde. Het slangenzaad zal de hiel vermorzelen van het Vrouwenzaad, en van het slangenzaad zal de kop vermorzeld worden. Tegen de slang, de satan, wordt gezegd in Genesis 3 vers 15:  En Ik zal  vijandschap teweegbrengen tussen u en de vrouw, en tussen uw nageslacht en haar Nageslacht; Dat zal u de kop vermorzelen, en u zult Het de hiel vermorzelen.

Het lijkt er op dat Ezau deze belofte, deze voorzegging al in de baarmoeder ongedaan wilde maken.

Een andere uitleg is dat het grijpen van de hiel door Jakob een daad van kracht is geweest, zoals we in Hosea 12 vers 4 en 5 (HSV en SV) kunnen opmaken:        In de moederschoot  pakte hij zijn broer bij de hielen; in zijn kracht streed hij  met God. Hij streed met de Engel en overwon; wenend vroeg hij Hem om genade.

De ‘sfeer’ in deze tekst is niet negatief. Van de Weerd merkt op: “Want vers 4a suggereert zoiets als: Reeds als ongeboren baby toonde hij moed en initiatief”. Ook de kanttekeningen Statenvertaling bij het woordje hiel zijn verhelderend: “Tot een teken dat God Jakob het recht der eerstgeboorte door loutere genade toegelegd had, dat hij door het recht der natuur niet kon hebben.” Jakob was door de genade van God uitverkoren om de eerstgeborene te zijn. Dat strookt ook met de uitleg van de hand van dr. F. de Graaff die het grijpen van de hiel ziet als een daad van liefde. Jakob wilde Ezau behoeden. “De hielhouder is heilbrenger. Het hoogste heil voor Esau slechts bij Jakob gevonden worden.” Jakob wil voorkomen dat Ezau de verkeerde kant op gaat. Uiteraard is dit niet een intentie die zo letterlijk verwoord staat. Ouweneel verklaart de naam van Jakob met ‘hij die in de plaats van een ander treedt’. Algemeen wordt aangenomen dat de naam van Jakob verband houdt met de betekenis ‘moge God beschermen’. Buiten Jakob om zal Ezau verstoken blijven van de zegen van de komende Messias. Zo ziet Ezau op het eind van deze eeuw, en Jakob op het begin van de eeuw die volgt. Want het begin van een man is zijn hand en het eind van een man is zijn hiel (4 Ezra 6:9-10 deuterocanoniek boek).

Jakob wordt oprecht genoemd. En dat juist als tegenstelling tot zijn broer, en zoals ook Noach en Job oprecht worden genoemd. Bloeddorstigen haten de vrome, maar oprechten zoeken zijn behoud (Spreuken 29:10).

Eigenlijk is Jakob een tweemens, zoals ook uit zijn latere naamsverandering blijkt. Van volger naar strijder: Israël. Het is opvallend dat hij en zijn nakomelingen in de Bijbel met beide namen genoemd worden (zie ook Num. 23:21). Jakob is in het heetst van de strijd altijd op vijandelijk gebied. Hij is de man in het hier-en-nu, met uitzicht op de wereld die komt. Ezau is de man ván het hier-en-nu.

Jacob woont in tenten. Hij treedt daarmee in de voetsporen van zijn vader en grootvader (Hebr. 11:9). Hij is moeders lieveling. Ezau is een zwerver; hij kent geen vaste woon- of verblijfplaats.

De aard van Ezau wordt vooral getoond door zijn uiterlijk en gedrag. Verborgen, bloeddorstig, zwervend. De aard van Jakob wordt getoond door zijn karakter en woonplaats. Oprecht, rustig en volgzaam.

Izak is 60 jaar oud. Blijkbaar is dat van belang om te weten, want daardoor weten we dat Abraham zijn kleinzonen gekend heeft.

—————————

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit het boek ‘Ezau, hij is Edom’, van Anco van Moolenbroek en hier verkrijgbaar.

Dr. Anco van Moolenbroek (1968) is gepromoveerd in de Bètawetenschappen (didactiek van de Biologie) en werkt als schoolleider in het Voortgezet Onderwijs. Na zijn opleiding als landbouwkundige werkte hij als onderzoeker in de glastuinbouw. In 1996 werd de overstap naar het onderwijs gemaakt; eerst als docent biologie, en later in diverse directiefuncties. Zijn liefde voor leren en liefde voor de Bijbel resulteerden in dit boek over Ezau, hij is Edom.

Wees de eerste die reageert op "Ezau, hij is Edom -2-"

Geef een reactie