Ezau’s zegen
Door het geloof heeft Izak zijn zonen Jakob en Ezau gezegend, met betrekking tot toekomstige dingen. (Heb. 11:20)
Uit Hebreeën 12 begrijpen we dat het eerstgeboorterecht zonder meer gekoppeld is aan de eerstgeboortezegen, al zijn ze wel te onderscheiden. Het wijst op de twee onderdelen: het heersersmandaat en het vruchtbaarheidsmandaat.
Het verhaal van de zegening van Jakob en Ezau[1] is welbekend. Izak is oud geworden en kan niet meer zien. Izak genoot van het wildbraad van Ezau. Alles draait bij hem om zijn zintuigen. Ogen, oren, mond, neus, tasten. Nu zijn zintuigen hem echter meer en meer in de steek laten, denkt hij dat hij spoedig zal sterven[2]. Daarom wil hij zijn zoon Ezau zegenen met de eerstgeboortezegen. Maar Jakob is Ezau voor; al is het met een list[3]. Nu is het Jakob die zich verbergt. Onder geitenvellen, zodat Izak zegt: het is de stem van Jakob, maar het zijn Ezau’s handen. Ook hierin zit weer een diepe betekenis. Het is Ezau die werkt, die slaaft, die zijn handen uit de mouwen steekt. En het is de stem van Jakob die gehoord wordt: “Hoor, Israël, de Heere uw God, is Eén.” Diezelfde stem van Jakob zegt: “Ik ben het Brood des Levens.”
Zo verwerft Jakob de eerstgeboortezegen. Maar ook Ezau ontvangt een zegen[4]. Deze zegen scherpt de tegenstellingen met zijn broer Jakob aan (zie tabel 2).
Tabel 2. De zegen van Jakob en van Ezau.
De zegen van Jakob: | De zegen van Ezau: |
God geve de dauw van de hemel | Ver van de vruchtbare streken van de aarde zal je woongebied zijn, en ver van de dauw van de hemel van boven. |
Van de vruchtbare streken van de aarde: | |
Overvloed van koren en nieuwe wijn | |
Volken[1] zullen je dienen | Van je zwaard zul je leven |
Naties zullen zich voor je buigen | En je broer zul je dienen |
Wees heerser over je broers | |
Vervloekt wie jou vervloekt | Maar als je tot macht komt, |
Gezegend wie jou zegent! | Zul je zijn juk van je nek afrukken |
Ver van de vruchtbare streken zal de woonplaats van Ezau zijn. Er is discussie over het woordje ver [8]. In de grondtaal staat dit woord er niet. De SV vertaalt dit vers dan ook als volgt: ‘Zie, de vettigheden van de aarde zullen uw woningen zijn, en van de dauw van de hemel van boven af [zult gij gezegend zijn]’. De toevoeging tussen [ ] is nodig om de zin dan lopend te maken, maar is tegelijk een interpretatie. Uit vroege Hebreeuwse handschriften wordt duidelijk dat het ook ver van de vruchtbare streken kan zijn [14, 15][6]. Ook het apocriefe boek der Jubileeën verwoordt het op die wijze[7].
Het erfgebied van Edom, het land Seïr, staat niet bekend als heel vruchtbaar, hoewel het vroeger veel vruchtbaarder scheen te zijn dan het nu is [14]. De Talmoed zegt dat de zonen van Ezau vertrokken naar een zeer vruchtbare streek: Magna Greacia in Zuid-Italië. Zo werd Edom verspreid over verschillende gebieden. Je zou kunnen zeggen dat zij de vruchtbare streken opgezocht hebben, ver van het vruchtbare Kanaän. Want Ezau was de man van het hier-en-nu! Het past ook beter in het beeld dat de Schrift geeft van de tegenstellingen tussen Jakob en Ezau. Zelfs de zegen die ze van vader Izak meekrijgen, is tegenovergesteld aan elkaar.
Wat is de dauw van de hemel? Het Hebreeuwse woord voor dauw stamt af van het werkwoord talal dat bedekken met een dak betekent. Jakob zal bedekt worden met de hemelse dauw. Ezau niet. De eerstvolgende keer dat we in de Bijbel lezen over de dauw is als het manna neergevallen is[8]. De manna is toegedekt door de dauw en zodra de dauw opgetrokken is, wordt het voor de Israëlieten zichtbaar. Het is een vervulling van deze zegen aan Jakob. Letterlijk ziet het op de zegen op een dorre plaats. Ook wordt het volk Israël zelf de dauw genoemd. Micha noemt hen, althans het overblijfsel van Jakob, als de dauw van JHWH in het midden van vele volken[9]. Is het om die reden dat er staat: gezegend wordt wie Israël zegent?
Als je tot heerschappij komt. Het woord heerschappij[10] kan ook vertaald worden met rusteloos zwerven. Zwerven wil zeggen: verspreiden over alle richtingen, en dat vooral vrijwillig [16]. Deze frase wil zoveel zeggen als: ‘wanneer je jezelf wil bevrijden’ [8].
Jakob is de heerser[11] en Ezau de huurder van de wereld. Jakob heeft het recht van bezit, Ezau het recht van toegang. Ook hier zien we weer dat Jakob en Ezau elkaars tegenpolen zijn. De zegen voor Ezau is een bevestiging van de zegen voor Jakob. Met één lichtpuntje voor Ezau: er komt een moment dat hij het juk van zijn schouders zal werpen. Ezau haatte Jakob om de zegen waarmee vader Izak hem gezegend had. Dat is de enige voedingsbodem voor de haat tegen Israël.
Ezau was bezig met deze tegenwoordige wereld. Zegeningen maken het verschil tussen het leven in het hier-en-nu en in de wereld die komt. Het is daarom opvallend dat Izak vermeed om Gods naam in zijn zegen van Ezau te gebruiken.
[1] Gen. 27.
[2] Hij zal echter de terugkomst van Jakob uit Haran nog meemaken. Dat is dan zeker 22 jaar later.
[3] Rashi zegt: men moet lezen: met wijsheid. Zie ook de verklaring van De Graaff [6].
[4] Ezau zegt: Ik ben uw zoon, uw eerstgeborene, Ezau. Zo beschouwde hij zichzelf nog altijd.
[5] Ammim, niet Goyim.
[6] Het schijnt dat de Rabbijnse overlevering het woordje ver ook weglaat uit sympathie en begrip voor Ezau en zijn verlies van het eerstgeboorterecht.
[7] Jub. 26:33-34.
[8] Ex. 16:13-15.
[9] Micha 5:6.
[10] Ruwd, H7300.
[11] Ook Flavius Josephus koppelt de zegen aan het koningschap [21].
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit het boek ‘Ezau, hij is Edom’, van Anco van Moolenbroek en hier verkrijgbaar.
Dr. Anco van Moolenbroek (1968) is gepromoveerd in de Bètawetenschappen (didactiek van de Biologie) en werkt als schoolleider in het Voortgezet Onderwijs. Na zijn opleiding als landbouwkundige werkte hij als onderzoeker in de glastuinbouw. In 1996 werd de overstap naar het onderwijs gemaakt; eerst als docent biologie, en later in diverse directiefuncties. Zijn liefde voor leren en liefde voor de Bijbel resulteerden in dit boek over Ezau, hij is Edom.
Wees de eerste die reageert op "Ezau, hij is Edom -4-"