De staat Israël verdreef bij zijn ontstaan in 1948 niet de Arabieren: die werden zelf opgeroepen te vertrekken door de omringende Arabische landen die Israël aanvielen. Een stukje ontstaansgeschiedenis uit het boek ‘Israël op weg naar zijn rust’ van Willem Glashouwer (Chr. voor Israël) (pg. 70-74)
Glashouwer legt uit: De Arabische staten zeiden tegen de in Palestina wonende Arabieren (Palestijnen):
Verlaat Israël maar even, dan zullen wij korte metten maken met de Joden. Over twee weken kun je terugkeren. Dan zijn alle Joden gedood en is alles van jullie. Het was een bevel van de Arabische Liga. Bleef je als Arabier, dan kon dat de dood betekenen. Zo is het probleem van de Palestijnse vluchtingen ontstaan. Niet door de Joden, maar door de Arabieren zelf. Want de Joodse staat werd niet in twee weken van de kaart geveegd.
Het wonder
Jesaja zegt: ‘En laat Hem geen rust, totdat Hij Jeruzalem grondvest en het stelt tot een lof op aarde. De HERE heeft gezworen bij Zijn rechterhand en bij Zijn sterke arm: Nooit zal Ik uw koren
meer aan uw vijanden tot spijze geven en nooit zullen vreemdelingen meer de most drinken, waarvoor gij gezwoegd hebt; maar zij die het oogsten, zullen het eten en de HERE loven, en zij die hem inzamelen, zullen hem drinken in de voorhoven van Mijn heiligdom.’
Dat heeft God beloofd, en daar mag je de HERE aan houden, zegt Jesaja tegen Israël.
Eeuwenlang heeft het Joodse volk daarom ook gebeden bij de viering van het Pascha, het Joodse Paasfeest: Volgend jaar in Jeruzalem! Eeuwenlang leek het er niet op dat die bede ooit in vervulling zou kunnen gaan. Tot 1948. Toen gebeurde het wonder. Op 14 mei 1948 riep David Ben-Goerion de onafhankelijke Joodse staat Israël uit!
De Verenigde Naties hadden op 29 november 1947 het ‘verdelingsbesluit van Palestina’ aangenomen. Onmiddellijk daarop probeerden de overmachtige Arabieren de Joden in een felle strijd de zee in te drijven en de dreigende Joodse staat in de kiem te smoren. Na aanvankelijke tegenslagen en grote verliezen, kregen de Joden ten slotte toch de overhand.
Door dit bloedige conflict, en de tegenwerking van Engeland (dat de Arabieren op alle mogelijke en onmogelijke manieren steunde) wilden de Verenigde Naties het verdelingsbesluit weer ongedaan maken. Voordat het zover kon komen, riep David Ben-Goerion, nog geen half jaar na het verdelingsbesluit, dus de Joodse staat uit.
De laatste Britse troepen verlieten de volgende dag het land, en op diezelfde dag vielen zeven Arabische staten Israël aan. De ongelijke strijd viel tenslotte als een wonder Gods toch ten gunste van Israël uit en zo werd in begin 1949 een wapenstilstandsverdrag gesloten. Inmiddels had Egypte echter wel de kuststrook van Gaza veroverd, en had Jordanië de westelijke oever van de Jordaan en Oost-Jeruzalem bezet. Zij weigerden de wapenstilstand om te zetten in een vrede.
Britse tegenstand
De rol van Engeland – het is al eerder opgemerkt – was buitengewoon dubieus tot regelrecht anti-Joods. Tot ere echter van Engeland moet gezegd worden dat daar in 1917 de ‘Balfour
Declaration’ (de Balfour-verklaring) werd aangenomen, waarin het recht van het Joodse volk werd uitgesproken om in Palestina een ‘nationaal thuis’ op te richten. Maar toen men na de Eerste Wereldoorlog het mandaat over Palestina kreeg, omdat er aan vierhonderd jaar Turkse overheersing een einde kwam, stelden de Britten zich in toenemende mate achter de Arabieren op. Britse militairen zetten Jood en Arabier in Palestina tegen elkaar op.
Al in 1923 besloot Londen in het geheim om door politieke en economische middelen het zionisme de kop in te drukken. Het was de eerste Britse ‘High Commissioner’ (Hoge Commissaris) over Palestina, Herbert Samuël, die akkoord ging met het in 1922 onttrekken van ‘Trans-Jordanië’ aan het toekomstig Joods Nationaal Tehuis.
In 1923 zegden de Britten Trans-Jordanië onafhankelijkheid toe, die het land in 1928 verkreeg. Begin 1919 had het Arabische Nationale Congres in Damascus al Syrië en Irak tot twee aparte
staten uitgeroepen, zodat de kaart in het Midden-Oosten steeds meer de huidige vorm begon te krijgen. In 1945 werd de Arabische Liga opgericht, waarvan ook Jordanië lid werd. Op 22
maart 1946 erkenden de Britten de Arabische Liga en verwierf Jordanië volledige onafhankelijkheid. In 1948 viel dus Jordanië, samen met Egyptische, Syrische en Iraakse troepen, de nieuwe staat Israël aan. Israël was terug op het wereldtoneel, maar Israëls vijanden evenzeer, niet in de laatste plaats door de rol die Engeland speelde.
Buitengewoon schrijnend was Engelands rol vlak voor deTweede Wereldoorlog. Terwijl de Joodse synagogen in alle steden van Duitsland in brand stonden, aangestoken door de nazi’s en het door hen opgehitste Duitse volk, terwijl de eerste berichten over concentratiekampen begonnen door te dringen en iedereen op grond van het boek Mein Kampf van Adolf Hitler kon nagaan wat er met de Joden zou gaan gebeuren, juist toen kwam op 17 mei 1939 Londen met het besluit dat Joodse immigratie in Palestina beperkt moest worden tot 75.000 personen.
De ‘High Commisioner’ moest vrijwel alle Joodse landaankopen daar verhinderen en er zou binnen tien jaar een autonoom bestuur gevormd moeten worden. Op die manier kon men er voor zorgen dat de Joodse bevolking in Palestina permanent de minderheid in hun toekomstig eigen Joods Nationaal Tehuis zou zijn!
Een Engelsman schrijft: Terwijl onder het satanische regime van Goebbels een half miljoen Joden mishandeld worden en velen de hongerdood nabij zijn en sterven, zonder thuis, zonder werk, zonder hoop, proberen velen te ontkomen naar Palestina. Maar ze worden door onze regering behandeld als ‘illegale immigranten’.
Gedurende de hele oorlog heeft Engeland deze politiek volgehouden, wat er ook in Europa onder de nazi’s met de Joden gebeurde. Ja, zelfs na de val van Hitler kregen Engelse soldaten
de order om op deze menselijke wrakken, die de concentratiekampen ternauwernood overleefd hadden, te schieten wanneer ze Palestina trachtten binnen te komen. De Arabische bevolking
in Palestina juichte over de vernietiging van Joden door Hitler.
De Grootmoefti (leider van de moslims) in Jeruzalem, Hoesseini, was een persoonlijke vriend van Hitler. Maar Engeland verkoos de Moefti en zijn moordenaars (die regelmatig Joden in Palestina vermoordden in pogroms in Jeruzalem en in de rest van het land) te steunen, tegen de Joodse belangen in. En ondanks de Tweede Wereldoorlog dwongen de Britten de Joodse overlevenden te blijven in ‘concentratiekampen’ en brachten ze boten tot zinken die ‘illegaal’ de kust van Palestina probeerden te bereiken. Joodse mensen die daarbij niet verdronken waren en zwemmend de kust wisten te bereiken, werden door de Engelsen in nieuwe concentratiekampen gezet! Joodse patriotten werden in Palestina opgehangen.
De socialist Ernest Bevin, de Britse minister van buitenlandse zaken, zal in de met bloed besmeurde annalen van de Joodse geschiedenis zij aan zij met de grootste Joodse vervolgers
herinnerd worden, van de farao van Egypte tot Hitler toe. Tussen december 1947 en mei 1948 werden iedere maand honderden Joden in Palestina vermoord op de wegen en in de velden, maar de Britten stonden niet toe dat Joden zich om veiligheidsredenen in gewapende konvooien zouden verplaatsen. Voor de Arabische moordenaars kneep men een oogje dicht.
Niet van de kaart
Toen in 1948 de jonge Joodse staat meteen door de omringende Arabische landen werd aangevallen, bestonden de legers, met hulp van het Britse Oppercommando, uit: het leger van Noord-Palestina van Syriërs en Iraki: 4000 man; het leger van Oost-Palestina: 4000 huurlingen en bedoeïenen, onder de ogen van het Britse leger gerekruteerd in Trans-Jordanië; het leger van West-Palestina: 3000 man, gelegerd in Tel Aviv en op de weg naar Jeruzalem; het Egyptische leger in het zuiden, buitengewoon sterk en goed bewapend: 10.000 man.
Onder de ogen van de Britse soldaten hadden deze legers ten tijde van Israëls geboorte de volgende voordelen gekregen: ze beheersten de vitale weg Haifa-Tel Aviv; ze hadden de Joodse bevolking van Jeruzalem volkomen geïsoleerd en ook die van de kibbutzim in de streek bij Betlehem; ze konden Tel Aviv onmiddellijk bedreigen en de wegen naar Jeruzalem en naar de kibbutzim in het zuiden afsnijden; ze hadden de kibbutzim in de Negev geheel geïsoleerd. Bij de overdracht van het mandaat over Palestina door de Britten aan Israël, verlieten ze hun militaire posten en gaven deze, vaak inclusief bewapening, in handen van de Arabieren. De situatie was voor de Joden hopeloos en uitzichtloos.
De Arabische staten zeiden tegen de in Palestina wonende Arabieren (Palestijnen): Verlaat Israël maar even, dan zullen wij korte metten maken met de Joden. Over twee weken kun je terugkeren. Dan zijn alle Joden gedood en is alles van jullie. Het was een bevel van de Arabische Liga. Bleef je als Arabier, dan kon dat de dood betekenen. Zo is het probleem van de Palestijnse vluchtingen ontstaan. Niet door de Joden, maar door de Arabieren zelf. Want de Joodse staat werd niet in twee weken van de kaart geveegd.
Onbegrijpelijk, maar een bevolking van 600.000 Joden overleefde de aanval die opgezet was door de leiders van 45 miljoen vijanden die hen omringden. Het woord ‘wonder’ was op ieders lippen. De HERE streed aan de zijde van Zijn volk, als in de dagen van het Oude Testament.
De gebeurtenissen in 1956 toen Nasser van Egypte, die vlak daarvoor het Suez-kanaal had genationaliseerd en op het punt stond eens en voor altijd het ‘Joodse probleem’ op te lossen, verhalen we niet in detail. Maar Israël beet van zich af en stond binnen de kortste keren, dwars door de Sinaï-woestijn, aan de rand van het Suez-kanaal. Bij de bagage van de Arabische soldaten van het Egyptische leger die krijgsgevangen werden gemaakt, vonden ze dozen met boeken: Mein Kampf, in Arabische vertaling.
In 1969, precies op de negentiende verjaardag van Israëls onafhankelijkheid, bracht Nasser zijn tanks de Sinaï in, sloot de Golf van Akaba af en dreigde de Joodse steden met zijn luchtmacht te
bombarderen. Jordanië deed mee. Door de Israëlische luchtmacht werd in een gedurfde verrassingsaanval de gehele Egyptische luchtmacht in Egypte op de grond vernietigd. Jordanië
werd verslagen, de westoever van de Jordaan (die Jordanië sinds 1948 bezet hield) en ook Oost-Jeruzalem veroverd. Voor het eerst sinds bijna tweeduizend jaar, was Jeruzalem weer de ongedeelde hoofdstad van de onafhankelijke Joodse staat Israël.
Wees de eerste die reageert op "Israël verdreef de ‘Palestijnen’ niet bij zijn ontstaansgeschiedenis"