Gods land mag niet worden ontheiligd door het vergieten van onschuldig bloed. Er moet verzoening gedaan worden door de dader te berechten, of indien deze niet bekend is, het doden van een jonge koe, die als het ware de bloedschuld op zich neemt.
De Bijbelgedeelten voor de komende shabbat Shofetiem (Rechters) zijn:
✡ Torahlezing: Deuteronomium 16:18 – 21:9,
✡ Profetenlezing: Jesaja 51:12 – 52:12,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Matteüs 3:1-17.
In verband met het onderwerp wijken we daar van af.
Een gedeelte uit de Torahlezing
Wanneer in het land dat de HEERE, uw God, u geeft om dat in bezit te nemen, iemand gevonden wordt die gedood is, liggend in het open veld, en niet bekend is wie hem doodgeslagen heeft, dan moeten uw oudsten en uw rechters eropuit gaan om de afstand te meten tot de steden rondom degene die gedood is. En in de stad die het dichtst ligt bij degene die gedood is, moeten de oudsten van die stad een jonge koe van de runderen nemen, waarmee nog niet gewerkt is, die nog niet onder een juk de ploeg getrokken heeft. En de oudsten van die stad moeten de jonge koe brengen naar een dal waar altijd water stroomt, waar niet gewerkt of gezaaid is. Daar in het dal moeten zij de jonge koe de nek breken. Daarna moeten de priesters, de zonen van Levi, naar voren komen, want hen heeft de HEERE, uw God, uitgekozen om Hem te dienen en om in de Naam van de HEERE te zegenen, en overeenkomstig hun uitspraak moet elk geschil en elke zaak van geweldpleging afgehandeld worden.
En alle oudsten van die stad die het dichtst ligt bij degene die gedood is, moeten hun handen wassen boven de jonge koe waarvan in het dal de nek gebroken is. Zij moeten het woord nemen en zeggen: Onze handen hebben dit bloed niet vergoten en onze ogen hebben het niet gezien. Doe verzoening over Uw volk Israël, dat U, HEERE, verlost hebt, en leg geen onschuldig bloed te midden van Uw volk Israël! Dan zal die bloedschuld voor hen verzoend zijn. Zo moet ú het onschuldige bloed uit uw midden wegdoen. U moet immers doen wat juist is in de ogen van de HEERE.
Deuteronomium 21:1-9 (HSV).
Een gedeelte uit de Profetenlezing
Beproef mij, HEERE, ja, stel mij op de proef, toets mijn nieren en mijn hart.
Want Uw goedertierenheid houd ik voor ogen, ik wandel in Uw waarheid.
Ik zit niet bij valsaards, met huichelaars ga ik niet om.
Ik haat het gezelschap van kwaaddoeners, bij goddelozen zit ik niet.
Ik was mijn handen in onschuld; ik ga rondom Uw altaar, HEERE,
om een loflied te doen horen en al Uw wonderen te vertellen.
Psalm 26:2-7 (HSV).
Een gedeelte uit het Nieuwe Testament
De Romeinse stadhouder Pilatus verhoort Jezus, die door de Joodse leiders uit nijd bij hem wordt aangeklaagd. Pilatus weet in zijn hart, dat Jezus onschuldig is, maar hij wil ook de Joodse leiders te vriend houden en is bang voor rellen. Hoe redt hij zich daaruit?
De stadhouder antwoordde hun en zei: Wie van deze twee wilt u dat ik voor u zal loslaten? Zij zeiden: Barabbas. Pilatus zei tegen hen: Wat zal ik dan doen met Jezus, Die Christus genoemd wordt? Zij zeiden allen tegen hem: Laat Hem gekruisigd worden! Maar de stadhouder zei: Wat voor kwaad heeft Hij dan gedaan? Maar zij riepen des te meer: Laat Hem gekruisigd worden!
Toen Pilatus zag dat hij niets bereikte, maar dat er veeleer opschudding ontstond, nam hij water, waste zijn handen voor de ogen van de menigte en zei: Ik ben onschuldig aan het bloed van deze Rechtvaardige. U moet maar zien. En heel het volk antwoordde en zei: Laat Zijn bloed maar komen over ons en over onze kinderen!
Matteüs 27:22-25 (HSV).
Ontheilig het land niet
God sprak tot Kaïn, na de moord op diens broer Abel: ‘Er is een stem van het bloed van uw broer, dat van de aardbodem tot Mij roept’ (Genesis 4:10).
Gods land mag niet worden ontheiligd door onschuldig vergoten bloed. Er moet verzoening gedaan worden door de dader te berechten, of indien deze niet bekend is, het doden van een jonge koe met een nekslag, die als het ware de bloedschuld op zich nam. Het koekalf werd niet verbrand, zoals dat gebruikelijk is bij een offer. Zijn dood is echter een offer voor de zonde van een onbekende dader.
Het was de taak van de oudsten en rechters van de dichtstbij gelegen stad om de dode te begraven en bij een beek in onbebouwd land een koekalf te doden, hun handen te wassen en uit te spreken ‘Onze handen hebben dit bloed niet vergoten en onze ogen hebben het niet gezien. Doe verzoening over Uw volk Israël, dat U, HEERE, verlost hebt, en leg geen onschuldig bloed te midden van Uw volk Israël!’ Door dit ritueel bleef de bloedschuld niet boven de stad hangen.
‘De Mishna (de opgeschreven mondelinge leer) legt een verband tussen de verantwoording van de stad voor de gedode en het door de stad wegsturen van een vreemdeling zonder voedsel of begeleiding’, schreef Joël Erwteman in een commentaar. Dit wijst op de verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur voor de openbare orde en veiligheid in de gemeente. Opdat de gemeente niet ontheiligd wordt door onrecht.
In Psalm 26 vraagt koning David of God hem wil toetsen: ‘Beproef mij, HEERE, ja, stel mij op de proef, toets mijn nieren en mijn hart’, opdat hij kan zeggen ‘ik was mijn handen in onschuld’. Zo kan hij een voorbeeld zijn voor zijn volk (ondanks zijn fouten), opdat het land niet wordt ontheiligd door zonde en geweld.
De stadhouder Pilatus waste zijn handen ‘in onschuld’, na het verhoren en ter dood veroordelen van Jezus. Daarmee greep hij terug op het Bijbelse gebruik, om de schuld van zich af te schuiven. Hij deed dit niet om zichzelf vrij te pleiten, maar als een publiek gebaar, dat hij geen reden zag om Jezus tot de doodstraf te veroordelen. Hij erkende hiermee Jezus’ onschuld en hield de Joden voor, dat zij de schuldigen waren.
Dit doet niets af van zijn schuld en mede-verantwoordelijkheid voor het onschuldige bloed dat vergoten gaat worden. Door dit ritueel werd hij niet onschuldig.
U mag het land waarin u woont niet ontheiligen, want het bloed ontheiligt het land. Voor het land kan geen verzoening gedaan worden over het bloed dat erin vergoten wordt, dan door het bloed van degene die dat vergoten heeft. (Numeri 35:33).
Wees de eerste die reageert op "Shabbatslezingen: Ontheilig het land niet"