‘Uw naam worde geheiligd’, is een van de beden van het gebed Onze Vader. God is heilig, en wie tot God gaat in gebed, moet rein zijn, Gods eer zoeken. Zo moesten ook de priesters zich reinigen voor hun dienst in de tabernakel.
De Bijbelgedeelten voor de komende sjabbat Pekoede (Dit zijn de kosten) zijn:
✡ Torahlezingen: Exodus 38:21 – 40:38,
✡ Profetenlezing: 1 Koningen 7:51 – 8:21,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Hebreeën 8:1-13.
In verband met het thema wijken we daarvan af.
Gedeelten uit de Torahlezingen:
En de HEERE sprak tot Mozes: U moet vervolgens een koperen wasvat maken, met een bijbehorend koperen voetstuk, voor het wassen. En u moet het plaatsen tussen de tent van ontmoeting en het altaar, en er water in doen, zodat Aäron en zijn zonen hun handen en voeten (met water) daaruit kunnen wassen. Wanneer zij de tent van ontmoeting binnengaan, moeten zij zich met water wassen, opdat zij niet sterven. Of wanneer zij tot het altaar naderen om dienst te doen door een vuuroffer voor de HEERE in rook te laten opgaan, moeten zij hun handen en voeten wassen, opdat zij niet sterven. Dit is een eeuwige verordening voor hen, voor Aäron en zijn nageslacht, al hun generaties door.
Vervolgens maakte hij het koperen wasvat met het bijbehorende koperen voetstuk uit de spiegels van de dienstdoende vrouwen, die dienstdeden bij de ingang van de tent van ontmoeting.
Zo werd al het werk aan de tabernakel, aan de tent van ontmoeting voltooid; de Israëlieten maakten het namelijk overeenkomstig alles wat de HEERE Mozes geboden had, zo deden zij het. Daarna brachten zij de tabernakel naar Mozes, de tent en alle bijbehorende voorwerpen: zijn haken, planken, dwarsbalken, pilaren en voetstukken; (…) het koperen altaar, het koperen rooster dat daarbij hoort, zijn draagbomen en alle bijbehorende voorwerpen, het wasvat met zijn voetstuk.
Exodus 30:17-21, 38:8 en 40:32-33 en 39 (HSV)
Een gedeelte uit de Profetenlezing:
Koning Salomo stuurde (een bode) en liet Hiram uit Tyrus halen. Hij was de zoon van een vrouw die weduwe was uit de stam van Naftali, en zijn vader was een man uit Tyrus, een koperwerker. Hij was vol van wijsheid en inzicht, en van de kennis om allerlei werk in koper te maken. Hij kwam bij koning Salomo in dienst en deed al diens koperwerk.
Verder maakte hij de gegoten zee; tien el van zijn ene rand tot zijn andere rand, helemaal rond en vijf el in zijn hoogte: een meetlint van dertig el kon hem rondom omspannen. Onder zijn rand zaten kolokwinten, die hem rondom omringden, tien per el, om heel de zee heen. Twee rijen kolokwinten waren bij het gieten ervan meegegoten. Hij stond op twaalf runderen, drie naar het noorden gekeerd, drie naar het westen gekeerd, drie naar het zuiden gekeerd en drie naar het oosten gekeerd, en de zee stond daarbovenop. Al hun achterlijven waren naar binnen gekeerd. En zijn dikte was een handbreed en zijn rand had de vorm van de rand van een beker, als een leliebloesem. Hij kon tweeduizend bath bevatten.
1 Koningen 7:1-2 en 23-26 (HSV)
Gedeelten uit het Nieuwe Testament:
En vóór het feest van het Pascha, toen Jezus wist dat Zijn uur gekomen was dat Hij uit deze wereld zou overgaan naar de Vader, heeft Hij de Zijnen, die in de wereld waren en die Hij liefgehad had, liefgehad tot het einde.
Toen dan de maaltijd plaatsvond en de duivel Judas Iskariot, de zoon van Simon, al in het hart gegeven had Hem te verraden, stond Jezus, Die wist dat de Vader Hem alle dingen in handen gegeven had en dat Hij van God uitgegaan was en tot God heen ging, op van de maaltijd, legde Zijn kleren af, nam een linnen doek en deed die om Zijn middel. Daarna goot Hij water in de waskom en begon de voeten van de discipelen te wassen en af te drogen met de linnen doek die Hij om Zijn middel had.
Zo kwam Hij bij Simon Petrus en die zei tegen Hem: Heere, wilt Ú mij de voeten wassen? Jezus antwoordde en zei tegen hem: Wat Ik doe, weet u nu niet, maar u zult het later inzien. Petrus zei tegen Hem: U zult mijn voeten in der eeuwigheid niet wassen! Jezus antwoordde hem: Als Ik u niet was, hebt u geen deel met Mij. Simon Petrus zei tegen Hem: Heere, niet alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en mijn hoofd. Jezus zei tegen hem: Wie gebaad heeft, heeft slechts nodig dat zijn voeten worden gewassen, want hij is al geheel rein. En u bent rein, maar niet allen.
En dit is de boodschap die wij van Hem gehoord hebben en aan u verkondigen, dat God licht is en dat in Hem in het geheel geen duisternis is.
Als wij zeggen dat wij gemeenschap met Hem hebben en wij toch in de duisternis wandelen, liegen wij en doen de waarheid niet. Maar als wij in het licht wandelen, zoals Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkaar, en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.
Als wij zeggen dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en is de waarheid niet in ons. Als wij onze zonden belijden: Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid. Als wij zeggen dat wij niet gezondigd hebben, maken wij Hem tot leugenaar en is Zijn woord niet in ons.
Johannes 13:1-10, 1 Johannes 1:5-10 (HSV)
Reinig je voordat je tot God nadert
We lezen bij de voltooiing van de tabernakel, dat alle dingen op hun plaats werden gezet, in of voor de tent. Een van die voorwerpen was het grote wasvat, gevuld met water, geplaatst tussen het altaar en de tabernakel. Daarin moesten de priesters hun handen en voeten reinigen, voordat zij tot God mochten naderen om dienst te doen in het heiligdom. Het stof en vuil van de aarde – symbool van de zonde – moest eerst worden verwijderd.
Ook voor ons geldt, dat wij ons moeten laten reinigen van de zonden wanneer wij tot God naderen. Dat doen we niet door onze handen te wassen met water of een douche te nemen, maar door onze zonden te belijden voor God, en Hem om vergeving en reiniging te vragen. Zoals de priester zijn zonden beleed door een offer te brengen en zijn handen en voeten te reinigen bij het wasvat, voordat hij de tabernakel binnenging om een reukoffer te brengen – symbool van de opstijgende gebeden – of te zorgen voor de olielampen, symbool van het licht dat Gods onderwijzing in ons leven brengt.
Verberg Uw aangezicht voor mijn zonden; delg al mijn ongerechtigheden uit. Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in mijn binnenste een standvastige geest. (Psalm 51:11-12, HSV)
Zie ook deze Sjabbatslezingen:
Leef onder Gods zegen, Exodus 39,
Jezus weerspiegeld in de tabernakel, Exodus 40.
Wees de eerste die reageert op "Sjabbatslezingen: Reinig je voordat je tot God nadert"