Toen God het volk Israël uit Egypte leidde, gingen er aan die Uittocht 10 plagen vooraf. De 10e plaag was de dood der eerstgeborenen. Allen die geen pascha-ram (apartgezet op de 10e Nisan) geslacht hadden, zouden dat – zowel de Egyptenaren in Egypte, als de Israëlieten in Gosen – moeten bekopen met de dood van hun eerstgeborenen.
In de nacht van de 14e Nisan spaarde God de eerstgeborenen van Zijn volk Israël, daar zij, gehoorzaam aan het gebod, het bloed van de pascha-ram aan de deurposten en bovendorpel gestreken hadden.
Dat is het Pascha uit het Oude Testament voor het fysieke volk Israël, Gods eerstgeborene onder de volken, als een gedachtenis van hun (ver)lossing uit Egypte.
Vanaf dat moment werd de jaarlijkse viering van die historische gebeurtenis ook een profetisch heenwijzen naar hun toekomstige Messias, Die als Eerstgeboren Zoon van God, verraden en overgeleverd zou worden in de nacht van 14 Nisan.
Het Pascha uit de Thora gedenkt de bescherming van Gods volk tegen de 10e plaag, de dood der eerstgeborenen.
Thans – en onder thans wordt de hele periode tussen de 1e Komst en 2e Komst, verstaan – thans is er óók het Nieuw Testamentisch Pascha voor de gemeente, voor het Lichaam van Christus.
In de eerste eeuw vierde Gods Gemeente op de 14e Nisan het Heilig Avondmaal, het Nieuw Testamentisch Pascha, met brood en wijn, ingesteld door Jezus Christus Zelve, op de avond van de 14e, vóór Zijn dood op de 14e.
Jezus gaf nieuwe uitleg en nieuwe accenten aan de symbolen van de Pascha-maaltijd: het breken van het Ongezuurde Brood stelde voortaan Zijn gebroken lichaam voor en de wijn Zijn vergoten bloed. Deze werden op die historische Pascha-avond de symbolen van het Nieuwe Verbond (Nieuwe Testament).
De vroege kerk vierde deze jaarlijkse gedachtenis van de kruisiging: op de 14e Nisan. Het bewijs hiervoor is te vinden in de ‘Quartodecimaanse kwestie’. Eeuwenlang verdedigden bisschoppen van de Kerk in het Oosten, dat de jaarlijkse herdenking van Christus’ dood op de 14e Nisan behoorde te vallen. Een groeiend aantal gelovigen nu, herdenkt de dood van Christus óók en vooral op de 14e Nisan.
In de toekomst zal er een versmelting komen van het Pascha van het Oude en Nieuwe Testament. De altoosdurende Feesten van de HEER – en één daarvan is Pascha – werden in het 4e millennium in Israël met grote nadruk op de offeranden in de tempel gevierd. In het 5e en 6e millennium werd Pesach in het Jodendom – zonder tempel – wellicht het belangrijkste Feest van het jaar.
Tegelijkertijd vierde de Gemeente van Christus in het 5e en 6e millennium ‘de 14e Nisan dood’ van het ‘Perfecte Pascha-lam, Jezus Christus’, met grote nadruk op de symbolen van brood en wijn, die voor haar geestelijke verlossing uit geestelijk Egypte symboliseerden.
In het volmaakte Vrederijk van het 7e millennium onder Christus, zal er een volmaakte synthese komen. Joden zullen Jezus van Nazareth als hun Messias erkennen; Christenen zullen Gods Sabbatten en Feesten vieren. Zo’n 2½ km ten noorden van Jeruzalem zal de Tempel van Ezechiël verrijzen (Eze 40-48), waarin ook het jaarlijkse Pascha zal passen: In de 1e maand, op de 14e dag der maand, zult gij het Pascha vieren … (Eze 45:21).
Meld u aan voor een gratis abonnement op Waarheid & Vrede en vermeld ook uw adres, postcode en woonplaats
Wees de eerste die reageert op "Toen, thans en in de toekomst: Pesach"