“Chana, kom nou!” roep ik naar mijn treuzelende dochter.
Met mijn zoon Sjimon aan de hand en Chana in mijn kielzog haast ik me achter Judit aan. Yeshua is in onze stad. We schieten door de stegen en al snel prikt het zweet op mijn rug. Ondanks dat Judit haar zoontje op haar arm draagt, manoeuvreert ze zich als een jonge berggeit overal langs. Weer kijk ik over mijn schouder en zie dat Chana vlak achter me is. Als Judit plots stilstaat, bots ik bijna tegen haar rug. Hier is het. Aan de groep mensen te zien, is hij er nog. Opgelucht veeg ik met mijn hoofddoek het zweet van mijn gezicht.
“Mama, ik moet plassen.”
Sjimon trekt aan mijn hand. Zijn wiebelende benen vertellen me dat hij nodig moet. Nu. Waarom moet hij altijd op de meest onmogelijke tijden?
“Jij blijft bij Judit,” snauw ik tegen Chana.
Ik haast me om een rustig plekje te vinden en sleep Sjimon achter me aan. In een smalle steeg, even verderop, leegt hij zijn blaas. Als we terugkomen, zijn Judit en Chana verdwenen. Bij de poort staan een paar mannen en ik sla mijn ogen neer als ik dichterbij kom. Mijn hart klopt in mijn keel als ik de binnenplaats op stap. In de schaduw onder de olijfboom zit Yeshua op de grond. Kinderen hebben zich om hem heen verzameld. Chana heeft zich naast hem geïnstalleerd en even slaat hij zijn arm om haar smalle schouders. Een klein meisje met wilde, donkere krullen, speelt met een van de kwastjes die aan zijn mantel zit en Yeshua kietelt haar onder de kin. Verbaasd zie ik dat Sjimon, die vaak aan mijn benen blijft hangen, me loslaat en naar hem toe loopt. Yeshua slaat zijn arm om mijn jongen heen en legt zijn hand op zijn hoofd. Hij fluistert in zijn oor.
Hij zegt iets tegen ieder kind.
Matteüs, Marcus en Lucas verhalen alle drie over Yeshua die de kinderen zegent. ‘Want voor hen is het koninkrijk van God.’ De gebeurtenis speelt zich af in het voorjaar, ergens onderweg van Galilea naar Jeruzalem, voor het beruchte Pesach waarop Yeshua zijn leven gaf.
En ja, ik wilde dat ik er bij was toen Hij de kinderen zegende. In de Bijbel staat niet welke zegen Yeshua uitsprak, iets wat ik best zou willen weten. Misschien zei Hij tegen elke jongen: ‘Dat je mag worden als Efraïm en Manassa’ en tegen elk meisje: ‘Dat je mag worden als Sarah, Rebekka, Lea en Rachel’. Ik weet het niet.
Zegenen brengt vreugde.
Wat ik wel weet is dat het zegenen van kinderen iets geweldigs moois is. Zo mocht ik tijdens kinderkerk eens uitleggen wat zegenen is en heb toen meteen daad bij woord gevoegd. Daardoor was de toon gezet in de kleine ruimte. De zegen brengt een tastbare vreugde met zich mee.
Dat merken we thuis ook. Eerlijk gezegd waren wij het niet gewend om onze kinderen de handen op te leggen en te zegenen. Tuurlijk vroegen we de Eeuwige of Hij onze kinderen wil zegenen, maar meer dan dat was het niet. Binnen het Jodendom zegenen vaders hun kinderen elke vrijdagavond. Dat leek me een prachtige traditie.
Omdat vrijdagavond ook onze mooiste avond van de week is, hebben we deze dag tot ‘zegendag’ gebombardeerd. Ik kocht ijs, want mezelf kennende kon ik het zegenritueel wel eens vergeten, maar als ik er ijs aan zou koppelen, zouden de kinderen me eraan herinneren. De eerste keren zegenen waren onwennig, maar naarmate de weken elkaar opvolgden, werd het gewoon.
Op welke personen die in de Bijbel langskomen wil je lijken?
Vaak vraag ik ze op wie in de Bijbel ze willen lijken. Onze oudste, een meisje, kiest steevast Mirjam, de zus van Mozes, omdat ze vindt dat zij een goede zus is. Ik zegen haar in de naam van Yeshua/Jezus en wens haar toe dat ze mag worden als Mirjam, een vrouw die profeteerde voor de Eeuwige, die danste voor de Eeuwige en die een goede zus was voor Mozes.
Onze jongste wisselt wat meer met personen. Als hij in zijn superheldenfase zit, is Simson favoriet. Is hij meer bezig met zwaardgevechten, dan wordt David genoemd. Dan zegen ik mijn zoon en spreek uit dat hij sterk mag worden als Simson en zich net als hij door de Eeuwige laat gebruiken of dat hij een man wordt naar Gods hart, zoals koning David.
Mijn woorden zijn gebrekkig.
Waarschijnlijk zijn mijn woorden gebrekkig en er is vast wat op aan te merken. Gelukkig wil de God van Israël met beperkte mensen werken. Dat geeft hoop, want Jezus zegt iets tegen ieder kind. Ook vandaag, ook tegen die van ons.
Zegenen betekent de connectie met de Eeuwige maken. Stel dat je iemand tegenover je hebt die erg vijandig is, dan kan je in een schietgebedje zegen vragen voor deze persoon, de kans is groot dat hij of zij dan gewoon wegloopt, niet doorhebbende dat ze in gesprek met je waren. Zelf heb ik dit veelvuldig mee gemaakt. Kwestie is dat niet zij, maar de tegenstander het woord voert, met de zegen doorbreek je de connectie met satan, en dan staan ze met hun mond vol tanden, onbewust wat zich even daarvoor geschiede.
goed idee het zegenen op elke vrijdag ga ik ook uitproberen
Mooi om te lezen! Veel zegen. 😉