Archeologie: Beth Sjemesj, halteplaats van de Ark

Deze plaats is bekend van de reis die de Ark van het Verbond maakte. De Filistijnen hadden deze in de strijd veroverd, maar waren er niet echt blij want hij veroorzaakte alleen maar ziekten en een muizenplaag.

Ze stuurden hem daarom van de ene Filistijnse stad naar de andere, en wilden hem liever kwijt. Toen bovendien het beeld van hun afgod Dagon van zijn voetstuk viel en kapot op de grond lag voor de Ark, realiseerden de Filistijnen zich, dat de God van de Israëlieten blijkbaar niet wilde dat de Ark in hun bezit was. Ze besloten hem terug te sturen.
Om te testen of hun ziekten door de hand van God kwamen of toeval waren, ‘zetten zij de ark van de HEERE op de wagen, evenals het kistje met de gouden muizen en de beeldjes van hun gezwellen. De koeien liepen regel­recht, in één spoor, de weg langs, op weg naar Beth-Semes; zij liepen al loeiend steeds maar door en weken niet af naar rechts of naar links. De stads­vorsten van de Filistijnen liepen er achter­aan, tot aan het gebied van Beth-Semes. De inwoners van Beth-Semes waren de tarweoogst aan het maaien in het dal. Toen zij hun ogen opsloe­gen en de ark zagen, waren zij verheugd die te zien’, lezen we in 1 Samuël 6:11-13.

Toen de Ark in Bet Sjemesj aankwam, waren de bewoners verheugd, maar ook nieuwsgierig. Ze openden het deksel van de Ark om er in te kijken. Waren zij vergeten, dat niemand de Ark mocht aanraken? Zelfs wanneer de Ark moest worden vervoerd, moest hij met twee draagbomen worden opgetild. Om hun ongehoorzaamheid doodde God een aantal mannen uit de stad. Ze hadden beter moeten weten: God is heilig.

In plaats van zich van de Ark te ontdoen zoals de Filistijnen hadden gedaan, zochten ze een andere, geschiktere gastheer voor de Ark. Toen zeiden de mannen van Beth-Semes: “Wie zou kunnen bestaan voor het aangezicht van de HEERE, deze heilige God? En naar wie van ons zal hij gaan?” (1 Samuel 6:20) Zo stuurden ze afgezanten naar de Joodse stad Kiriath-Jearim, die ze waardiger achtten om te komen en de Ark van hen over ​​te nemen.

Een Kanaänitische stad
Bet Sjemesj was oorspronkelijk een Kanaänitische stad. De naam בית שמש kan worden vertaald als ‘Huis van de Zon’, een naam die de stad kreeg omdat haar inwoners de zon aanbaden.

Bet Sjemesj werd veroverd in de tijd van Jozua. De stad is gelegen op de grens de stamgebieden van Dan en Juda, volgens Jozua 15:10. Het was een van de 13 steden die aan de Kohanim, de priesters die in de tempel dienen, als erfdeel werden gegeven, vermeldt Jozua 21:15. Bet Sjemesj was de belangrijkste stad in de Sorek vallei, omdat hij strategisch gelegen was aan de noord-zuid en de oost-west verbindingsroute.

Watersysteem
‘In 2007 werd de meest indrukwekkende vondst op de tel ontdekt’, vertelt Nosson Shulman. ‘​​Een paar verveelde tieners pakten een camera, bonden deze aan een touwtje en lieten deze in een gat in de grond zakken om foto’s te maken. Onbewust hadden ze daardoor het grootste watersysteem gevonden in het Bijbelse Israël (buiten Jeruzalem).

Omdat er geen bronnen in Bet Sjemesj waren en de dichtst­bijzijnde bronnen te ver weg waren om er elke dag heen te lopen, werd bijna al hun drink­water gele­verd door regen­val. Omdat elke druppel regen van vitaal belang was voor hun overleving, hadden alle daken een systeem van buizen die het water leidden naar de waterput, twee ondergrondse cisterns met een inhoud van 210 m3, om niets te verspillen. Dat was voldoende water om een beleg van drie maanden te doorstaan.

De Assyrische koning Sennacherib verwoestte Bet Sjemesj in zijn campagne tegen Juda in 701 v.Chr. De stad werd verlaten, maar later keerden enkele Judese families terug, herstelden het water­recervoir en woonden enige tijd in de omgeving.
Veel aardewerk potten, gebroken tijdens het putten van water, bleven achter in de dikke laag slib die zich op de bodem van het reservoir had opgehoopt. Op een in de rots uitgehouwen bank aan de ingang van het reservoir werden twee kruiken en een kookpot gevonden, kennelijk achtergelaten door de laatste inwoners van Beit Shemesh.
Deze poging van Judeese families om zich opnieuw in Beit Shemesh te vestigen stuitte op verzet van hun Filistijnse buren en/of de heersende Assyriërs. Om er zeker van te zijn dat deze grensstad verlaten werd, blokkeerden ze opzettelijk de toegang tot het reservoir met 150 ton aarde en puin.

Ongeveer 1500 jaar geleden bouwden de Byzantijnen een groot klooster dat christelijke pelgrims naar het Heilige Land bediende. Sindsdien is de stad groten­deels verlaten tot de moderne tijd.
Van het historische Bet Sjemesj resteert nog een Tel (archeo­logische heuvel), aan de rand van de buiten­wijken van de moderne stad. De Times of Israel beschrijft het dilemma, toen autoweg 38 bovenop de tel van het oude Bet Sjemesj bleek te zijn aangelegd.

Het huidige Bet Sjemesj
Beit Shemesh werd in de begindagen van de staat Israël gesticht. Het is uitgegroeid tot een geweldige plek om een ​​groot gezin op te voeden, met prachtige parken, geweldige scholen, veel synagogen en een laag criminaliteitscijfer. Het is gelegen aan de autoweg en de spoorlijn tussen Jeruzalem en Tel Aviv.

‘Ik woon in Beit Shemesh, de snelst groeiende stad van Israël’, schreef reisgids Nosson Shulman. ‘In 1995 telde dit slaperige stadje slechts 17.000 inwoners, nu is het aantal inwoners 130.000. Gebaseerd op de woning­bouw en de vraag, zal dit aantal naar verwachting in zeven jaar toenemen tot 250.000. Aan alle kanten kun je nieuwe wijken zien die worden gebouwd.’

De meeste de inwoners van Beit Shemesh zijn religieuze Joden. Olim (immigranten) uit Engelse landen zoals de VS, Canada en het VK vormen een aanzienlijk deel van de bevolking. In sommige wijken hoor je meer Engels dan Hebreeuws spreken.

Bronnen: United with Israel, BiblePlaces.com, Jewish Virtual Library.

Wees de eerste die reageert op "Archeologie: Beth Sjemesj, halteplaats van de Ark"

Geef een reactie