In het Timnapark bij Eilat is nog een restant te zien van de kopermijnen uit 11e tot 9e eeuw voor Christus, de tijd van koning Salomo en de eeuwen ervoor. Een industrie in toentertijd Edomitisch gebied, die in de periode erna is gestopt.
De Timna vallei was een van de eerste plaatsen in de antieke wereld waar koper werd gewonnen. Het gebied maakt deel uit van de Grote Afrikaanse Rift, een kloof die doorloopt naar de Dode Zee en het Jordaandal. Daardoor werd mineralen diep uit de aardkorst naar de oppervlakte gestuwd, waaronder kopererts.
Voor het uitsmelten van koper uit het kopererts werd houtskool gebruikt, dat heter en langer brandt dan gewoon hout, volgens Mark Cavanagh, archeo-botanicus en doctoraalstudent aan de Universiteit van Tel Aviv. Dit houtskool werd verkregen door in ondergrondse kuilen hout te verbranden met een beperkte hoeveelheid lucht. Dat hout werd in de omgeving gevonden. In het begin was dat hout van de witte brem en acacia, zo bleek uit onderzoek met een elektronenmicroscoop van de celstructuren van het gebruikte hout in de slak die overbleef na het smelten. Later werd hout van mindere kwaliteit gebruikt.
Uiteindelijk werden de mijnen verlaten, mogelijk mede omdat het moeilijk was in de omgeving goed hout te vinden. De houtkap voor houtskool kan, naast het droge klimaat, hebben bijgedragen aan de droge woestijn die het gebied nu is.
Pas duizend jaar later werd de koperindustrie in Timna hervat, toen de Nabateërs en later de Romeinen beter hout aanvoerden voor het maken van houtskool.
Bron: Livescience.com.
Zie ook: Jerusalem Post; Penn Museum.
Wees de eerste die reageert op "Archeologie: Daarom stopten ‘Salomo’s kopermijnen’"