Archeologie: Het eeuwenoude Tadmor

Created with GIMP

We gaan deze week kennismaken met de ruïnes van Tadmor of Tamar. Er zijn meerdere plaatsen met die naam, in Syrië, de VS en Nieuw Zeeland. Maar ik bedoel het Bijbelse Tadmor, 35 km ten zuiden van de Dode Zee, aan de weg richting Eilat.

De plaats wordt twee maal genoemd in de Bijbel, vertelt de Israëlische reisgids Nosson Shulman:
‘Salomo heeft toen Gezer herbouwd, en ook Laag-Beth-Horon, Baälath en Tamor in de woestijn, in dat land.’ (1 Koningen: 9: 17-18),
‘En de zuidzijde naar het zuiden: vanaf Tamar tot het water van Meribath-Kades, langs het beekdal naar de Grote Zee. Dat is dan de zuidzijde naar het zuiden.’ (Ezechiël: 47: 19, waar de grenzen van het land worden vermeld)

Tadmor (of Chatzeva) is een fascinerende Bijbelse plaats met goed bewaarde ruïnes uit verschillende tijds­perio­den, die echter zelden wordt bezocht. Zelfs voor Israëli’s is het niet meer dan het gebied waar je door­heen moet om naar Eilat te gaan. Hij ligt in de Arava-woestijn, een zeer droog gebied, waar niet meer dan 1 cm regen per jaar valt. Toch is dit gebied, dat 17% van Israëls opper­vlakte uitmaakt en zeer dun­bevolkt is, een belan­grijk agrarisch gebied. Gebruik makend van hightech land­bouw­metho­den en ultra­moderne kassen worden hier zeer veel paprika’s geteeld.

Strategische plaats
Tadmar lag strategisch op het kruispunt van twee belangrijke routes, nabij de bron Ein Chatzeva. De ene, nu autoweg 227, verbond het koninkrijk Edom en Israëls Negev woestijn met belang­rijke kust­steden in het westen. De andere route, de huidige snelweg 90, liep van het noorden en midden van het land naar het bijbelse Etzion-Geber en de haven­stad Elath, het huidige Eilat.

Daarom bouwde koning Salomo hier een versterkte neder­zetting, onderdeel van een reeks versterkingen om de zuidgrens te beveiligen en de controle te hebben over de handelsroute naar de Golf van Eilat. Maar al na enkele decennia werd die als ontoe­rei­kend beschouwd, en werd een nieuwe, grotere vesting gebouwd van 50 x 50 meter. Een paar jaar later werd een nog grotere vesting gebouwd van 100 x 100 meter, waarin de kleinere vesting werd opgenomen, waardoor het een vesting in een vesting werd. Zelfs wanneer de buitenste vesting werd ingenomen, vormde het binnenfort een defensieve ’tweede kans’. Dit werd gebruikt als opslag­ruimte en silo, volge­stouwd met veel voedsel in geval van een bele­ge­ring.

De vesting was een van de grootste en indruk­wek­kend­ste uit dit tijdperk. Hij werd omringd door machtige muren van ongeveer 3 meter dik, met aarde ertussen, drie vooruitspringende torens en een sterke poort met vier kamers.
Wie deze grote vesting heeft gebouwd is niet met zeker­heid te zeggen. Het kan koning Josafat zijn geweest, koning Amazia, die tegen de Edo­mieten vocht (zie 2 Koningen 14:7), of diens zoon koning Azaria, of Uzzia, die ’torens in de woestijn’ bouwde (zie 2 Kronie­ken 26:10).

Tijdens de regering van koning Uzzia had een aard­beving plaats, die vermeld is in Amos 1:1 en Zacharia 14:5. Die veroorzaakte ernstige bescha­digingen aan de vesting­stad, die nadien aanzienlijk kleiner werd herbouwd.
Deze vesting werd verwoest door de Assyrische koning Senna­herib tijdens de dagen van koning Hizkia. Hoewel de plaats was verwoest, werd hij als rust­plaats gebruikt door Edomitische koop­lieden, op weg van het nabij gelegen Edom naar de haven­stad Gaza. Ten noorden van de vesting bouwden zij een open­lucht heilig­dom. Tijdens opgra­vin­gen ontdekten archeo­logen restanten van aarde­werk vaten, stenen altaren, wierook­stan­daards en vernielde Edomitische afgods­beelden en iconen, nu tentoon­gesteld in het Israel Museum. Aange­nomen wordt dat ze door de vrome koning Josia zijn vernietigd tijdens zijn campagne om tempels en objecten van afgoderij in heel Israël te vernietigen, zie 2 Koningen 23.


In deze video vertelt pastor Israel Pochtar de historie van Tadmor of Tamar in Bijbelse tijden.

Nabatese nomaden en de Specerijenroute
De half-nomadische Nabateeërs, die bekend zijn van hun in de rotsen uitge­hakte hoofd­stad Petra in Jordanië, gebruik­ten deze plaats als een tussen­station bij hun handelsreizen. Ze kwamen als nomaden uit de woes­tij­nen van Arabië en Jemen en handel­den in waarde­volle specerijen en parfums, die ze naar de haven in Gaza brachten. Ze exporteerden deze vervolgens naar Europa, waar er veel vraag naar was onder de rijken.

Andere handelaren legden met hun koopwaar een lange weg af, van Jemen en Arabië naar Irak, en door zuidelijk Turkije en Syrië naar Israël. Zo’n reis duurde natuurlijk lang, maar door de kurkdroge woestijn reizen zou voor hen een doodvonnis betekenen.
Maar de nomadische Nabateeërs kenden het leven in de woestijn, en ze werden bedre­ven in het vinden van natuur­lijke water­bronnen, soms ondergronds, en het maken van bouwwerken die bijna elke druppel van de weinige regen die viel konden opvangen en opslaan. Zo konden zij in een rechte lijn, door de woestijn van Jemen naar Gaza reizen. Een route, die die bekend werd als de Spece­rijen­route. Ze plaatsten op bepaalde afstan­den herber­gen (karavanserai’s) langs deze route, meestal op een afstand die over­een­kwam met 12 uur lopen. Ze gaven de goederen dan door aan een ander team dat de reis voortzette, terwijl de oor­spron­ke­lijke vervoer­ders naar huis terug­keerden. Dit systeem bleek zeer effectief en ongekend lucratief.

Bovenop de resten van de karavanserai bouwden de Romeinen in het jaar 106, toen zij het gebied van de Nabateeërs in handen kregen, een sterk fort, om de zuidgrens van hun rijk te beschermen, èn om belasting te heffen op de winstgevende specerijenhandel. Dit fort werd in de tweede helft van de 3e eeuw sterk uitgebreid met sterke muren en vier uitspringende torens. Buiten het fort werd een karavanserai voor reizigers gebouwd. Bovendien werd hier een indrukwekkend badhuis opgegraven, een belangrijk onderdeel van de Romeinse cultuur. In het jaar 363 werd het fort verwoest door een van Israëls meest verwoestende aardbevingen en nooit herbouwd.

In de jaren 1930 werd er een politiebureau van het Britse Mandaat gebouwd voor een kameleneenheid, de agenten reden hier op kamelen in plaats van op paarden. De Britten bouwden ook een waterpomp en een waterput, die toeristen nog steeds in ongerepte staat kunnen zien. Tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog van 1948 veroverde de IDF het politiebureau en in 1965 werd de stad Ein Chatzeva gesticht.

Bronnen: Beit-hallel, UWI, Ein Hatzeva
Zie ook: Ancient Ein Hatzeva (Biblical Tamar), Popular-Archaeology

Wees de eerste die reageert op "Archeologie: Het eeuwenoude Tadmor"

Geef een reactie