De Leerlooierspoort dateert uit de twaalfde eeuw, de periode van de Kruisvaarders. Suleiman de Grote liet later de poort dichtmetselen toen hij de huidige muren, poorten en torens van de Oude Stad bouwde.
De Leerlooierspoort is gesitueerd aan de zuidoostkant van de Oude Stad op slechts 30 meter westelijk van de Mestpoort. Het is slechts een kleine opening in de muur, die gebruikt werd als neveningang voor voetgangers. Hierdoor hoefde men de hoofddeur, gewoonlijk een grote zware dubbele deur, niet te openen. Het bestaan van de poort werd ontdekt in de archeologische onderzoeken na 1967, hij is gedeeltelijk gereconstrueerd en opgenomen in de Beth Shalom tuin.
De poort bevond zich op het laagste punt van Jeruzalem, de plaats waar de centrale vallei uit de stad afwatert en later aansluit op de Kidronbeek. Door de jaren heen was dit het meest verwaarloosde en verarmde gebied in de stad.
Waarschijnlijk werd dit gebied al in de tijd van de Tweede Tempel gebruikt als een plek waar ambachtslieden en schapenfokkers zich concentreerden.
In die tijd was de vleesmarkt van Jeruzalem in dit gebied vlakbij de Tempelberg. Dat is begrijpelijk; het was voor bezoekers die van buiten Jeruzalem een pelgrimstocht naar de Tempel maakten om hun offer te brengen, wel handig om het vlees vlakbij de Tempel te kopen.
Zelfs in de tijd van de Kruisvaarders was er in dit gebied een vleesmarkt, en de leerbewerkers, de leerlooiers, voerden hun werk ernaast uit. Dat was niet alleen omdat ze dicht bij de tempel waren, een andere reden was het regenwater, dat uit de centrale vallei hierheen stroomde. Hiermee konden de slagers en leerlooiers het vuil en het product van het verwerken van vlees en huiden wegwassen. In feite diende de poort zelf als afvoer voor dit water, dat door een rioleringssysteem onder de cardo werd geleid.
Twee Cardo’s
Naar goed Romeins-Byzantijns gebruik doorkruist bij de herbouw van Jeruzalem een hoofdweg, cardo genoemd, in noord-zuid richting de stad. In Jeruzalem werden dat twee cardo’s, die beide beginnen bij de Damascuspoort in het noorden. De ene bediende het verkeer op de bovenste heuvel en eindigde ongeveer 100 meter ten oosten van de Zion Poort. De tweede werd gebruikt door de bewoners van de lagere wijken die aan de voet van de Tempelberg woonden en eindigde bij de Leerlooierspoort. De twee noord-zuid assen werden geplaveid in de Romeins-Byzantijnse periode.
Ze komen allebei voor op de beroemde kaart van Madaba uit de 6e eeuw, en op de kaart zijn het de bovenste cardo, op de kaart aangegeven als de hoofdcardo met 2 rijen pilaren, en de cardo in de vallei, op de kaart aangegeven met een enkele rij pilaren, wat betekent dat deze werd beschouwd als de secundaire cardo. (In die tijd oriënteerde men kaarten op het oosten, nu op het noorden)
Regenwater-afvoer
Archeologen ontdekten binnen de poort een rioolkanaal bekleed met stenen en bedekt met stenen platen, die het regenwater afvoerde via de rioolsystemen onder de Cardo uit de Byzantijnse periode. In de middeleeuwen maakte de stad nog steeds gebruik van het Byzantijnse rioolsysteem, en het is belangrijk om te weten dat dit systeem na enkele reparaties in gebruik bleef tijdens de Ottomaanse (Turkse) overheersing en het Britse Mandaat tot 1970. Er bestaat geen twijfel over dat de Romeinen en Byzantijnen wisten hoe ze in de oudheid kwalitatief goede rioolsystemen moesten bouwen.
Wachttoren
Archeologische opgravingen op de locatie legden een wachttoren bloot uit de Ayyubidische of Kruisvaardersperiode. De poorttoren werd buiten de muur gebouwd zoals gebruikelijk was in het militaire concept van die periode. In de torenkamer zijn vijf schietvensters te zien: twee in de zuidmuur, twee in de oostmuur en één in de westmuur vlakbij de poortopening. In de noordelijke muur was de opening waardoor ze de stad binnenkwamen.
Bronnen: Historical Sites in Israel, Wikidata (foto; fotograaf Djampa), Jerusalem foundation
Wees de eerste die reageert op "Archeologie: Jeruzalems poorten (9) Leerlooierspoort"