Gelovigen kennen meestal de hoofdlijnen van de Bijbel wel, maar zijn niet altijd bekend met bijzonderheden die naar voren komen in opmerkelijke teksten. Kennis van de grondtekst en de context kan dan nieuw licht werpen op de bedoeling van de opsteller van een Bijbelgeschrift. Maar cruciaal is ook om daarbij begrip te hebben van de centraliteit van de Torah. Dat kan helpen deze teksten beter te doorgronden, waardoor soms een betere of andere kijk op geloofszaken kan worden verkregen.
In het vorige artikel zijn een aantal zaken in de eerste twee hoofdstukken van de brief 1 Thessalonicenzen van Paulus nader bekeken. De talmoediem (leerlingen van de Here Jezus) in Thessaloniki die hoofdzakelijk uit niet-Joden bestond hadden de zendingsdrang van Paulus en zijn metgezellen overgenomen.
Door hun publieke optreden waren ze op forse en gevaarlijke tegenwerking gestuit van de grote Joodse gemeenschap in die stad. Paulus bemoedigt de gemeenschap door te stellen dat dit verzet er juist op wijst dat ze goed bezig waren, want hun zendingswerk was een directe bedreiging van satans wereldmacht.
Hoofdstuk 3
Paulus beschrijft dat hij en zijn metgezellen het niet langer konden uithouden om weer in contact te komen met de zendingsgemeenschap in Saloniki (1 Thes 3:1, 5). Zelf verhindert[1] hadden ze Timotheos vanuit Athene, waar ze op doorreis enige tijd verbleven, gezonden. Toen hij tot Paulus was teruggekeerd met goed bericht[2] gaf dat hem en die met hem waren levenskracht (1 Thes 3:8).
Hij herhaalt dat gelovigen tot verdrukking bestemd zijn, dus dat het niemand moest verbazen als hen dat overkwam. Toch blijft het verlangen om zelf naar hen terug te kunnen keren, want er is immers nog veel te leren over de godsdienst waartoe ze nog maar kortgeleden waren toegetreden (1 Thes 3:10). Hij benoemt de belangrijkste Torahaspecten ervan (1 Thes 3:12-13), namelijk:
• de onderlinge liefde en dat ook tot hen die ‘buiten’ zijn[3]
• te werken aan onberispelijkheid in heiligheid voor God, de Vader
• de wederkomst van de Here Jezus te verwachten[4]
Hoofdstuk 4
Paulus gaat nog dieper in op deze Torahbepalingen die hij toeschrijft aan de Here Jezus. Hij roept de Thessalonicenzen gemeenschap op zich nog meer in te spannen om te leven zoals God dat vraagt van gelovigen (1 Thes 4:1). Hij wijst op de Torahbepalingen (parangelias) die hij hen geleerd had, zodat zij werken aan heiliging. Voor niet-Joden gaat het dan op de eerste plaats om het zich afkeren van hoererij (en verheerlijking van seksuele lusten)[5], waar de heidense wereld vol van was en is.
Verder dienen ze zich nog meer in te spannen voor naastenliefde (1 Thes 4:9-10). Ook dienen ze zich niet in negatieve zin met anderen te bemoeien, maar voor zichzelf te zorgen zonder iets van buitenstaanders (lees: God-lozen en ongelovigen) nodig te hebben[6].
Dan gaat hij in op het onderwerp van het geweld dat samenging met hun zendingswerk en de vervolging, waarbij blijkbaar doden vielen. Hij wijst erop dat deze overledenen zeker bij God zullen komen (1 Thes 4:13-14)[7]. Sterker, hij stelt zelfs dat zij die de strijd overleven bij de wederkomst geen voorrang hebben in het samenkomen met God (1 Thes 4:15).
Deze verzen worden echter door christenen nogal eens verkeerd opgevat door het uit te vergroten in het kader van het einde der dingen[8]. Maar daar gaat het hier niet om. Er moet ook gesteld worden dat zelfs Paulus wellicht het onderscheid, wat later geopenbaard[9] werd, toen nog niet scherp zag of niet wist[10]. In dit gedeelte moeten twee momenten worden onderscheiden:
1. Het moment van de opwekking van bepaalde doden bij wederkomst van de Here Jezus als de Messias (1 Thes 4:15-16). De eerste opwekking (Opb 20:4-6).
2. Het moment van de opwekking van alle doden voor het eindoordeel Gods, de verwoesting van de huidige en komst van de nieuwe schepping (1 Thes 4:17). De grote, finale opwekking (Opb 20:11-14).
Tussen deze twee momenten zit een zeer lange tijd, zoals dat in de Openbaring (of beter: onthulling – apokalypsis) geschreven door de apostel Jochanan benoemd wordt als ‘1000’ jaar[11] (Opb 20:2, 7). Namelijk de periode dat het Koninkrijk van God in de oude, corrupte schepping gevestigd zal zijn met aan het hoofd de Messias. Daar komt ook nog de duur van de wereldoorlog die erop volgt bij, zodra de Messias Zijn bediening aan God afgerond heeft.
Dat Paulus zulke specifieke zaken niet scherp uiteenzet heeft er in elke geval mee te maken dat hij sprak tot jong-gelovigen. Wat hij wilde is troost bieden aan nabestaanden en de gemeenschapsleden die met verdriet en vragen zaten na de (gewelddadige) dood van broeders en zusters. De doden gaan niet verloren voor God, maar zullen deel krijgen aan de toekomst die God zal brengen aan de gelovigen. Aan hen is immers het leven[12]. Niet aan de God-lozen.
Hoofdstuk 5
Die God-lozen beweren echter dat er geen vuiltje aan de hemel is, maar toch zullen zij hun rechtmatige straf ontvangen (1 Thes 5:3). Paulus roept de gemeenschap op waakzaam te zijn en bewust van Gods Aanwezigheid. De komst van de Messias is op een voor de wereld onverwacht en ongelegen moment.
Gelovigen zijn spirituele soldaten die zich wapenen voor de strijd die elk moment kan losbarsten[13]. In tegenstelling tot het Joodse volk staan de Thessalonicenzen niet onder Gods toorn (1 Thes 2:16), maar onder Zijn zegen en dat komt door de Here Jezus[14]. Ook weten de talmoediem dat de overwinning aan de Messias is.
Opvallend is dat Paulus opent met het noemen van twee momenten, namelijk ‘toon chronoon’ en ‘toon kairoon’ (1 Thes 5:1). Dit is meestal onduidelijk vertaald als ‘tijd(en) en gelegenheden/uur/seizoenen’, maar Paulus doelt heel concreet op de tijd waarin de Thessalonicenzen op het moment leven (‘toon chronoon’) tot aan de het moment van de wederkomst (‘toon kairoon’)[15]. Het gaat hem dan om het leven in het licht (bewust van of beter verlangende naar de komst van de Messias).
Paulus sluit af met een aantal Torahbepalingen (godsdienstige instructies; 1 Thes 5:11-22)[16]:
• Vermaant en bouwt elkaar op
• Erkent diegene in de gemeenschap die leiding[17] nemen[18] en rechtspreken[19]. Zij dienen door hun optreden geëerd te worden[20]
• Handhaven van Gods orde in de gemeenschap, door bijvoorbeeld ongeregeldheden aan te pakken en zwakgelovigen en anderszins zwakken op te beuren en recht te verschaffen
• Geduldig te zijn met allen
• Wees niet wraakzuchtig, maar zoekt het goede (Torah) voor alle gemeenschapsleden en de ook de buitenstaanders
• Wees altijd blijmoedig
• Bidt en/of dankt als daar reden toe is. Gelegen of niet
• Blijf open staan voor de spirituele zaken. Op de eerste plaats voor Gods Geest, maar ook voor profetie
• Toets alles wat er gebeurt en richt u op Torah
• Wijs elk soort kwaad(aardigheid) af
Hij eindigt met de zegenwens dat God hen als mens in als diens delen geheel zal heiligen en Hij zal het ook doen. Dit is een herhaling van 1 Thessalonicenzen 4:4, alleen plaatst Paulus deze opdracht in het perspectief van de wederkomst.
Vervolgens vraagt hij hen ook voor Paulus en zijn metgezellen te bidden. Hij groet alle leden met een heilige kus[21]. Hij wil uitdrukkelijk dat alle leden van de gemeenschap kennisnemen van de inhoud van deze brief.
Hij sluit af met de wens dat de bijzondere genegenheid van onze Hogepriester, de Here Jezus, met de gemeenschap van Thessaloniki zal zijn. Het was al opvallend hoe Paulus de talmoediem opriep om met Hem te leven. Wat betekent dat? Dat een gelovige zich bewust is in dienst te staan van de Here Jezus en dus met Hem rekening te houden door gehoorzaam aan Zijn Vader te leven[22].
+++
[1] Het woord dio – door welke verwijst naar iets uit het voorgaande. Het ligt voor de hand dat 1 Thes 2:18 bedoeld is. Hoe de satan Paulus en zijn medezendelingen heeft belemmerd wordt niet genoemd. Er kan een verband zijn tussen de werking van satan en de Joodse gemeenschap in Thessaloniki en hoe zij eerder de lokale overheden inzette om het hen opnieuw lastig te maken, zoals zij eerder deden (Hnd 17:6-8, 13).
[2] Dat de zendingsgemeenschap niet bezweken of aangetast was door de druk van vervolging, maar aan nog steeds aan hetzelfde spoor vasthield (1 Thes 3:6).
[3] Dat betreft zeker ook de Joden in Thessaloniki, want Paulus was er altijd vooreerst op gericht om hen de betekenis van de Here Jezus voor Isra‘El bekend te maken (1 Thes 4:12). Hij had zijn volksverband zeker niet losgelaten.
[4] Dit is een van de vele Torahbepalingen die sinds de komst van de Here Jezus zijn toegevoegd aan de bestaande Torahbepalingen van de Tenach. Feitelijk is het een verdieping of specificering van de opdracht om de komst van de Messias te verwachten.
[5] Het is feitelijk ook het zogenoemde zevende gebod – Niet zul je hoereren (Hebr: lo‘ tin‘af; Ex 20:14), dus het is een verbod die eerder al aan de kinderen van Isra‘El was gegeven. Op overtreding van dit verbod staat de godsdienstige doodstraf, zoals op overtreding van elk van de 10 Woorden.
[6] De Bijbelse richtlijn is ook om zich van de heidenen los te maken. Geen banden met hen aan te gaan of bestaande banden te laten bekoelen of zelfs af te snijden.
[7] Nergens in de Bijbel is er basis voor het dogma dat mensen na hun dood naar de hemel zouden gaan. In de Bijbel staat dat overledenen overgaan naar de sje‘ol (wereld van de doden).
[8] Sommige evangelische groepen beweren zelfs een opname van de kerk in de hemel. Er helemaal van uitgaande dat de kerk het eigendom van God is en bij Hem hoort te zijn.
[9] Deze openbaring is deels opgenomen in de geschriften van de Beriet Chadasjah (Nieuwe Testament), maar komt ook naar voren in andere geschriften.
[10] Zoals hij zich ook vergiste of minder scherp zicht had op de wederkomst. Hij dacht namelijk dat tijdens zijn leven de Messias zou komen. Maar later moest hij onderkennen dat hij het niet zou beleven en dat het veel langer zou duren.
[11] Het gaat om het symbolische getal van 10 * 10 * 10 jaar (volkomen volheid van jaren); de door God, de Vader, bepaalde periode.
[12] Op de eerste plaats aan Gods Isra‘El.
[13] Gelovigen weten dus wanneer het moment van de wederkomst nabij is aan de tekenen, zoals de herbouw van de Bejt HamMiqdosj (de Tempel) in Jeroesjalajim.
[14] Zowel in de zin van de door Hem verkregen verzoening van de toorn die over ‘Adam was, als in de zin van Zijn ambt als kohen gadol in de Tempel in de hemel sinds Zijn hemelopname tot aan de wederkomst.
[15] Paulus dacht toen dat die tussentijd maar heel kort zou zijn (enkele maanden of jaren). Het duurt inmiddels al bijna twee millennia! Het laat zien hoe verraderlijk Adventisme is.
[16] Die allemaal kunnen worden teruggevoerd op de Tenach.
[17] Dit kunnen mensen met een leiderschapsbediening, oudste-ambt of een leraarsambt zijn, maar ook gelovigen met een speciale gave.
[18] Bedoeld is dat deze mensen door God gedreven worden, al dan niet met instemming van anderen.
[19] Dit zijn meestal profeten en/of leraren.
[20] Het gaat hier niet om bedieningen en ambten op ‘bovenlokaal’ niveau, zoals apostelen.
[21] Een wangkus zonder vleselijke bijbedoelingen, maar die uitdrukt dat ze één familie vormen van God (Jood en niet-Jood) en elkaar daarom van harte liefhebben.
[22]Torahgetrouw te zijn.
Wees de eerste die reageert op "Beriet Chadasjah geschriften nader bekeken – 1 Thessalonicenzen 3-5"