Opgewonden stemmen voor haar. Eindelijk, water! Haar speeksel is dik geworden en het zuigen op een kiezelsteentje geeft nauwelijks verlichting. Sjimon, de kleine jongen in haar armen, schrikt wakker van het geschreeuw en zijn hoofd stoot tegen haar kin.
“Dorst…” mompelt hij.
Ze sjort hem steviger op haar heup en wrijft even over haar kin. “Ja jongen, je krijgt zo water,” belooft ze.
Al drie dagen zijn ze geen bron of put tegengekomen en hun waterzakken hangen leeg om hun schouders. Niet eerder heeft ze zo’n dorst gehad en haar hart knijpt zich samen om haar kinderen. De kleine Sjimon, die suf tegen haar aan ligt te slapen, en Chana, die dapper probeert door te lopen en wiens vragen om drinken een tijdje geleden al verstomd zijn. Boven haar houdt de enorme wolk de hete zonnestralen tegen. Zonder zijn beschutting waren ze allang verdord, als de planten in de woestijn.
Haar benen krijgen nieuwe kracht door het idee van water. Vlak voor haar begint haar man te hollen terwijl hij met een stok de geiten voor zich uit jaagt. Met Chana naast haar haast ze zich achter hem aan. Dan hoort ze weer geschreeuw, maar deze keer wordt ze er bang van.
“Het water is bitter!”
Ze houdt in, klemt Sjimon tegen zich aan. De Eeuwige zal hen toch niet laten sterven van de dorst in deze wildernis van stenen en bergen? Haar hart bonkt in haar binnenste en in paniek kijkt ze op naar haar man. De radeloosheid in zijn ogen maakt haar misselijk.
Was het nog maar een paar dagen terug dat ze feest hadden gevierd? Het lijkt veel langer geleden dat de God van Abraham, Izaäk en Jakob hen door het water had geleid. Ze hadden gezongen, gedanst en gelachen. En later spoelden de lijken aan van de Egyptenaren en hun paarden op de oevers van de zee. De teugels van de beesten waren versierd met goud, zilver en kostbare stenen en massaal hadden ze er zoveel mogelijk verzameld. Ze waren nog niet klaar toen Mozes wilde opbreken en toch waren ze meegegaan.
Om haar heen beginnen de mensen te mopperen: “Wat moeten we nu drinken?”
Dit was de eerste keer dat de Israëlieten mopperden en de reis was nog maar net begonnen. Mozes bidt tot de Eeuwige en die zegt hem een stok in het water te gooien waardoor het water op wonderlijke wijze zoet en drinkbaar is (Exodus 15).
Langdradig
Op de basisschool kregen we elke dag een verhaal uit de Bijbel te horen. Ik kan me mijn gevoel nog goed herinneren als we weer waren beland bij de reis door de woestijn. Saai en langdradig vond ik het. Al dat geklaag en gemopper.
Tegenwoordig denk ik: je zou er maar gelopen hebben, een paar kleine kinderen aan de hand, wat vee dat te drinken moet hebben en de laatste druppel heb je uit je waterzak geperst. Om je heen zijn bergen, stenen, rotsen – geen water. Hoe groot zou mijn vertrouwen in de Eeuwige zijn als mijn kinderen echt dorst ervaren? Ik ben bang voor het antwoord.
Gewillige harten
Een verhaal waar naar mijn mening te weinig aandacht aan besteed wordt, gaat over de inzameling van materialen voor de tabernakel. In Exodus 35 vraagt Mozes namens de Eeuwige aan het volk: ‘Neem uit wat je hebt, een hefoffer voor de Eeuwige. Ieder die gewillig van hart is, moet het brengen als hefoffer voor de Eeuwige…’ Hierna volgt een lange lijst met materialen.
En zo kwamen ze, de mannen en de vrouwen. Ieder die gewillig van hart was – de Eeuwige verplichte namelijk niemand tot geven. Even later staat in hoofdstuk 36 te lezen: ‘Toen gaf Mozes het bevel dat men een boodschap door het kamp zou laten gaan: Laat geen man of vrouw nog werk verrichten voor het hefoffer voor het heiligdom. Zo werd het volk er van weerhouden nog meer te brengen. Want het materiaal was voldoende voor hen om er al het werk mee te kunnen verrichten, ja, er bleef over.’
Spiegel
Dat vind ik een geweldig verhaal! Het volk dat met gewillige harten voor de Eeuwige aan het werk gaat. Het volk dat de Eeuwige van dichtbij meemaakt en dat, na de dwaling met het gouden kalf, laat zien dat het graag wil dat de Eeuwige bij hen komt wonen.
Het is ook een spiegel voor mezelf: hoe gewillig is mijn hart om te geven aan Hem?
Wees de eerste die reageert op "Gewillig van hart"