Het zou niet verrassend moeten zijn, dat de denkwijze en het wereldbeeld van de Bijbel, zowel het Oude als het Nieuwe Testament, door en door Joods zijn. Een kerk losgekoppeld van Israël is geen onderdeel van Gods plan, maar gewoon een andere religie.
De eerste zogenaamde ‘Christenen’ en vroege Kerk waren doordrenkt van Joodse cultuur, literatuur, taal en gedachtewereld. Immers, Jezus was immers een Jood, evenals zijn eerste volgelingen, en zijn onderwijs, net als dat van zijn volgelingen, is helemaal geworteld in de cultuur, etniciteit en taal van het Joodse volk.
De vroege Kerk wist dat je om te leven en denken zoals de Messias, verankerd moet zijn in het Bijbelse en Joodse wereldbeeld. En toch heeft een groot deel van het Christendom de cruciale verworteling van het Bijbelse geloof in Joden en Jodendom genegeerd.
Al in 60 na Chr. waarschuwde de apostel Paulus de binnenkomende niet-Joodse gelovigen, dat het opgeven van hun verbinding met de Joden en het Jodendom een grote fout zou zijn. Hij was bezorgd dat de heidenen ‘arrogant’ zouden worden, denkend dat ze hun eigen versie van het geloof in Yeshua (Jezus) los van zijn Joodse wortels konden ontwikkelen (Romeinen 11:25-26).
De zorgen van Paulus bleken waar te zijn. Inderdaad scheidde het christendom zich af en ontwikkelde zijn eigen theologie, cultuur en wereldbeeld, ‘witgekalkt’ van alles wat Joods is en onherkenbaar. Deze misplaatste historische blunder heeft tot op de dag van vandaag gevolgen gehad voor het christendom, en heeft de kerk in vele opzichten armer gemaakt. Wat nog zorgwekkender was, dat de Kerk, en haar versie van de Messias, onherkenbaar werd voor de Joden. Het ‘eerst voor de Jood …’ van Paulus werd genegeerd (Romeinen 1:16).
Die olijfboom uit de brief aan de Romeinen
Om Paulus’ poging te begrijpen, om uit te leggen hoe belangrijk het is verbonden te blijven met ons Joodse erfgoed, moeten we eerst vaststellen dat de wortels van de olijfboom in Romeinen 11 over Israël en het Joodse volk gaan. Jeremia zegt over Israël: ‘Een bladerrijke olijfboom met welgevormde vruchten had de HEERE u als naam gegeven’. (Jer. 11:16 HSV).
Over Israël zegt Hosea: ‘…zijn pracht zal zijn als die van een olijfboom…’ (14:7 HSV).
De kerk zou worden gevoed, ondersteund en onderhouden door Joodse bodem, zegt Paulus, en de bestemming en de identiteit van zowel Joodse als niet-Joodse gelovigen zijn voor altijd onafscheidelijk met elkaar verbonden in één wortelstelsel.
De apostel noemt de niet-Joodse gelovigen ‘wilde olijftakken’, die geënt moeten worden op een gecultiveerde olijf, zodat ze kunnen delen in het voedende sap van de olijfwortel (Romeinen 11:17, 24).
Dit ongebruikelijke soort enten, waarbij ‘wilde’ (onbesneden, zegt Paulus elders) takken aan een gecultiveerde, vruchtbare boom wordt bevestigd, benadrukt het punt dat de heidenen niets te roemen hebben. Zonder verbinding met Israël zullen ze wild, afgescheiden en onproductief blijven.
En toch heeft de kerk gedurende het grootste deel van haar geschiedenis de neiging zichzelf als onafhankelijk van Israël en het Joodse volk te beschouwen. Vanuit het perspectief van Paulus, hier beschreven door de olijfboom en ook in andere passages, is een kerk die is losgekoppeld van Israël geen onderdeel van Gods plan, maar gewoon een andere religie.
Zoals mijn favoriete rabbijn, Abraham J. Heschel, schreef in zijn boek The Insecurity of Freedom: ‘De cruciale kwestie, waarover de kerk een beslissing moet nemen, is of ze haar wortels in het Jodendom moet zoeken en zichzelf als een verlengstuk van het Jodendom moet beschouwen, of naar wortels in het heidense Hellenisme moet zoeken en zichzelf beschouwen als een antithese van het Jodendom’.
Dit artikel verscheen eerder in Israel Today
Wees de eerste die reageert op "‘Eerst voor de Jood’ – wat is de basis van de Kerk?"