Ezau, hij is Edom -9-

De (klein)zonen van Ezau | tweede toledot

Dan volgt de tweede toledot. De afstammelingen van Ezau wonen nu in het Seïrgebergte.

9 Dit zijn de afstammelingen van Ezau, de vader van Edom, in het Seïrgebergte.
10 Dit zijn de namen van de zonen van Ezau: Elifaz, de zoon van Ada, de vrouw van Ezau; Rehuel, de zoon van Basmath, de vrouw van Ezau. 11 En de zonen van Elifaz waren: Teman, Omar, Zefo, Gaëtam en Kenaz. 12 Timna was een bijvrouw van Elifaz, de zoon van Ezau, en zij baarde Amalek aan Elifaz. Dit waren de zonen van Ada, de vrouw van Ezau. 13 Dit zijn de zonen van Rehuel: Nahath, Zerah, Samma en Mizza. Dat waren de zonen van Basmath, de vrouw van Ezau. 14 Dit waren de zonen van Oholibama, dochter van Ana, dochter van Zibeon, de vrouw van Ezau: zij baarde aan Ezau Jeüs, Jaëlam en Korach.
Het aantal, de indeling en de volgorde van deze namen is niet zonder betekenis. Hoekveld-Meijer [34] beschouwt in navolging van anderen, namen als motiefwoorden, markering, en woordspelingen . Dat wordt zichtbaar als we alle namen onder elkaar zetten.

Tabel 3. Betekenissen van de namen van de zonen van Ezau.

Ada1ElifazMijn God is (fijn) goudH464, van H410: God, kracht; en H6337: fijn goud.
Basmath2RehuelVriend van GodH7467, van H7466: vriend, en H410: God, kracht
Elifaz3TemanzuidH8487, van dezelfde stam als H8486 = zuidwaarts, en H3225 = rechts, rechterhand, rechterkant. Het bijbehorende werkwoord is H3231: het juiste kiezen, rechtshandig zijn, naar rechts gaan.
4Omarspreker, welbespraaktH201 van de stam: H559: zeggen, spreken, uitspreken. In verschillende vormen kan de betekenis zijn: in iemands hart zeggen (bedenken), trots handelen, verteld worden, beweren of belijden.
Een tweede mogelijkheid is een afgeleide van het woord voor ‘overvloedig zijn (vooral van water), lang leven leiden óf in aanbidding van JHWH óf als een tyran [34].
5Zefowachttoren, uitkijkH6825 van de stam H6822: uitkijken, bespioneren, observeren.
Het is ook een woordspel (klank) met het woord voor woeste plaats [34].
6Gaëtamverbrande valleiH1609. De herkomst van het woord is onzeker. Vanuit de LXX kan het ook de betekenis krijgen van wijnpers van het volk, wat ziet op een oordeel óf overvloed [34].
7KenazjagerH7073. Waarschijnlijk van een niet-gebruikte stam dat jagen betekent.
Timna8AmalekvalleibewonerWoord komt waarschijnlijk uit een vreemde taal.[1]
Rehuel9NahathrustH5184, van dezelfde stam als H5183: 1) rust, rustig (houding, doodsrust) of 2) neerdaling (van/in het oordeel). (bijv. Job 17:16, Jes. 60:1-3).
10ZerahopkomendH2226. van dezelfde stam als H2225: glorende, rijzende, schitterende. Van H2224: rijzen, uitbreken, verschijnen. (bijv. Jes. 60:3, Deut. 33:2)
11SammaverbazingH8048, van dezelfde stam als H8047: verlies (van land, stad), verschrikking, vervullen met afkeer, vrees. Van de stam: H8074: verlaten, desolaat worden
12MizzavreesH4199, waarschijnlijk van een ongebruikt stamwoord dat ‘flauw van angst worden’ betekent.
Oholibama13Jeüshij die bijeenbrengtH3274, van H5789 hulp verlenen, haasten, te hulp schieten.
14Jaëlamhij zal verborgen zijnH3281 (verbergen, verstoppen, verschuilen, geheimhouden), van H5956 zich verbergen, geheim houden.
15KorachkaalH7141 van H7139: kaal worden

Niet alleen de zonen van Ezau worden genoemd, maar we lezen ook de namen van een aantal kleinzonen. Amalek is daarvan de beruchtste. En Amalek blijkt precies in het midden van de rij te staan. De kleinzonen van Ezau staan daarboven en daaronder en helemaal aan het begin en het eind van de rij staan de zonen van Ezau. Deze volgorde heeft de structuur van een chiasme. Zo wordt onze aandacht naar het centrum van de tekst geleid. Amalek dus, de stam die Israël in de woestijn onverwachts aanviel (zie deel II). Amalek is een zoon van Timna en Elifaz. In vers 12 lezen we over Timna. Zij is een dochter van de Horieten (vs. 22). Haar broer Lotan is een vorst, een stamhoofd in het gebergte Seïr. De Horieten verzwagerden zich dus (verder) met de nakomelingen van Ezau. Uit de verbintenis van Elifaz en Timna is Amalek voortgekomen.

Teman is de oudste kleinzoon van Ezau. Zijn nageslacht vormt later een belangrijke Edomietische stam[1], die bekend stond om zijn wijsheid[2]. De Temanieten woonden waarschijnlijk bij de plaats Bozra. Teman zou een voorvader van de Ottomanen zijn. Ook Elifaz, de Temaniet, de vriend van Job, is een nakomeling uit dit geslacht.

Niet van iedere (klein)zoon is iets bekend. De vraag is daarom met welke reden deze namen in de Bijbel opgenomen zijn. Het nageslacht van Ezau omvat vijftien namen, vijf zonen en tien kleinzonen[3]. In de bovenstaande tabel is de betekenis van de namen uitgewerkt. Net als namen van de tien voorvaderen [44] in Genesis en de twaalf zonen van Jakob [45] met elkaar een verhaal vormen, lijken ook de namen van Ezau’s nageslacht hun verhaal te vertellen. Met enige creativiteit ontstaat dan het volgende naamverhaal:

Het is een geslacht dat bij/met God begint. Een geslacht dat Hem ziet als het hoogste goed (fijn goud) en vriendschappelijk met Hem omgaat.

Dat geslacht heeft de keuze: links of rechts? Wat is wijsheid? Luisterend naar de welbespraakte, overleggend in hun hart, wordt de aandacht gevestigd op wat voor ogen is. De ‘verschroeide aarde’, waarop gejaagd moet worden om aan de kost te komen, wordt hun woonplaats. Een vallei als woonplaats voor de vreemde, de uitlandige. Een plek waar de (doods)rust heerst als een oordeel. Dit geslacht zal de schittering zien opkomen, maar het verlies van hun land (de desolatie) zal hen met verschrikking vervullen, flauw van angst zullen ze worden.

Hij die bijeenbrengt, te hulp schiet, is verborgen, totdat hij te schande[4] zal worden.

Deze opsomming strookt met de typologie van Ezau als de natuurlijke mens. Het menselijk geslacht is door God zeer goed geschapen met de mogelijkheid om vrij te kiezen. De welbespraakte (slang) liet de mens bedenken om te zien dat die vrucht een lust voor het oog was. Verjaagd uit het paradijs, werd de vervloekte aarde het woongebied

[1] 1 Kron. 1:45 e.v.

[2] Jer. 49:7. De betekenis van de naam Teman is Zuid(waarts). Het zuiden ligt aan je rechterhand, want de oriëntatie (je gezicht) is naar het oosten. Iemands rechterhand is zijn raadgever.

[3] Vijftien duidt in het Joodse denken op de overgang van het fysieke naar het spirituele/geestelijke niveau [293]. Op weg naar de eeuwige rust, zoals het Feest van de ongezuurde broden en het Loofhuttenfeest elk op de vijftiende dag met een rustdag beginnen [46]. Vijftien, als 3×5, ziet op de voltooiing, de perfectie van de goddelijke genade. De Hebreeuwse aanduiding voor vijftien is 9+6. (Omdat 10+5 de letters Jod en Hé zijn en samen de verkorte Godsnaam vormen, wordt deze combinatie niet maakt). Negen is het getal van het oordeel óf zegen [46, 295], en zes het getal van de mens. Een ‘breuk’ in de namenlijst lijkt ook na de negende naam te komen, als de schittering van een nieuwe dag zichtbaar wordt.

[4] Kaalheid werd gezien als een gebrek dat afbreuk doet aan iemands persoonlijke aantrekkelijkheid en werd derhalve onder volken uit de oudheid in verband gebracht met schande, rouw en smart. Daarnaast scheerden de Horitische priesters hun hoofd kaal [297]. Kaal kan ook geassocieerd worden met openbaar worden.

Wordt vervolgt. Kunt u niet zolang wachten lees dan hier.

– – – – –

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit het boek ‘Ezau, hij is Edom’, van Anco van Moolenbroek en hier verkrijgbaar.

Dr. Anco van Moolenbroek (1968) is gepromoveerd in de Bètawetenschappen (didactiek van de Biologie) en werkt als schoolleider in het Voortgezet Onderwijs. Na zijn opleiding als landbouwkundige werkte hij als onderzoeker in de glastuinbouw. In 1996 werd de overstap naar het onderwijs gemaakt; eerst als docent biologie, en later in diverse directiefuncties. Zijn liefde voor leren en liefde voor de Bijbel resulteerden in dit boek over Ezau, hij is Edom.

– – – – –

 

Wees de eerste die reageert op "Ezau, hij is Edom -9-"

Geef een reactie