Haftarah – Ha‘Azienoe – Hoor (Schepping)!

Haftarah Ha‘Azienoe gaat over het lied van Mozes en dat van David. Diens overeenkomsten en verschillen, maar bovenal de messiaanse boodschap van beiden.

Isra‘El opgeroepen tot bekering om ondergang af te wenden
De profeet Sjemoe‘El (Samuel) schreef de woorden van een lied van koning Dawied (David) neer toen God hem ontrukt had uit de handen van zijn vijanden en van koning Sja‘oel (Saul; 2 S 22:2-3). Hij gaf God acht benamingen. Zijn Vrijstaande Rots (sela’), Vesting (metsoedah), Vrijmaker (mefalat), Schild (magin), Hoorn (qérén) van redding (jesja’), Veilige hoogte (misjgav), Toevlucht (menoes) en Redder (mosjiea’). Vergelijkbaar met Psalm 18:2, ook wat betreft verdere woorden van zijn lied.

God had Dawieds gebed verhoord (vs 4). Een laatste noodkreet terwijl hij op het punt stond ten onder te gaan. Hij is verbaasd dat God hem bevestigde en wel op zo’n indrukwekkende manier. Zelfs heel de Schepping kwam in rep en roer. Eerst in de hemel, Zijn Verblijfplaats, maar toen daalde Hij af naar de aarde zittende op een Keroev (cherub). Op aarde verscheen Hij in wolken met donder en bliksem (Ps 77:18). Het water week voor Hem. Water wordt hier als typebeeld van de mensen (specifiek de vijanden (van God)) gebruikt (2 S 22:17-18).

God zette Dawied vrij van de onderdrukking omdat Hij genoegen in hem had (vs 20). Dawied wist dat hij rechtvaardig was en zuivere handen en ogen had. Hij volgde stipt de Torah van Mozes na. Van boosheid en misdaad week hij. God behandelt de vrome naar diens vroomheid, maar met de verdorvene gaat Hij de strijd aan. Dat doet God niet alleen persoonlijk, maar ook voor een volk. God maakte het voor Dawied mogelijk om het voor mensen schijnbaar onmogelijke te doen.

Gods Weg is volkomen, Zijn uitspraak is gelouterd (vs 31). Niemand is als Hij. Een sterkte van kracht. Hij maakte van Dawied een onoverwinnelijke strijder die zijn vijanden verdelgde. Hij had hem groot gemaakt. Hij deed hem ontvluchten van het geruzie van zijn volk en maakte hem tot een hoofd van natiën. Hij gebruikte Dawied om Zijn wraak over hen uit te oefenen en zich aan Dawied te onderwerpen. Daarom zou hij Hem lofprijzen onder de natiën en Zijn Naam bezingen.

Parallellen
Sidra‘ Ha‘Azienoe (Dt 32) gaat over Gods aanzegging (31:9) in liedvorm die Mosjéh (Mozes) samen met Hosjea’ (Jozua) bij zijn afscheid aan de Isra‘Eliem voordroeg. Het lied herinnerde Isra‘El aan hun ontstaansgeschiedenis (hoe God trouw was geweest aan hen), hun ijdelheid en geloofsafval. God zou dat veroordelen en straffen. Ze zouden onder de natiën verblijven. Maar om zowel Isra‘El als de natiën Zijn trouw te tonen zou Hij uiteindelijk weer recht doen aan Isra‘El. Na het lied gezongen te hebben scherpte Mosjéh het volk in om de Torah na te volgen. Daarna gaf God hem het bevel de berg Nevo te beklimmen, waar hij zou sterven na het beloofde Land – het einddoel van de Uittocht – te hebben gezien.

De haftarah (2 S 22:1-51) heeft een parallel tussen de liederen van Mosjéh en dat van Dawied. Het gaat zelfs zo ver dat sommige uitspraken letterlijk of in dezelfde intentie zijn gesteld (Dt 32:4 met 2 S 22:31; Dt 32:20 met 2 S 22:27; Dt 32:39 met 2 S 22: 32; Dt 32:41 met 2 S 22:14-15). Het Hebreeuwse woord tsoer – rotsformatie als benaming voor God komt in beiden Bijbelboeken voor (Dt 32:4; 2 S 22:2, 32, 47). Daardoor wordt een verband gelegd tussen de twee personen, terwijl Mosjéh toch geen koning was en Dawied niet in de schaduw kon staan van de grootste leidsman van Isra‘El ooit (Nm 12:7-8; Hb 3:2).

Opvallend is dat het lied van Dawied ook door de Messias gezongen zou kunnen worden, want wat God hem liet doen zal Hij ook de Messias laten volbrengen (in het bijzonder: natiën onderwerpen aan Gods gezag en wraak over hen uitoefenen; 2 S 22:44-45, 48; Dt 32:41, 43). Dat is dan ook wat de twee mannen – Mosjéh en Dawied – met elkaar verbind; hun messiaanse bediening. Beide mannen waren vervuld van de Heilige Geest. Beide liederen, maar ook de levens van beide zangers, verwijzen profetisch naar de Messias. Beiden werkten in opdracht van God.

Toch zal de Messias, als Hij komt, beide mannen overtreffen (Hb 3:3). Hij zal waarschijnlijk ook een lied zingen met soortgelijke woorden. De bevestiging van deze haftarah is daar een aanwijzing voor. Ook is de strekking van het lied van Mosjéh eerder negatief (geloofsafval, ondergang en herstel van Isra‘El) en dat van Dawied positief (redding door God van vijanden en Zijn hulp om krachtdadig en koninklijk op te treden).

Torahgedeelten

De volgende teksten uit deze sidra‘ kunnen opgevat worden als Torah:

• 32:1 Gods volk staat in verband met heel de Schepping (hemel (niet-fysieke deel) en aarde (fysieke deel)).
• 32:2 Gods onderwijzing is een zegening, zoals water voor de aarde.
• 32:4 God is onwankelbaar van Karakter en absoluut goed. De natuurlijke mens kan daar niet aan tippen.
• 32:6 God vraagt Zijn volk te worden zoals Hij.
• 32:7 Het is verstandig Gods werken in het verleden te beseffen.
• 32:8-9 Isra‘El staat in verband met de natiën, maar staat zelf los van hen.
• 32:20 God keert Zich af van wie ontrouw is tegen Hem (en gebruikt de heidenen om diegene te straffen) (vs 51; 1 Pe 4:17).
• 32:27 De heidenen begrijpen Gods werken niet en denken dat mensenkracht veel in staat is.
• 32:35 God heeft een moment bepaald waarneer Hij wraak neemt over Zijn vijanden (Jood of niet-Jood; vss 41, 43).
• 32:36 God zal Zich over de vrome dienaren ontfermen en Zich met Zijn aardbodem en gemeenschap verzoenen (vs 43).
• 32:47 Torah navolging geeft leven en een rustig woonverblijf.

Volgens de rabbijnen staan in deze sidra‘ geen mitswot.

Volgende week: Wez‘ot bevestigt dat Isra‘El Jehosjoea’ even gehoorzaam was als Mosjéh.

Bijbelleraar Marco van Putten is gespecialiseerd in Judaïca en de rabbijnse wereld; in de wekelijkse Parasjah prikkelt hij gelovigen na te denken over de Hebreeuwse wortels van het geloof.

Wees de eerste die reageert op "Haftarah – Ha‘Azienoe – Hoor (Schepping)!"

Geef een reactie