Haftarah – Tazriea’ – Zaad zal (zij) dragen

Haftarah Tazriea’ gaat over de parallel met onreinheid en reiniging in verband met de aantasting van Tsara’at en de (wonderlijke) genezing ervan door Elisa.

Elisa, Gods profeet
De haftarah begint met de wonderlijke voedselvermenigvuldiging door ‘Éliesja’ (Elisa), de man Gods (2 K 4:43-44) die profeet was in Sjomron (Samaria – het 10 stammen koninkrijk). Dit bevestigde hem als wonderdoener. Daarna volgt het verhaal van Na’aman (Naäman), een legeroverste van de koning van ‘Aram (5:1). Deze machtige held die in hoog aanzien stond, was Tsara’atlijder geworden.

Na’aman hoorde over een profeet in Sjomron die hem misschien kon genezen (vs 3). Toen de koning van ‘Aram dat hoorde zond hij Na’aman met een klein leger naar Sjomrons koning om de Tsara’at (een ernstige en uiteindelijk dodelijke aantasting) van zijn knecht Na’aman weg te nemen. Die vatte dat echter op als een reden om oorlog tegen Sjomron te beginnen (vs 7). Hoe zou hij zo’n vraag immers bevredigd tegemoet kunnen komen? Dat wijst erop dat de relatie tussen die twee natiën al gespannen was. Dat blijkt ook uit de strooptochten die ‘Arameeërs eerder hielden in het land van Sjomron (vs 2). Ook kan de boodschap van de koning van ‘Aram opgevat worden alsof hij de koning van Sjomron als zijn ondergeschikte zag.

Toen ‘Éliesja’ hoorde hoe zijn koning in diepe verontrusting was, liet hij hem een boodschap sturen met de vraag waarom hij hem vergeten was. Dit was immers juist een kans om ‘Aram te laten weten dat er in het 10-stammen koninkrijk een profeet van God werkzaam was (vs 8).

Wie de betreffende koning van ‘Aram en die van Sjomron was staat niet vermeld. De koning van ‘Aram zal Ben-Hadad geweest zijn die vlakbij dit verhaal in de Bijbel genoemd wordt (8:7). Wie de koning van Sjomron was is minder duidelijk, omdat die koningen elkaar snel opvolgden in de dagen van ‘Éliesja’. Waarschijnlijk was het koning Jehoram (Joram), omdat zijn kroning wordt beschreven vlak voor dit verhaal (3:1) en erna pas zijn opvolger, Jehoe (Jehu), wordt genoemd (9:6). Dit verhaal speelt dus tussen 853-842 v.Chr..

Na’aman ging naar ‘Éliesja’s huis. De profeet kwam echter niet naar hem toe, maar liet hem de boodschap overbrengen zich zevenmaal in de Jordaanrivier te wassen (vs 10). Na’aman reageert zeer boos en ging weg. Hij had verwacht dat de profeet hem eer zou bewijzen en een uitgebreide therapeutische behandeling zou geven. Ook vond hij het belachelijk dat hij zich in dat miezerige stroompje van de Jordaan moest wassen, terwijl er in zijn land machtige rivieren waren. Hij trok woedend weg. Zijn dienaren wisten hem echter toch te overtuigen naar de eenvoudige instructie van de profeet te luisteren. Na’aman deed het daarom toch en tot zijn grote verbazing werd zijn huid zo mooi als dat van een jonge kerel.

Toen deed Na’aman iets nog belangrijkers. Hij keerde terug naar de profeet. Dit keer ontmoette hij de profeet wel persoonlijk. Hij erkende aan ‘Éliesja’ dat er in de hele wereld geen God was behalve in het 10-stammen koninkrijk en dat hij een bekeerling was geworden (vs 17). De missie van ‘Éliesja’ was geslaagd.

Parallellen
Sidra‘ Tazriea’ (Lv 12:1-13:59) gaat over onreinheid en verzoening van de vrouw na haar bevalling. Daarna volgt de lange uiteenzetting over de onreinheid door Tsara’at, dat onterecht als melaatsheid of lepra wordt opgevat. Het zijn instructies voor de kohen (Isra‘Elitisch priester) in het vaststellen of het daadwerkelijk om Tsara’at ging en zo ja, welke soort. Ook gaat het in deze instructies om rein verklaren en eventuele verzoening.

De haftarah (2 K 4:42-5:19) heeft overduidelijk een parallel met Tsara’at. Opmerkelijk is wel dat de sidra‘ veronderstelt dat Tsara’at volgens gedetailleerde instructies van God moet worden vastgesteld. Het ligt niet voor de hand dat die toen onbekend waren in ‘Aram. De profeet bevestigde echter dat Na’aman Tsara’atlijder was los van Gods instructies. Maar dat niet alleen, God overstijgt ook de nationaliteit van Isra‘El (de setting is van de Choemasj (Pentateuch)) door ook buitenlanders te genezen. Sterker, in dit geval leidt dit ook tot bekering. Het bevestigt wel de (impliciete) Torahboodschap dat Tsara’at te maken heeft met (gebondenheid aan) zonde (over Na’aman worden hoogmoed en kwaad worden genoemd) en dat genezing ervan in verband staat met reiniging en bekering (Nm 12:1-15).

Verder is de voedselvermenigvuldiging door de dienst van ‘Éliesja’ interessant. Dat toont dat de Here Jezus die hetzelfde deed (Mt 14:16-21) niet iets unieks deed, zoals christenen meestal denken. Hij deed ook andere zaken die eerdere profeten hadden gedaan. Dat was bedoeld om Isra‘El ervan te overtuigen dat Hij ook profeet was. Ook veel van wat Hij zei en deed hadden dat doel. Zoals bij ‘Éliesja’ en alle andere profeten ging het Hem ook niet om de wonderen, maar om bekering. Belangrijk verschil was echter wel dat Hij, in tegenstelling tot alle andere profeten, niet in de fysieke maar in de niet-fysieke wereld (de hemelen) Zijn plaats heeft (Jh 3:13; Ef 4:10). Net zoals de engelen, die Hem dienen (Mt 4:11; Hb 1:4).

Torahgedeelten

De volgende teksten uit deze sidra‘ kunnen opgevat worden als Torah:

• *12:2 Een bevalling van een jongetje maakt de gelovige vrouw zeven dagen fysiek onrein.
• 12:3 Elk mannelijk kind van gelovige ouders moet op de achtste dag na de geboorte besneden worden (Gn 17:12; Lc 2:21; Flp 3:5).
• *12:4 Een bevalling van een jongetje maakt de gelovige vrouw 40 (7+33) dagen geestelijk onrein (Lc 2:22).
• 12:5 Een bevalling van een meisje maakt de gelovige vrouw dubbel zo veel fysiek en geestelijk onrein als bij een jongetje.

De met een * aangegeven bepalingen zijn door de rabbijnen vastgesteld als mitswot uit de 613. In deze sidra‘ staan volgens de rabbijnen 7 mitswot.

Volgende week: Metsora’ over verdere parallellen in verband met ‘Éliesja’, Tsara’at, ‘Aram en koning Jehoram.

Bijbelleraar Marco van Putten is gespecialiseerd in Judaïca en de rabbijnse wereld; in de wekelijkse Parasjah prikkelt hij gelovigen na te denken over de Hebreeuwse wortels van het geloof.

Wees de eerste die reageert op "Haftarah – Tazriea’ – Zaad zal (zij) dragen"

Geef een reactie