Haftarah – Wajetse‘ – En hij (Jakob) ging

Haftarah Wajetse‘ (Gn 28-32) gaat over de parallellen tussen Jakobs vluchtverblijf in Aram en de profetie van Hosea tegen het noordelijke koninkrijk: heeft Gods gezegende omgang met Jakob stand gehouden?

Gods oordeel over Isra‘El

God maakte door de profeet Hosjea’ (Hosea: God zal redden) bekend dat Isra‘El volhardde in het zich afkeren van God. (Isra‘El is hier op de eerste plaats het noordelijke koninkrijk van 10 Isra‘Elitische stammen. Vaak aangesproken met de leidende stam ‘Éfrajim (13:1)). God koos er echter voor om Zijn toorn niet volledig tegen hen los te laten, zodat het noordelijke koninkrijk zou ophouden te bestaan (11:9). Immers, uiteindelijk zouden ze gehoor geven aan Gods bevel (11:10-11). (Dit laatste is een profetie over het herstel van de 10-stammen in hun eigen stamgebieden, vervuld na de terugkeer uit de Babylonische ballingschap (6de eeuw v. Chr.). Onder hen (in Galilea) heeft de Here Jezus immers later een groot deel van Zijn werken gedaan (Mt 4:13)).

God benoemde allerlei boosaardige zonden van het noordelijke koninkrijk. God contrasteerde dat met Zijn geschiedenis met hun patriarch Ja’aqov (Jakob; 12:3-5; 12). Als God hem geen liefde had betoond, dan hadden de 12 stammen van Isra‘El niet bestaan. Daarom riep God het noordelijke koninkrijk op naar Hem terug te keren. Anders zou Hij hen opnieuw een woestijntijd geven, zoals in de 40 jaar na de Uittocht uit Egypte (12:9; Nm 14:33). God had het wereldrijk Asjoer (Assur) losgelaten op het noordelijke koninkrijk en toen bleek hun koning niet in staat de Isra‘Eliem daartegen te beschermen (13:10, 15). God zou Zelf Isra‘El redden (vs 14). Het is opvallend dat precies dezelfde woorden ook in het Nieuwe Testament worden genoemd (1 Kor 15:55). Daar wordt gesteld dat de Messias, de Here Jezus, hen zal redden namens God (1 Kor 15:57). Maar in de dagen van Hosjea’ zei God dat het noordelijke koninkrijk spoedig zal worden verwoest en er veel doden zouden vallen. Maar hoe dan ook, God zou een rest van de 10-stammen herstellen.

Parallellen

Sidra‘ Wajetse ‘ (Gn 28:10-32:3) gaat over het 20-jarige verblijf (Gn 31:41) van Ja’aqov, de zoon van Jitschaq (Izak), bij Avrahams familie in ‘Aram (het huidige Noord-Syrië) en over zijn terugkeer naar het beloofde Land. In ‘Aram vond hij niet alleen onderdak als vluchteling voor zijn broer ’Esaw (Ezau), maar verkreeg hij er ook zijn omvangrijke gezin en bezit.

Haftarah Wajetse‘ (Hos 11:7-14:10) is een profetie van Hosjea’ die optrad tussen 760-715 v.Chr. in het noordelijke koninkrijk Isra‘El en daardoor tijdgenoot was van de profeten ’Amos en Jesaja (Jesja’jahoe) die optraden tegen het zuidelijke koninkrijk Judah. Hosjea’s profetie is niet slechts Gods oordeel over Isra‘El (op de eerste plaats over ‘Éfrajim maar ook over Judah), maar benoemt ook waarover God vertoornd was. Vooral omdat zij de afgoden van de heidense buurvolken vereerden.

De parallel is op het eerst gezicht onduidelijk. Maar de profetie van Hosjea’ noemt zaken uit het leven van Ja’aqov die in sidra‘ Wajetse‘ worden beschreven. Dat is wel een parallel, maar nog geen Haftarah (diepere inzicht in de Vijf Boeken (Hebr. Choemasj) van Mozes). Dit wordt duidelijk als God de Uittocht uit Egypte onder Mozes vergelijkt met de vlucht van Ja’aqov naar ‘Aram. Sterker, Hosjea’ wijst erop dat Mozes net als Ja’aqov een herder was (Hos 12:12-13). Als die parallellen opgaan dan ook die van profeetschap. Ja’aqov wordt in het Bijbelboek Genesis nergens profeet genoemd, maar dat hij het was blijkt bijvoorbeeld uit de profetie die hij ontving in Bejt-‘El.

Het primaire doel van Sidr‘ot en Haftarot is Torah navolging. In deze Haftarah komt Gods analyse van Ja’aqovs karakter naar voren. Hij stelt dat Ja’aqov in de baarmoeder van Rivqah (Rebekka), zijn moeder, de hiel (‘aqav) van zijn broer ’Esaw vasthield. (Voor de geboorte concurreerde hij zo met ’Esaw. Sommigen vertalen ’aqav onterecht als ‘bedrog’, want waarvan bedroog hij ’Esaw dan?). Dat concurreren blijkt Ja’aqov bijgebleven. Hij werd immers door Jitschaq gezegend als aankomende opvolger (patriarch), hoewel hij niet de eerstgeborene was. Hij was ’Esaw voorbijgestreefd. Hij concurreerde met Lavan, zijn oom, want hij verliet ‘Aram rijker dan Lavan. Hosjea’ verweet Isra‘El echter dat er van die wonderlijke en positieve geschiedenis van God met Ja’aqov 1000 jaar later (in de 8ste eeuw v. Chr.) weinig tot niets meer overgebleven was! God zou dit aan hen vergelden.

Torahgedeelten

De volgende teksten uit deze sidra‘ (Gn 28:10-32:3) kunnen opgevat worden als Torah:

• 28:12 De hemel staat in direct verband met de aarde, hoewel het verschillende dimensies van de Schepping zijn.
• 28:13 God openbaart in visioenen Zijn concrete (in plaats van een onbegrijpelijke of verwarrende) boodschap (Nm 12:6). Anders komt het visioen niet van God.
• 28:13 God schonk Avraham en zijn fysieke opvolgers (patriarchen en stamhoofden) het Land Isra‘El (zie Haftarah Léch lecha).
• 28:14 Alle gelovigen zijn in Gods Verbond met Avraham (Gn 28:3-4: zie Haftarah Toldot).
• 28:15 God is met Zijn vrome navolgers, waar ze ook gaan en Hij zal Zijn beloften aan hen gestand doen (Gn 31:3; Hb 13:5).
• 28:22 Gelovigen geven God een tiende van alles wat ze ontvangen (Hb 7:4).
• 29:15 Godsdienstige werk hoort beloont te worden (1 Tim 5:18). (Staat in verband met de tienden).
• 31:24 God beschermt gelovigen tegen hen die hun kwaad willen doen (Gn 32:2; Mt 2:12).
• 31:52 Gelovigen moeten zich afscheiden van de ongelovigen (2 Kor 6:14).

Volgende week: Haftarah Wajisjlach over de parallellen met Ja’aqovs terugkeer in het beloofde Land.

Bijbelleraar Marco van Putten is gespecialiseerd in Judaïca en de rabbijnse wereld; in de wekelijkse Parasjah prikkelt hij gelovigen na te denken over de Hebreeuwse wortels van het geloof.

Wees de eerste die reageert op "Haftarah – Wajetse‘ – En hij (Jakob) ging"

Geef een reactie