De parasha’s van deze week heten Acharei Mot (na de dood) en Qedushiem (Leviticus 16:1-20:27). Uit de Haftara lezen we Amos 9:7-15 en Ezechiël 20:2-20 en 22:1-16. Uit het Nieuwe Testament lezen 1 Corinthiërs 6:9-20 en Matheus 5:43-48.
De parasha begint met het opsommen van de gebeurtenissen op Jom Kipur, oftewel de Dag van de Bedekking, ook wel Grote Verzoendag. Kipur komt van het Hebreeuwse werkwoord kipér כפר, verzoenen, bedekken. Zonden worden overgelegd op de kop van een bok, die daarna in de woestijn een wisse dood tegemoet gaat. Is het toeval dat deze dag wordt beschreven door God, vlak nadat Hij over Pesach Zijn instructies heeft gegeven?
We kunnen honderdmaal Pesach hebben gevierd, Hij kan honderdmaal gekruisigd en opgestaan zijn, maar als we niet daadwerkelijk onze zonden belijden, dan heeft het geen enkele zin gehad. Ook de Haftara en ook Paulus in 1 Corinthiërs komen daarop terug. Daarom is Jom Kipur nodig of in ieder geval de boodschap ervan, ook voor niet-Joden: belijd je zonden!
Het woord voor zonde is het Hebreeuwse woord chet’ חטא wat stamt uit de Hebreeuwse werkwoordstam chata חטא, zondigen, een verkeerde richting opgaan. God heeft alles voor ons gedaan om ons te redden van onze ongerechtigheden, nu is het aan ons om dan ook rein voor Hem te staan. In Amos belooft Hij dat Hij het volk zal herstellen en het land zal herstellen. Het is nodig dat het land hersteld wordt van de ongerechtigheden van het volk; eerst van de volkeren die vóór het volk Israël in het beloofde land woonden.
Beloofde land
God spreekt erover dat het land hen uitgebraakt heeft, zo zal het land ook het volk Israël uitbraken als het afgoderij pleegt en allerhande seksuele zonden uitvoert. Dit is inderdaad gebeurd en men is weggevoerd, het land uit. Pas in deze tijd mag men terugkeren, nadat velen van het volk zijn omgekomen, precies zoals de profetie het vermeldt (Amos 9:9 en verder). Het woord voor uitbraken of uitspuwen is het Hebreeuwse woord qi’ קיא. Dit is ook het woord voor braaksel. Klinkt allemaal niet zo lekker. God is een verschrikkelijk God, Die Zijn straffen ook uitvoert, dat heeft Zijn volk geweten en ook de gelovigen uit de heidenen hoeven niet te denken dat ze maar alles kunnen maken omdat ze toch wel onder de genade leven. Vergeet het maar, zegt Paulus in de Corinthebrief. Wat een belangrijke teksten om nu zo na de Pesachweek te lezen, hoe zit het met ons hart en met onze relatie met Hem, na alles wat we zojuist herdacht hebben?
Zijn Woord is Zijn hek om ons leven dat ons beschermt voor misstappen. Als we ons houden aan Zijn geboden, zijn we veilig in Zijn bescherming, doch als we ons er niet aan houden, dan kan daar ook volgens de Nieuw Testamentische Corinthebrief van Paulus geen genade tegenop (vers 9). קדושים Qedoshim (jullie zullen heilig zijn) is het tweede deel van de Thorahlezing van deze week. De parasha begint met een belofte, die in de vertaling nog weleens als een gebiedende wijs wordt gezien: ‘Jullie zullen heilig zijn, want Ik ben heilig.’ Als het volk Israël met Hem blijft omgaan en doet wat Hij zegt, wordt het volk heilig, zoals Hij hier belooft: קדושים qedoshim. Dit is diepzinniger dan hoe het op het eerste gezicht vertaald wordt met: ‘Wees heilig.’
God waarschuwt voortdurend met, wat vertaald wordt met HEERE of Eeuwige: ‘Ik ben de HEERE uw God,’ of ‘Ik ben de Eeuwige uw God.’ Wat er eigenlijk echt staat is: ‘Ik ben de Aanwezige uw God.’ In de grondtekst staat hier namelijk voortdurend zijn naam יהוה JHWH, welke betekent Gebeuren, Geschieden, Aanwezig zijn. Dit is Zijn waarschuwing: ‘Ik ben de Aanwezige uw God, Ik zie voortdurend wat jullie doen want Ik ben overal bij, alomtegenwoordig!’
Zoals de parasha met een belofte van heilig zijn is begonnen, zo staat er in het verloop ervan, in hoofdstuk 20:7, wel degelijk de gebiedende wijs: התקדשתם hitqadishtem en voor de oplettende lezer: dit is een wederkerende vorm, oftewel: heilig uzelf, maar zeker ook: let op elkaar, dat gij heilig bent met elkaar en dat past helemaal in de regels die de Aanwezige geeft in deze hoofdstukken: ga goed en rein met elkaar en vooral met Mij om. Dan in vers 8 Zijn ultieme belofte: ‘Ik, de Aanwezige, heilig u,’ Ani, JHWH meqadishchem מקדשכם יהוה אני .
Even op een rijtje: Hij belooft het volk dat ze heilig zullen zijn, Hij draagt hen op zichzelf te heiligen en dan heiligt Hij hen bovendien Zelf. Meer invalshoeken zijn er niet, Hij laat niets aan het toeval over. In Ez. 20 blijkt dat het volk toch nog afgoderij pleegt. Wat erg! De shabbatten zijn ontheiligd door het volk en Hij roept op om deze dagen opnieuw te heiligen (vs.20). In hoofdstuk 22 verwerpt God het volk en zegt dat ze verstrooid zullen worden, ontheiligd voor de ogen der heidenen, ze hebben zich nergens aan gehouden en een waslijst aan zonden wordt hen voorgehouden.
Vijanden liefhebben
In Mattheus is Jehoshua nog strenger als Hij zegt dat men zelfs zijn vijanden lief moet hebben, terwijl Zijn vader in Leviticus 19:18 heeft gezegd dat men zijn vijanden moet haten, maar ja, wat is er te haten voor een volk dat zelf in zonde gevallen is, wie is haar vijand dan nog, ze is vriend geworden van Gods vijanden, de afgoden.
Amos profeteert tegen dit zondige volk en dan komt er daarna meteen weer de geweldige belofte die we in deze tijd ook daadwerkelijk in vervulling zien gaan: ‘Ik zal de vervallen hut van David weer oprichten en haar scheuren dichten.’ Waarom doet Hij dat? Omdat Hij de Aanwezige, hun God is, daarom. Elders, in Hosea, zegt Hij: ‘Omdat Ik God ben en geen mens!’ Wie denkt dat het volk Israël nog steeds verworpen is, heeft de profeten maar half gelezen en houdt geen rekening met de Aanwezige Zelf, Die doet wat Hij beloofd heeft… ‘Onze Vader, Die in de hemelen is, Uw Naam heilige Zich…
Yair en Karen Strijker van Studiehuis Reshiet maakten november 2013 met hun kinderen Ruth en Shmuel alija naar Israël. Na een roerige tijd in Sde Tsvi, hemelsbreed 16 kilometer van Gazastad, verhuisden ze januari 2015 naar Na’ale in Samaria, waar ze volgens de profetie van Jeremia 31:6 de volken oproepen naar Jeruzalem te komen om ‘te leren van onze God’.
Wees de eerste die reageert op "Parasha Acharei Mot/Qedushiem: De les van Pesach toepassen"