Parasha Bo: kom tot Mij

Karen en Yair Strijker maakten in 2013 alijah naar Israël.

Parasha Bo, בא kom, Torahlezing: Shmot/Exodus 10:1-13:16 haftarah, Profetenlezing: Jeremia 46:13-28 en we lezen Romeinen 9:14-29.

Keer op keer in deze Parasha is het duidelijk dat God Zelf het hart van de pharao verhardt. Waarom doet Hij dit? Het antwoord vinden we meteen al in Exodus 10:2b: “Opdat gijlieden weet dat Ik de Aanwezige, יהוה ben.”

Dit lijkt de reden te zijn waarom God de pharao en het gehele Egypte zo hard straft. Natuurlijk is er meer: de moord op de Joodse eerstgeborenen is iets wat gewroken moet worden; God straft een volk nooit zomaar en wacht lang tot Hij Zijn straf uitvoert. De achtste plaag zijn de sprinkhanen die alles opeten wat er nog aan groen te vinden is. Niets meer te eten dus, behalve…. sprinkhanen. Of de
Egyptenaren dit begrepen staat niet geschreven, maar in deze plaag lijkt een klein deurtje open te zijn, men hoeft niet van honger om te komen.

Sprinkhaan

De sprinkhanen verdwijnen wel weer snel na vurig gebed van Moshe en op verzoek van de pharao. Wat opvalt is dat Moshe zich zo nederig gedraagt ten opzichte van de pharao. Hij is de boodschapper tussen God en de pharao: profeteert Godswoorden aan de pharao en bidt vurig
tot God namens de pharao. Hoe zouden wij zelf dit gedaan hebben?

Er is in Numeri 12:3 van Moshe gezegd dat hij de meest bescheiden (anav עניו) man op aarde was en dat zien we hier ook terug; hij profileert alleen zijn God, niet zichzelf en dat terwijl hij de grootste wonderen in opdracht van God uitvoert.

Na de negende plaag – de Teth is het getal negen in het Hebreeuwse alfabeth en betekent duisternis, maar ook vruchtbaarheid – komt de finale, het ergste wat het Egyptische volk kan overkomen: de dood van de eerstgeborenen.

Nog in hun gevangenschap geeft God het volk Israel de opdracht om elk jaar het Pesachfeest te vieren ter herinnering aan wat God heeft gedaan om Zijn volk uit te leiden. Wat een belofte! Ze beginnen hier voor het eerst mee door ongezuurde broden te eten.

Haast

Er is veel haast om weg te komen en tijd om het brood te laten rijzen is er niet. Heden ten dage eten we met Pesach nog steeds ongezuurde broden om dit geweldige gebeuren van de uittocht te herdenken en om tegelijk te herdenken dat Gods Zoon Jehoshua ons uitleidde uit het rijk van de zonden, God zij geprezen om Zijn genade!

Als we een ongezuurde matze tegen het licht houden, dan zien we er striemen en gaten in wat ons herinnert aan Zijn striemen en de gaten in Zijn handen en voeten, allemaal tot onze redding. In Jeremia wordt een bijnaam van de pharao gebruikt: de Egyptische koning van het gedruis, hamelekh mitsrajim shaon שעון מצרים מלך.

God doet bezoeking over iedereen in Egypte, zowel koning als afgoden (vs.25). Opnieuw wordt hier het volk Israël door God apart gezet, zij hoeft niet te vrezen want zij zullen aliah maken, terugkeren naar hun land, en niemand zal hen meer verschrikken. In dat proces zijn we heden ten dage. God houdt Zijn volk niet onschuldig, maar kastijdt haar met mate, heel anders dan wat Hij uitspreekt over de heidenen, waarmee Hij een voleinding zal maken (vs. 28).

Paulus legt in zijn Romeinenbrief uit hoe het zit met de pharao: “Want de Schrift zegt tot pharao: Tot ditzelve heb ik u verwekt opdat Ik in u Mijn kracht bewijzen zou en opdat Mijn Naam verkondigt wordt op de ganse aarde.” Geen gemakkelijke woorden en Paulus maakt het niet beter door te verzuchten: “Maar toch, o mens, wie zijt gij die tegen God antwoordt? Zal ook het maaksel tot degene die het gemaakt heeft zeggen: waarom heeft gij mij alzo gemaakt?”

Hij neemt in vers 25 de vrijheid om Hosea te citeren en dit toe te passen op de gelovigen uit de heidenen, een tekst die Hosea juist voor het volk Israël bedoelde te zeggen. En dan gaat hij in vers 27 verder met te citeren uit Jesaja en dat past hij wel degelijk toe op het volk
Israël.

Gods genade staat centraal en zo hoort dat ook want dat is Hij: barmhartig en genadig.

Yair en Karen Strijker van Studiehuis Reshiet maakten november 2013 met hun kinderen Ruth en Shmuel alija naar Israël. Na een roerige tijd in Sde Tsvi, hemelsbreed 16 kilometer van Gazastad, verhuisden ze januari 2015 naar Na’ale in Samaria, waar ze volgens de profetie van Jeremia 31:6 de volken oproepen naar Jeruzalem te komen om ‘te leren van onze God’. 

Wees de eerste die reageert op "Parasha Bo: kom tot Mij"

Geef een reactie