Parasja Toledoth, generaties. We lezen Genesis 25:19 – 28:9. Uit de Haftara lezen we Maleachi 1:1 – 2:7 en Romeinen 9:1-13.
De Parasja begint met de opsomming van de generaties, daarna vertelt het over Izaäk, die bidt voor zijn vrouw Rebecca omdat zij onvruchtbaar blijkt te zijn. God heeft beloften gedaan aan Abraham, onder meer dat zijn zaad zo talrijk zal zijn als het zand van de zee en als de sterren aan de hemel. Zo’n belofte komt niet zomaar even tot vervulling; zowel Sarah als Rebecca kampen met onvruchtbaarheid en de geboorten van de zonen moet goed worden ‘bebeden’. Het gaat hier om een pittige geloofstest, die ook wij voor ons persoonlijke leven ter harte mogen nemen.
Jacob en Ezau worden uiteindelijk met veel gebonk en geduw geboren, want ze vertegenwoordigen twee volken. De oudste zal de jongste dienen. Zo gaat het dan ook; de ruwe Ezau slurpt van de rode linzensoep van Jacob, maar niet voordat Jacob zijn broer het eerstgeboorterecht laat overdragen. Het kan Ezau niets schelen en na verzadigd te zijn staat hij op en gaat zijns weegs zonder te danken.
Rood is in het Hebreeuws adom אדם en Ezau wordt dan ook Edom genoemd als verwijzing naar ‘dat rode daar’ in Genesis 25:29; hij gaat later wonen in de buurt van Jordanië/Saudi Arabië, niet ver van waar nu Eilat is, het meest zuidelijke puntje van de huidige staat Israël. Datzelfde gebied ligt vlakbij de rode bergen van Seir (vgl. ook Ez. 35:1).
Jacob doet zijn naam ‘bedrieger’ eer aan in de geschiedenis van de eerste zegen, waar zijn moeder hem bekonkelt om zich voor te doen als Ezau. Hij liegt overigens net niet met zijn woorden tegen zijn vader wanneer hij hem vraagt: ‘Wie zijt gij, mijn zoon?’ Hij antwoordt heel slim: ‘Ik ben het; Ezau is uw eerstgeborene,’ alsof hij zegt: ‘Ik ben het, maar Ezau is uw eerstgeborene.’ Zijn woorden zijn nog net op het randje, maar zijn handelingen natuurlijk niet. Toch is dit in Gods plan de vervulling van de profetie: De oudste zal de jongste dienen. Gods wegen zijn ondoorgrondelijk.
In Maleachi spreekt God: ‘Jacob heb Ik liefgehad en Ezau heb Ik gehaat.’ God haat Ezau om de keuzes die hij in zijn leven heeft gemaakt; hij is een wildebras die zich niets aantrekt van God, noch van gebod. Zijn gebied noemt God: ‘Landpale der goddeloosheid’ en opnieuw verwijzen we hier naar Ezechiël 35 om te lezen wat God hiermee doet. Het is niet mis en we kunnen meteen zien dat dit gebeuren deels nog in de toekomst ligt.
Een belangrijk gegeven is de keuze die Ezau maakt om te huwen met Mahalath, een dochter van Ismael en om haar zelfs tot hoofdvrouw te maken. Hij heeft al meerdere vrouwen, maar maakt bewust de keuze om ook deze vrouw te trouwen; blijkbaar omdat zijn ouders het niet eens waren met de dochters van de Hethiet, die hij eerder trouwde. Hij denkt blijkbaar dat hij er goed aan doet door nu een dochter uit zijn eigen familie te trouwen… tot in deze dagen is deze beslissing voelbaar in de wereld: Edom en Ismael zijn een en dezelfde.
In Ezechiël 35 is God heel specifiek over wie Edom eigenlijk is: ‘Omdat gij zegt: die twee volken en die twee landen (Judea en Samaria) zullen van mij zijn en wij zullen ze erven.’ Edom is tegenwoordig diegene die claimt dat het land van God van hen is. Wie zijn dat? Overwegend Arabieren, claimend dat zij de nakomelingen van Ismael zijn. En zo is het cirkeltje rond.
God heeft Ezau gehaat. Paulus gaat er in Romeinen verder op in: niet iedereen die uit het zaad van Abraham is, is een kind van het geloof, alhoewel elke Israëliet zaad van Abraham is. Paulus claimt dat het gaat om het zaad van Izaäk en stelt daarbij dat God Jacob liefhad en Ezau haatte. Niet gemakkelijk, hoor… Het blijft een zaak van keuzes maken.
De goddeloosheid van Ezau is een ernstige krenking voor God. Goddeloosheid is niet iets van mensen die God niet kennen, maar is iets van mensen die God juist wel kennen en toch maling hebben aan Zijn geboden, zoals Ezau. Laat het ons allemaal een les zijn.
Yair en Karen Strijker van Studiehuis Reshiet maakten november 2013 met hun kinderen Ruth en Shmuel alija naar Israël. Na een roerige tijd in Sde Tsvi, hemelsbreed 16 kilometer van Gazastad, verhuisden ze januari 2015 naar Na’ale in Samaria, waar ze volgens de profetie van Jeremia 31:6 de volken oproepen naar Jeruzalem te komen om ‘te leren van onze God’.
Wees de eerste die reageert op "Parasha Toledoth: wangedrag tegen beter weten in"