Parasha וישלח Wahishlach en hij zond… We lezen Genesis 32:-Genesis 36:43. Uit de Haftara lezen we Obadja en we lezen Hebr. 11:11-20.
Jacob is weer onderweg naar Kanaän en Ezau is met vierhonderd man sterk onderweg om hem te ontmoeten. Jacob is bang. Hij bidt tot God dat Ezau niet vrouw en zonen zal slaan. Dat vraagt hij omdat in die tijd alom bekend is dat de kracht van de man ligt in zijn zaad; in zijn vermogen om zich voort te planten, zonen te krijgen. Zaad is in het Hebreeuws zer‘a זרע .Uit dit woord kunnen we een ander woord nemen; het woord voor kracht: oz עז. Dit is niet toevallig.
In vers 21 zegt hij tot zijn knechten, die hij vooruit stuurt met vee, dat ze moeten zeggen tegen Ezau: “Zie, uw knecht Jacob is achter ons.” Hoezo knecht? Had niet Izaäk juist Ezau de knecht van Jacob genoemd in de zegen die deze meekreeg? “Ezau zal onder het juk van Jacob zijn,” had Izaäk gezegd, maar Jacob moet nog wel in die bevoorrechte positie gaan staan, net zoals de staat Israël dat heden ten dage ook moet doen (Psalm 2:3 Laat ons hun juk מוסרהmoserah van ons afwerpen, zeggen de volken). Moserah, juk, heeft verband met moesar מוסרtucht en daar gaat het precies om. Door het voorbeeldvolkje uit het zaad van Abraham, Izaäk en Jacob wil God de wereld onder Zijn tucht brengen. Daarom heeft men in de wereld zo’n hekel aan Israël, men wil zich verzetten tegen de tucht van God! Het volgende in de geschiedenis van Jacob is van belang: zijn gevecht met de engel in Pni’el פניאל ,wat betekent: aangezicht van God, alwaar hij zijn nieuwe naam krijgt: Israël ישראל ,wat onder meer betekent: God is Heer en Meester ( שרר אלEl sarar, wat letterlijk betekent: God heerst) ‘Hou op met knecht te zijn van Ezau en sta op, Jacob, Israël!’
En aan de nazaten van Jacob is het: ‘Hou op met knecht te zijn van Edom, de nazaten van Ezau en sta op, Israël! Gewond aan de heup, mank en hinkende door vele slagen, maar strekt de knikkende knieën en heft op de slappe handen want uw Bevrijder, Mashiach משיחkomt!’ (Hebr.12:12). We springen even over de nare geschiedenis omtrent Dina en Rachel heen en verhuizen naar Bethel, een zoon rijker: Benjamin, wat vrij vertaald betekent: zoon van mijn rechterhand.
De gehele stam van Ezau wordt benoemd en dan springen wij verder naar Obadja, de dienaar van God: עבדיה, Obhad Jah. Hij spreekt zeer, maar dan ook zeer streng tegen de nazaten van Ezau: Edom en we zien duidelijk dat het hier gedeeltelijk gaat over dingen die nog moeten gebeuren, maar o, o, wat herkennen we christelijk Europa hierin… De islam bestond nog niet in de tijd dat Jeruzalem verwoest werd, maar Rome zeer zeker wel! Sterker nog, het was Titus in opdracht van Rome, die Jeruzalem met de grond gelijk maakte.
Tweede Wereldoorlog
En wat herkennen we de houding van christelijk Europa in WO 2 in deze woedende tirade in de verzen 11 tot 16. Het heeft allemaal kunnen gebeuren omdat Europa zich stil hield in de tijd van de nazi’s. De Nederlanders spanden, uitzonderingen daargelaten, de kroon door Joden veel te vroeg per trein naar Polen af te voeren, zodat de treinen zelfs werden teruggestuurd. Slechts 5000 van de 110.000 Nederlandse Joden hebben de oorlog overleefd.. Vele onderduikers zijn verraden en alsnog aangebracht en vergast (vs.14). Velen zijn uitgejouwd en toen de oorlog eenmaal voorbij was en aan de Joden die nog over waren uit hun schuilplaatsen tevoorschijn kwamen, werd gezegd: “Die Joden zijn ook weer uit hun holen gekropen.”
Op veel mededogen hoefden ze niet te rekenen en ze mochten nog wel even hun achterstallige gas en lichtrekeningen van de jaren ’40-’45 betalen van de gemeente Amsterdam. Welkom in christelijk Nederland. Maar dat was niet het enige: het Nederlandse rode kruis heeft niemand opgehaald uit de kampen, ‘jullie kunnen dat eind vanuit Polen naar Nederland best lopen’ en andere Europese landen hebben dit kleine Godsvolk letterlijk laten verzuipen op de gammele bootjes richting Israël, ze werden zelfs vanuit Cyprus doodleuk teruggestuurd, door de Engelsen, richting Duitsland, terug de kampen in. Wat een schuld, wat een schuld!
In Obadja zien we dat God het niet vergeten is: “Gelijk als gij gedaan hebt, zal u gedaan worden!” (vs. 15). Dit staat nog te gebeuren, de Dag des Heren is nabij, wacht maar, Edom! In vers 7 zegt Hij tegen Edom: “Al uw bondgenoten hebben u tot aan de landpale uitgeleid, uw vredegenoten hebben u bedrogen, zij hebben u overmocht, die uw brood eten, zullen een gezwel onder u zetten; er is geen verstand in hen.”
Aan ons de vraag: wie zijn die zogenaamde vredegenoten en wie eten het brood van Europa, eten haar belastingcentjes op? Wie zal de Europeanen verjagen uit hun landpalen? De Hebreeenschrijver biedt troost en stelt ons de wolk van getuigen voor. Wie werkelijk gelooft dat God Degene is Die we echt kunnen vertrouwen in alle dingen en wie Zijn naam aanroept, die zal verlost worden, laat ons ernst maken met deze ernstige boodschap van de Parasha van deze week en onszelf onderzoeken, want God is heel ernstig! In Sion zal ontkoming zijn, spreekt Obadja in vers 17, ontkoming voor het Godsvolk. Willen we, zoals Paulus in Galaten 3:16 schrijft, zaad van Abraham zijn of niet? Willen we bij het Godsvolk horen of niet? Het antwoord is aan ons.
Yair en Karen Strijker van Studiehuis Reshiet maakten november 2013 met hun kinderen Ruth en Shmuel alija naar Israël. Na een roerige tijd in Sde Tsvi, hemelsbreed 16 kilometer van Gazastad, verhuisden ze januari 2015 naar Na’ale in Samaria, waar ze volgens de profetie van Jeremia 31:6 de volken oproepen naar Jeruzalem te komen om ‘te leren van onze God’.
Wees de eerste die reageert op "Parasha Wahishlach: Willen we bij het Godsvolk horen?"