Parasha Wa’jira, וירא’ en Hij verscheen’, Gen. 18:1-22:24 Haftarah: 2 Kon. 4:1-37 en uit het Nieuwe Testament Lukas 1:26-38 en 24:36-53.
Tegenwoordig worden ouderen nogal eens gezien als lastig of van weinig belang. In de Bijbel is dat geheel anders. Pas na Avrahams besnijdenis, 99 jaar oud, komt hij als Gods vertegenwoordiger op aarde pas tot het hoogtepunt van zijn roeping. Deze sidra‘ laat zien hoe.
Net als in de vorige sidra‘ staat ook in deze Avraham centraal. Het gaat over Gods bevestiging van de geboorte van een eigen zoon, Jitschaq (H18), de verwoesting van Sodoms en diens onderhorige plaatsen en de redding van Lot (H19). Over Avrahams verblijf in de Négév, de geboorte van Jitschaq daar en zijn verbond met de inwoners (H20-21). Het sluit af met Gods toets van Avrahams geloof (H22).
Hebron
Deze vierde Sidra‘ opent met een wat merkwaardige zin. De melding dat God aan Avraham verscheen in Mamre‘ bij Hebron. Deze inleidende zin is bedoeld voor de lezer, want aanvankelijk lijkt Avraham niet te weten dat drie mannen namens God tot hem kwamen. Dit is de eerste keer in dit boek dat het verschijnen van engelen in mensvorm wordt beschreven. Hij nodigde hen uit om even bij hem te verpozen.
Deze gastvrijheid van Avraham is een vaste regel geworden in het Midden-Oosten, maar nauwelijks in het Westen. De mannen stemden in. Avraham droeg Sarah op brood klaar te maken. Daarna koos hij een rund en gaf opdracht het te bereiden. Toen dat gedaan was nam hij boter, melk en het vlees en gaf het aan zijn gasten die het opaten.
Openbaring van Torah
Een aantal zaken vallen op. Op de eerste plaats heeft Saraj de nieuwe naam Sarah. Op de tweede plaats ontbreekt het brood. Wilde Sarah zich niet aan de mannen tonen? Voelde ze iets aan?
Wat rabbijnen problematisch vinden is dat Avraham schijnbaar tegen het voedselvoorschrift van het scheiden van melkproducten en vlees ingaat (Ex 23:19). Dit voorschrift biedt barmhartigheid naar de moeder van het jonge dier dat geslacht is. Het is ongepast haar melk te gebruiken voor het bereiden van haar jong. Omdat tegenwoordig niet meer met zekerheid bekend is hoe voedsel wordt bereid is dit voedselvoorschrift des te meer van toepassing.
Vlees
Avraham wist echter hoe het vlees bereidt was (niet gekookt in melk (van de moeder)). Maar melk is ook bedoeld om jonge dieren te voeden. God vindt het ongepast het te bereiden (verder te doden) in dat wat het juist leven moest geven. Dat is ook onbarmhartig voor het jonge dier. Het ligt voor de hand dat de drie mannen na het eten van de melkproducten enige tijd later pas de vleesproducten hebben gegeten. Avraham echter kende natuurlijk dat voorschrift van Mozes niet, want dat werd pas 400 jaar na hem ingesteld (Rm 5:13; Gal 3:17).
De worsteling met dit voorschrift komt voort uit de gedachte dat Gods woord (Torah) eeuwig is en dus al bekend moet zijn geweest aan Adam en de geslachten na hem. Toch is dat niet zo. Gods woord is wel eeuwig voor Hem, maar wordt gefaseerd aan Zijn kinderen geopenbaard. Ook is Gods woord tijd en omstandigheden gebonden, zoals aan welk verbond. Als die veranderen, zo ook Zijn Torah. De Torah van het Nieuwe Verbond is gebaseerd op andere omstandigheden dan die van Mozes. God zal doorgaan met openbaren van nieuwe Torah totdat de volmaaktheid gekomen is (Jh 14:26; 16:12-15).
Sarah
Een van de mannen vroeg om Sarah. Dat is uiterst ongepast. Op dat moment kon Avraham door krijgen dat dit niet zomaar reizigers waren. Waarom zouden vreemdelingen om haar vragen? Hoe wisten ze haar naam? Ze openbaarden dat Sarah over een jaar zelf een zoon zou krijgen.
Dat bevestigde Gods belofte (Gn 17:16, 21), omdat Avraham Gods Verbond had gehoorzaamd door zich te besnijden. Maar Sarah was niet bij de verbondssluiting met God geweest en daarom moest ze, net als Avraham toen, lachen (titschaq) om de belofte. Hoewel het onmogelijk lijkt voor oude mensen is het mogelijk bij God (Gn 18:14). Sterker, rijpheid voor Gods openbaring komt pas met de jaren. Blijkbaar geloofde Sarah haar man niet toen hij haar over de verbondssluiting had verteld. De mannen kwamen dus ook voor Sarah. Voor haar geloofsopbouw en om haar weerspannigheid tegen haar man en God te corrigeren.
Avrahams pleiten
Toen de mannen vertrokken daalden ze af naar de Streek van Sodom. God openbaarde Avraham wat zij gingen doen. God zond hen omwille van het sterke hulpgeroep daar (Gn 18:20). Avraham begreep meteen wat dat betekende. Hij wist hoe het daar was. Hij begon voor Lot en zijn gezin die daar verbleven te pleiten. Hij vroeg God of Hij de rechtvaardige (tsaddieq) met de boosaardige (rasja’) zou straffen en de inwoners niet zou sparen ten gunste van de rechtvaardigen? Avraham vroeg of 50 rechtvaardigen voldeed. Opvallend, want 5 is het getal van de verantwoordelijkheid en 10 van fysieke volheid. God bevestigde dat. Daarna noemde hij 5, maar God 45 (Gn 18:28).
Daarna noemde Avraham 40, 30, 20 en 10. Al die aantallen bevestigde God. Toch werd de Steek van Sodom door God verwoest. Avraham was de volgende morgen vroeg opgestaan en zag rook erboven opstijgen. Hij vermoedde dat Lot en zijn gezin waren gestorven. Maar de Bijbellezer wordt gemeld dat Avrahams pleiten door God aangenomen was (Gn 19:29). Uit Lot kwamen door misdaden twee volken voort, die Israël vijandig zouden zijn. Ondanks Avrahams liefde voor zijn familie, bleef de vijandigheid (Gn 13:7).
Avraham in de Négév
Avraham trok naar het zuiden (hanNégév). De inwoners daar zagen hoe mooi Sarah was. Bang om daarom gedood te worden deed hij hetzelfde als in Egypte (Gn 12:12). De gevolgen waren dan ook hetzelfde. De locale koning, ‘Aviemélech nam Sarah tot zich. God voorkwam echter dat hij tot haar naderde. God kondigde ‘Aviemélechs dood aan als hij Sarah niet zou teruggeven aan haar man. God noemde Avraham profeet (navie‘; Gn 20:7). Toen bleek Sarah inderdaad Avrahams halfzuster. Een familierelatie die God later verbiedt (Lv 18:11). ‘Aviemélech vergoed Avraham en, in tegenstelling tot de Farao, zond hem niet weg.
Jitschaq, de nieuwe ro‘sj
Toen werd Sarah zwanger en kreeg de beloofde zoon, Jitschaq. Avraham besneed hem op de 8ste dag. Avraham was toen 10*10 jaar oud. Jitschaq groeide op. Maar toen Ismaël hem belachelijk maakte, vroeg Sarah haar man om Hagar en haar zoon uit de familie te stoten. Ismaël zou niet erven met Jitschaq. Dat griefde Avraham zeer, maar God maakte hem duidelijk dat dit ook Zijn wil is. God herhaalde echter dat Hij ook Ismaël tot een natie zou maken (zie uitleg vorige sidra‘). God zorgde voor Hagar en haar zoon. Ismaël vermengde (’arav) zich met Egypte en keerde zich zo tegen zijn Hebreeuwse (’avar) afkomst. Net als Lot.
Toen ging God Avrahams geloof beproeven. Hij droeg hem op om samen met Jitschaq naar het land Moria (Moriejah – Mijn leraar Gods; Gn 12:6) te gaan en Jitschaq daar te brandofferen op één van de bergen. Aangekomen op de plaats wees God hem de berg en hij bouwde er een altaar. Hij schikte het brandhout, bond Jitschaq en legde hem erop. Op het moment dat hij het mes trok om hem te slachten greep God in. God had gezien dat hij Hem boven alles eerde (jere‘). Zelfs zijn geliefde zoon zou hij Hem overgeven. Toch moest er een offer gebracht worden, want vlakbij deed God een ram vastlopen in struikgewas. Avraham brandofferde het in de plaats (tachat) van zijn zoon. Daarmee was Jitschaq gelost. God zwoer Avraham Zijn eerdere beloften (Gn 12:2-3; 15:5; 17:2, 6) te doen en dat zijn nageslacht onoverwinnelijk zou zijn voor diens vijanden.
De sidra‘ eindigt met een afstammingslijst van Avrahams broer, Nachor. Dit is de verbinding naar de volgende sidra‘.
Bijbelleraar Marco van Putten is gespecialiseerd in judaïca en de rabbijnse wereld; in de wekelijkse Parasha prikkelt hij christenen om na te denken over de Hebreeuwse wortels van het geloof.
Wees de eerste die reageert op "Parasha Wajera: en Hij verscheen"