Parasha Wa’jichi: en hij leefde

Karen en Yair Strijker maakten in 2013 alijah naar Israël.

Parasha Wa’jichi ויחי en hij leefde. We lezen het allerlaatste deel van Genesis; vanaf hoofdstuk 47:28 t/m hoofdstuk 50. Dan lezen we uit de Haftara 1 Koningen 2:1-12 en we lezen 1 Petrus 1:9.

Deze week lezen we de laatste hoofdstukken van het boek Genesis, Bereshiet בראשית. Een periode van ongeveer 2500 jaar wordt daarmee afgesloten. Het Boek begint met de schepping van de wereld en eindigt met de schepping van het volkje Israel in het gastland Egypte. Adonai אדני schrijft Zijn geschiedenis door ons mensen heen. De zegeningen, die de zonen van Israël krijgen, zijn profetieën die allemaal uitkomen en uitgekomen zijn.

Bijzonder is de lange zegen voor de vierde zoon, Jehudah, de leider van de groep, die er ook voor gezorgd heeft dat Benjamin בנימין niet achterblijft in Egypte. Ja’aqobh יעקוב zou het verlies van deze zoon niet overleefd hebben. Zegenen is verdubbelen, vermeerderen in het Hebreeuws. De zoon buigt zijn hoofd en onderwerpt zich als het ware aan de zegenaar, geeft zijn nek prijs, en door die nederige houding mag hij rijkelijk ontvangen.

De zegenwoorden hebben scheppingskracht, zoals ook Adonai’s woorden geen loze kreten zijn, maar ze zijn als bloemknoppen, die op Zijn Tijd uitlopen en uiteindelijk hun vruchten laten zien. Want Hij doet wat Hij zegt en spreekt door ons heen naar de ander. Niet alleen Jehudah יהודה, maar ook Joseeph יוסף en zijn zonen Ephraim אפרים en Menashe מנשה krijgen Ja’aqobh’s specifieke aandacht.

Naftali is volgens zijn vader geen bok, maar een (vrouwelijke) hinde die haar kalveren zal werpen, ook opmerkelijk. Bereshiet 38:20 vermeldt dat de kinderen Israëls hun zonen zullen zegenen met de wens dat Adonai hen zal maken als de prinsen Ephraim en Menashe en zo geven ook wij iedere vrijdagavond onze kinderen Shmu’el en Ruth de Aaronitische (priestelijke) zegen mee met
vooraf de zin: Adonai make jou als Ephraïm en Menashe (voor meisjes: zoals Sarah, Riwqah, Rachel en Leah).

Kenmerkend is dat het eerste Boek eindigt met de opmerking van Joseeph dat hij, net als zijn vader, in het land Kanaän begraven wil worden en nergens anders! Logisch, wat zou zijn gebeente nog in dat verre Mitsrajim, Egypte, moeten liggen wanneer zijn nakomelingen weer terug gaan naar het land Kanaän? Joseeph sterft eerder dan zijn broers, terwijl hij niet de oudste zoon is. Misschien hebben de jaren in de gevangenis hun tol geëist? Dertien jaar in het donker zitten met slecht voedsel zal zeker meegespeeld hebben bij zijn kortere leven. Zijn vader werd 147 jaar, hij 110 jaar, toch een flink verschil.

Het boek Genesis eindigt met het sterven van Joseeph en zo wordt in 1 Koningen ook de dood van Koning David vermeld, die voordat hij sterft nog wat opdrachten geeft aan zijn zoon Shlomo. Een tijdperk is voorbij; een tijdperk van grote liefde voor God. De relatie tussen God en David was er een van grote liefde en betrokkenheid, met hoogtepunten en dieptepunten, maar de liefde won altijd. Na David is het nooit meer zo geweest, we verwachten onze Messias, de Zoon van David, Die wel dood gaat, maar weer opstaat uit de doden, als een graankorrel in de aarde, die sterft en dan opstaat en veelvoudig vrucht draagt. Wat een blijdschap geeft dat en daar spreekt Petrus van in zijn eerste brief.

Alles komt uiteindelijk uit bij Hem, onze Messias, Die eeuwig leven geeft. Shabat shalom!

Yair en Karen Strijker van Studiehuis Reshiet maakten november 2013 met hun kinderen Ruth en Shmuel alija naar Israël. Na een roerige tijd in Sde Tsvi, hemelsbreed 16 kilometer van Gazastad, verhuisden ze januari 2015 naar Na’ale in Samaria, waar ze volgens de profetie van Jeremia 31:6 de volken oproepen naar Jeruzalem te komen om ‘te leren van onze God’. 

Wees de eerste die reageert op "Parasha Wa’jichi: en hij leefde"

Geef een reactie