Deze artikelenserie gaat over het rabbinale Jodendom. Waarom en hoe werd het dominant in het Jodendom? Daarvoor wordt het leven van enkele prominente rabbijnen beschreven en wat ze eraan bijdroegen. Dit leidt tot een beantwoording van de vraag of hun positie houdbaar zal zijn.
Hillel en Sjamm‘aj vertegenwoordigden de generatie Fariziem (Farizeeën) tijdens het einde van het koningschap van Herodes de Grote en de toename van Romeinse invloed doordat Judea en Samaria in 6 CE[1] Romeinse provincies werden. De Romeinen stelden in dat jaar ook een nieuwe kohen gadol (Isra‘Elitisch hogepriester) aan.
Valse voorstelling
Voor Christenen wordt die periode als eeuwwisseling gezien naar de christelijke jaartelling. Maar het veronderstellen van een omslagpunt in de tijdrekening, alsof het aanbreken van het eerste jaar van de eerste eeuw een zeer betekenisvol moment was, is natuurlijk onzin.
De christelijke jaartelling is niet alleen gebaseerd op terug redeneren maar ook onwerkelijk. Bovendien is die christelijke jaartelling onjuist, want de Here Jezus werd enkele jaren voor het begin van die jaartelling geboren. Ook kreeg Hij eigenlijk pas relevantie vanaf het begin van Zijn zendingswerk onder Isra‘El nadat het eerste kwart van de eerste eeuw al voorbij was.
In zowel de Joodse als in de Romeinse wereld[2] was er toen geen eeuwwisseling[3], want hun tijdsrekening is lineair. Joden rekenen vanaf de veronderstelde schepping van de wereld en de Romeinen rekenden vanaf de veronderstelde grondvesting van de stad Rome. De Natsriem (de eerste Joodse volgelingen van de Here Jezus) volgden de tijdsrekening van het toenmalige Jodendom.
De christelijke tijdrekening[4] is ontstaan in de middeleeuwen (6de eeuw). Deze nieuwe tijdrekening die toen (650 CE) door de kerk werd ingevoerd kwam steeds meer in gebruik in Europa en ging de toen nog gangbare tijdrekeningen verdringen[5].
Deze christelijke tijdsrekening heeft enkele opvallende eigenschappen. Zo ontbreekt het jaar 0. Ook moet die tijdsrekening eerder opgevat worden als tijdrekening van de kerkgeschiedenis. De christelijke traditie gaat er immers vanuit dat de Here Jezus de kerk heeft gesticht, hoewel dat niet op basis van de Bijbel kan worden aangetoond[6].
Tijd na Hillel (10-30 CE)
Hillel werd als hoogste nasie‘ (verhevene; Fariziem autoriteit) opgevolgd door zijn zoon Sjim’on. Maar in hun gelederen trad ook Gamlie‘El (Gamaliel) naar voren als groot geleerde. Hij werd later hazZaqen (de oudste) genoemd. Een eretitel, maar ook om hem te onderscheiden van latere Fariziemgeleerden die ook Gamlie‘El heette.
In een periode van vier jaar stelde de nieuwe Romeinse prefect voor Judea, Valerius Gratus (r. 15-26 CE), elk jaar een nieuwe kohen gadol aan. De vierde kohen gadol, Josef Kajafas, behield echter langere tijd dit ambt (Mt 26:3). Blijkbaar viel hij in de smaak van de Romeinen. In 26 CE werd Pontius Pilatus prefect van Judea (r. 26-36 CE; Lk 3:1) en vier jaar later werd Gamlie‘El nasie‘ over de Fariziem (Acts 5:34).
Tijd opvolgers Sjim’on, bén-Hillel (30-70 CE)
Bij het aantreden van de nieuwe Romeinse gouverneur in 35 CE, Lucius Vitellius, werd Kajafas afgezet en vervangen. Maar een jaar later werd de nieuwe kohen gadol alweer door Vitellius vervangen. De Romeinen lieten Herodes Agrippa I opkomen en maakten hem in 41 CE koning van Judea.
Agrippa stelde toen meteen weer een nieuwe kohen gadol aan. Maar na zijn dood (44 CE) werd Judea weer een Romeinse provincie. Dit keer definitief. Meteen werd weer een nieuwe kohen gadol aangesteld. Twee jaar later werd weer een nieuwe kohen gadol aangesteld.
In 52 CE werd Herodes Agrippa II tetarch (r. 52-93 CE; Acts 25:13). Vanaf 59 CE stelde hij meerdere nieuwe kohanim gadolim aan (zelfs twee in één jaar), waaronder de laatste (Pienchas, bén-Sjmoe‘El (66-70 CE)). In 64 CE brak er brand uit in Rome, waarvan de Romeinse christenen de schuld kregen.
Gamlie‘El hazZaqen
Gamlie‘El (c.9 BCE – c.50 CE) was een kleinzoon van Hillel en werd rond 30 CE nasie‘ (voorzitter) van de Bejt-Dien van de Fariziem. Hij was de leraar van de latere apostel Sja‘oel (Paulus; Acts 22:3) en zou (aanvankelijk) ook tolerant zijn geweest voor de Natsriem (eerste christenen; Acts 5:34-39). Misschien is dat de reden waarom hij niet wordt gezien als voortzetter van de Misjna-traditie en ongenoemd blijft in de keten van overdragers van die traditie.
Van Gamlie‘El zijn in de Talmoed drie brieven overgeleverd waaruit blijkt dat hij in contact stond met Joden buiten Judea (Diaspora). Deze brieven gaan over de tijden om de tienden apart te leggen en over de tweede maand ‘Adar (schrikkeljaar). Ook zijn veel taqqanot (halachische bepalingen ter verbetering van de Torah) van hem bekend, die hoofdzakelijk gaan over de godsdienstige bepalingen voor vrome Isra‘Elitische vrouwen. Specifiek gaan die over huwelijksbepalingen.
Na zijn dood rond 50 CE volgde zijn zoon Sjim’on, ben-Gamlie‘El, hem op als nasie‘ van de Fariziem.
Joodse Oorlog
In 66 CE ging het sluimerende verzet van de Joden in het beloofde Land tegen de Romeinen over in een georganiseerde opstand. Josef, bén-Mattitjahoe (die zichzelf later Flavius Josefus noemde) was commandant in het Joodse verzetsleger voor de regio Galiel (Galilea). Hij behoorde tot de Fariziem, hoewel hij van de kohanim afstamde. Deze opstand duurde ruim vier jaar en wordt bekend als de Joodse Oorlog.
Rome reageerde met een zware tegenaanval onder leiding van generaal Flavius Vespasianus. Josefus werd gevangen genomen, maar stelde dat Vespasianus op korte termijn keizer zou worden. Deze Romeinse generaal werd inderdaad in minder dan twee jaar daarna door het leger uitgeroepen tot keizer.
Josefus werd als beloning meegenomen naar Rome en kwam onder de hoede van de nieuwe keizer te staan. Ten gunste van een betere verhouding tussen de Romeinen en de Joodse gemeenschap in die stad schreef hij een aantal boeken, waaronder een boek over zijn kijk op de Joodse Oorlog.
Toen Romeinse legers Vespasianus uitriepen tot keizer was er echter even daarvoor al een ander als keizer aangesteld (Vitellius). Vespasianus moest zich dus concentreren op een burgeroorlog en vertrok daarom naar Italië. Zijn zoon Titus, die bij hij was, werd aangesteld tot commandant van de oorlog tegen de Joden (69 CE).
De Joodse Oorlog begon zich vanaf toen te concentreren op de hoofdstad Jeroesjalajim (Jeruzalem) en daardoor wordt het leven in die stad steeds gevaarlijker. Ook omdat in die stad drie zelotische groepering onderling strijd voerden. Door onderlinge strijd zagen de Romeinen kans de stad binnen te vallen. Tijdens de gevechten werd de Tempel verwoest.
Jochanan, bén-Zakk‘aj
Hij wordt gezien als de leidende geleerde uit de eerste eeuw (einde Tweede Tempelperiode), maar over zijn geboorte is niets met zekerheid bekend. Net als bij Hillel is zijn levensbeschrijving een mengsel van legenden en feiten. Zo wordt Jochanan tegenwoordig beschouwd als Tanna’ (de generatie rabbijnen die materiaal voor de latere Misjnah ontwikkelde)[7].
Jochanan, bén-Zakk‘ai, viel onder de Fariziem op met zijn leringen die op gespannen voet stonden met die van de Tsaddoeqim (Sadduceeën)[8]. Hij ging ook openlijk de strijd met hen aan en wees hen er op waarin ze de Torah van Mosjéh (Mozes) tegenspraken of overtraden.
Hij leerde halachah (Farizese bepalingen voor vrome levenswandel afgeleid van de Bijbel), ‘aggadah (fantasievolle, mystieke verhalen bij Bijbelse verhalen) en ethiek. Hij ging ook in op vragen over de reden van de mitswot (Gods bevelen aan de gelovigen). Ook zou hij zaken hebben besproken over Joodse mystiek.
Daarmee zou hij de eerste zijn geweest die op mystieke onderwerpen inging en daarmee aan het begin hebben gestaan van de latere kabbalistiek. Het ligt echter voor de hand aan te nemen dat Jochanans mystiek onderwijs onvergelijkelijk was met de latere Joodse mystiek.
Tijdens de laatste dagen van de Joodse Oorlog wist Jochanan uit Jeroesjalajim (Jeruzalem) te ontsnappen, net als de Natsriem. Hij voorzag de ondergang van de stad en Tempel en zou in 68 CE naar de Romeinse generaal Vespasianus zijn gegaan. Jochanan zou hem hebben aangezegd dat hij de Joden zou overwinnen, de Romeinen Jeroesjalajim zouden innemen, maar dat hij eerst keizer zou worden[9]. Toen Vespasianus kort daarna tot keizer werd uitgeroepen werd Jochanan vergund om naar Javnéh te gaan.
Jochanan raakte in Javnéh betrokken bij de heroprichting van de Bejt-Dien (Hoge Raad) van de Fariziem. Na de verwoesting van de Bejt HamMiqdasj (Tempel) kon de Tempel-Sanhedrien niet meer functioneren. Daarom nam uiteindelijk de Bejt-Dien van de Fariziem die functie over en werd voortaan Sanhedrien genoemd[10].
Al voor de verwoesting van de Tempel leerde Jochanan dat bepaalde bepalingen van Mosjéh niet langer van toepassing waren. Nadat er geen Tempel meer was zou hij betrokken zijn geweest bij het ontwikkelen van een Jodendom zonder Tempel[11].
Na de dood van Sjim’on, bén-Gamlie‘El (c.10-70 CE), zou Jochanan als nasie‘ zijn aangesteld, omdat Gamlie‘El II, bén-Sjim’on II (?-c.118 CE), die als dynastieke opvolger was aangewezen nog te jong zou zijn geweest voor deze functie. Anderen ontkennen echter dat Jochanan ooit nasie‘ was. In datzelfde jaar was ook de hiervoor genoemde laatste kohen gadol, Pienchas, bén-Sjmoe‘El, gestorven.
In 75 CE, het jaar waarin Jochanan zou zijn gestorven, werd Jehosjoea’, bén-Chanajah, een leerling van Jochanan, nasie‘. Vijf jaar later werd uiteindelijk Gamlie‘El II nasie‘. Maar Gamlie‘El II gedroeg zich te autocratisch en werd daarom afgezet en vervangen door El’azar ben ’Azarjah, een kohen (Isra‘Eltische priester).
Acroniemen
De rabbijnen gingen naar de oudere generatie collega’s verwijzen door middel van acroniemen. Dit zijn verkorte bijnamen (afkortingen) samengesteld uit letters van hun titel en naam, waaraan soms klinkers zijn toegevoegd. Veel acroniemen beginnen dan ook met de letter ‘R’ verwijzend naar rabbijn, rav of rabban. Andere acroniemen zijn heel uniek gekozen.
De rabbijnen gingen acroniemen gebruiken om hun collega’s uit het verleden van elkaar te onderscheiden, omdat sommige dezelfde of bijna dezelfde namen hadden en om de communicatie te vereenvoudigen.
Het verwijzen naar een kort acroniem is handiger dan steeds de volledige naam te noemen om zeker te zijn naar wie verwezen werd. In het vervolg van deze artikelserie over de rabbijnen zullen meer van deze acroniemen naar voren komen.
In het geval van Jochanan, bén-Zakk‘ai wordt de acroniem Ribaz gebruikt. ‘R’ staat dan voor ‘Rabbi’, ‘i’ staat voor Jochanan, ‘b’ voor bén en ‘z’ voor Zakk‘ai. De letter ‘a’ is toegevoegd om de acroniem als woord begrijpelijk te laten klinken.
In het Jodendom is wellicht de bekendste acroniem Rambam[12], die staat voor Rabbi Mosjéh, bén-Majmon. Ook hierbij is een letter ‘a’ toegevoegd.
+++
[1] Common Era. De jaartelling in de Westerse cultuur.
[2] Ook niet in de meeste andere culturen.
[3] In de Bijbel wordt ook geen kalenderwijziging afgekondigd.
[4] Vanaf het verkeerd veronderstelde geboortejaar van de Here Jezus.
[5] De christelijke kalender is echter wel gebaseerd op de Romeinse kalender.
[6] Daarom wordt de apostel Paulus genoemd als stichter van de kerk. Maar die reparatie is problematisch, omdat de gemeenschap van Natsriem toen al enkele decennia bestond en omdat Paulus alleen niet-Joodse geloofsgemeenschappen heeft gesticht buiten het Land Isra‘El. In Bijbelse (Torahtechnische) zin zijn instellingen in en voor het Land Isra‘El leidend.
[7] Natuurlijk zijn leringen van Jochanan terecht gekomen in de Misjnah, maar hij kon nooit geweten hebben dat de Misjnah zo’n fundamentele plaats zou krijgen in het Jodendom. Jochanan dus achteraf zien als Tanna‘ is onterecht.
[8] Een zo’n meningsverschil tussen Fariziem en Tsaddoeqim komt naar voren bij de berechting van Sja‘oel Paulus (Hnd 23:6).
[9] Flavius Josefus zou dat ook hebben gedaan.
[10] Waarschijnlijk kregen ze pas decennia later die erkenning (tweede eeuw CE?).
[11] Wat betekende dat nog meer bepalingen van de Torah als niet langer van toepassing werden geacht. Maar er werden wel nieuwe halachot ontwikkeld die ook als mitswot gingen gelden, zoals formuliergebeden ter vervanging van de door Mosjéh voorgeschreven dieroffers.
[12] Maar deze wordt nog wel eens verward met Ramban (Rabbi Moses ben Nachman), omdat er maar één letter anders is.
Wees de eerste die reageert op "Rabbijnen – Pre-rabbinale periode (Farizeeën) – deel 2"