Op Simchat Torah, Vreugde der Wet, werd het slot van het boek Deuteronomium gelezen, en nu beginnen we weer bij het begin van de Torah, bij Genesis. Daar lezen we dat God Henoch wegnam, zoals Hij later Mozes en Elia wegnam van de aarde. Zien we hen ooit terug? Is er leven na de dood, of is dan alles afgelopen?
De Bijbelgedeelten voor de komende shabbat Bereshit (In het begin) zijn:
✡ Torahlezing: Genesis 1:1 – 6:8,
✡ Profetenlezing: Jesaja 42:5 – 43:10,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Openbaring 22:6-21.
In verband met het thema wijken we daarvan af
Een gedeelte uit de Torahlezing
En Jered leefde, nadat hij Henoch verwekt had, achthonderd jaar; en hij verwekte zonen en dochters. Al de dagen van Jered waren negenhonderdtweeënzestig jaar; en hij stierf.
Henoch leefde vijfenzestig jaar, en verwekte Methusalach. En Henoch wandelde met God, nadat hij Methusalach verwekt had, driehonderd jaar; en hij verwekte zonen en dochters. Al de dagen van Henoch waren driehonderdvijfenzestig jaar. Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God nam hem weg.
Genesis 5:19-24 (HSV).
Een gedeelte uit de Profetenlezing
Het gebeurde nu, toen de HEERE Elia in een storm zou opnemen in de hemel, dat Elia met Elisa uit Gilgal wegging. Elia zei tegen Elisa: Blijf toch hier, want de HEERE heeft mij naar Bethel gezonden. Maar Elisa zei: (Zo waar) de HEERE leeft en uw ziel leeft, ik zal u niet verlaten.
Zo gingen zij naar Bethel. Toen kwamen de leerling-profeten die in Bethel waren, de stad uit, naar Elisa toe en zeiden tegen hem: Weet u dat de HEERE heden uw meester van u zal wegnemen? En hij zei: Ik weet het ook, zwijg.
En Elia zei tegen hem: Elisa, blijf toch hier, want de HEERE heeft mij naar Jericho gezonden. Maar hij zei: (Zo waar) de HEERE leeft en uw ziel leeft, ik zal u niet verlaten. Zo kwamen zij in Jericho. Toen kwamen de leerling-profeten die in Jericho waren, naar voren, naar Elisa toe en zeiden tegen hem: Weet u dat de HEERE heden uw meester van u zal wegnemen? En hij zei: Ik weet het ook, zwijg.
En Elia zei tegen hem: Blijf toch hier, want de HEERE heeft mij naar de Jordaan gezonden. Maar hij zei: (Zo waar) de HEERE leeft en uw ziel leeft, ik zal u niet verlaten. Zo gingen zij beiden verder.
En vijftig mannen van de leerling-profeten gingen erheen en bleven op grote afstand staan, en zij beiden stonden bij de Jordaan. Toen nam Elia zijn mantel, rolde hem op en sloeg het water. Dat werd naar beide zijden verdeeld, en zij gingen er beiden door, over het droge.
Het gebeurde nu, toen zij overgestoken waren, dat Elia tegen Elisa zei: Vraag mij wat ik voor u doen zal, voordat ik van u weggenomen word. Elisa zei: Laat er toch twee delen van uw geest op mij mogen zijn. Maar hij zei: U hebt een moeilijke zaak gevraagd; als u mij zult zien als ik bij u vandaan weggenomen word, dan zal het u gebeuren, maar zo niet, dan zal het niet gebeuren.
Het gebeurde, terwijl zij al sprekend verder gingen, zie, dat er een vurige wagen met vurige paarden kwam, die tussen hen beiden scheiding maakte. Zo voer Elia in een storm naar de hemel. Elisa zag het en hij riep: ‘Mijn vader, mijn vader, wagen van Israël en zijn ruiters!’ En hij zag hem niet meer. Toen greep hij zijn kleren en scheurde ze in twee stukken.
Hij pakte de mantel van Elia, die van hem afgevallen was, op, keerde terug en bleef aan de oever van de Jordaan staan. Hij nam de mantel van Elia, die van hem afgevallen was, en sloeg het water en zei: Waar is de HEERE, de God van Elia, ja Hij? Hij sloeg het water en het werd naar beide zijden verdeeld, en Elisa ging erdoor.
2 Koningen 2:1-14 (HSV).
Een gedeelte uit het Nieuwe Testament
En toen (Jezus) met hen samen was, beval Hij hun dat zij niet uit Jeruzalem weg zouden gaan, maar de belofte van de Vader zouden verwachten, die u, zei Hij, van Mij gehoord hebt; want Johannes doopte wel met water, maar u zult met de Heilige Geest gedoopt worden, niet lang na deze dagen.
Zij dan die samen gekomen waren, vroegen Hem: Heere, zult U in deze tijd voor Israël het Koninkrijk weer herstellen? En Hij zei tegen hen: Het komt u niet toe de tijden of gelegenheden te weten die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft, maar u zult de kracht van de Heilige Geest ontvangen, Die over u komen zal; en u zult Mijn getuigen zijn, zowel in Jeruzalem als in heel Judea en Samaria en tot aan het uiterste van de aarde.
En nadat Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen terwijl zij het zagen, en een wolk onttrok Hem aan hun ogen.
En toen zij, terwijl Hij (van hen) wegging, hun ogen naar de hemel gericht hielden, zie, twee mannen stonden bij hen in witte kleding, die ook zeiden: Galilese mannen, waarom staat u omhoog te kijken naar de hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze (terug)komen als u Hem naar de hemel hebt zien gaan. Toen keerden zij terug naar Jeruzalem, van de berg die de Olijfberg genoemd wordt, die vlak bij Jeruzalem is en daar een sabbatsreis vandaan ligt.
Handelingen 1:4-12 (HSV)
Afscheid, maar niet voorgoed
Driemaal hebben we gelezen over een afscheid, van de godsmannen Henoch en Elia, en van Jezus die opvoer naar zijn Vader in de hemel. Tijdens Simchat Torah, afgelopen dinsdag, werd het laatste hoofdstuk van Deuteronomium gelezen, waarin de dood van Mozes werd beschreven. Telkens was er verdriet en een vragen: hoe gaat het nu verder? Misschien komt dan even de vraag bovendrijven: zien we hen ooit terug? Is er leven na de dood, of is dan alles afgelopen, zoals de Sadduceeën in Jezus’ dagen beweerden?
De Bijbel wijdt weinig woorden aan het leven na de dood, maar des te meer aan het leven vóór de dood, het alledaagse leven en hoe we dat moeten leven op deze aarde. Al Gods geboden en leefregels hebben daar betrekking op.
Toch geeft de Bijbel voldoende informatie over een leven na dit leven. In een discussie met de Sadduceeën over een leven in de opstanding geeft Jezus hen een duidelijk antwoord: Dwaalt u niet daardoor, dat u de Schriften niet kent en ook niet de kracht van God? Want wanneer ze uit de doden opgestaan zullen zijn, trouwen ze niet en worden ze niet ten huwelijk gegeven, maar zijn ze als engelen in de hemelen.
En wat betreft de doden, dat zij opgewekt zullen worden: hebt u niet gelezen in het boek van Mozes, hoe God in de doornstruik tot hem sprak: Ik ben de God van Abraham en de God van Izak en de God van Jakob? Hij is niet een God van doden, maar een God van levenden. U dwaalt dus erg. (Markus 12:24-27).
Tijdens Jezus verheerlijking op een hoge berg verschenen Hem Mozes en Elia, om Hem te bemoedigen voor de zware taak die voor Hem lag. Petrus, Jakobus en Johannes waren er getuige van, en herkenden de beide godsmannen. (Matteüs 17).
De apostel Paulus troostte de gemeente in Thessalonica over de leden die gestorven waren met de woorden ‘Maar ik wil niet, broeders, dat u onwetend bent ten aanzien van hen die ontslapen zijn, opdat u niet bedroefd bent zoals ook de anderen, die geen hoop hebben. Want als wij geloven dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal ook God op dezelfde wijze hen die in Jezus ontslapen zijn, terugbrengen met Hem.
Want dit zeggen wij u met een woord van de Heere, dat wij die levend zullen overblijven tot de komst van de Heere, de ontslapenen beslist niet zullen voorgaan. Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem van een aartsengel en met een bazuin van God neerdalen uit de hemel. En de doden die in Christus zijn, zullen eerst opstaan. Daarna zullen wij, de levenden die overgebleven zijn, samen met hen opgenomen worden in de wolken, naar een ontmoeting met de Heere in de lucht. En zo zullen wij altijd bij de Heere zijn. Zo dan, troost elkaar met deze woorden.’
We mogen zingen ‘We’ll meet again’, zoals Vera Lynn in de oorlogsjaren zong.
Wees de eerste die reageert op "Shabbatslezingen: Afscheid, maar niet voorgoed"