Shabbatslezingen: De zonde bleef niet ongestraft

Waarom is Midian, de afstammelingen van Abraham’s tweede vrouw Ketura, zo veranderd van een broedervolk in een vijand, die Israël wilde laten vervloeken door de bezweerder Bileam, en de mannen wilde verleiden tot afgodendienst en hoererij? Zoiets kon niet ongestraft blijven.

De Bijbelgedeelten voor de komende shabbat Mattot (Stammen) + Masse (Tochten) zijn:
✡ Torahlezing: Numeri 30:2 – 36:13,
✡ Profetenlezing: Jeremia 1:1 – 2:28,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Handelingen 9:1-22 en Jakobus 4:1-10.

In verband met het thema wijken we daarvan af.

Gedeelten uit de Torahlezing
De HEERE sprak tot Mozes: Neem voor de Israëlieten wraak op de Midianieten; daarna zult u met uw voor­geslacht verenigd worden.
En Mozes sprak tot het volk: Laten er mannen uit uw midden zich voor de strijd toerusten, en zich tegen Midian keren om de wraak van de HEERE aan Midian te voltrekken. Van alle stammen van Israël moet u er duizend per stam ten strijde laten trekken. Zo werden er uit de duizenden van Israël duizend per stam geleverd, twaalfduizend, toegerust voor de strijd. Mozes liet hen ten strijde trekken, duizend per stam, hen en Pinehas, de zoon van Eleazar, de priester, ten strijde, met de heilige voorwerpen en de trompetten voor het geschal in zijn hand.
En zij streden tegen Midian zoals de HEERE Mozes geboden had; zij doodden al wie mannelijk was. Behalve hen die door hen verslagen werden, doodden zij ook de koningen van Midian: Evi, Rekem, Zur, Hur en Reba, de vijf koningen van Midian; ook doodden zij Bileam, de zoon van Beor, met het zwaard. Maar de Israëlieten voerden de vrouwen van Midian en hun kleine kinderen als gevangenen weg en roofden al hun dieren, al hun vee en al hun vermogen.

Mozes werd erg kwaad op de aanvoerders van het leger, de bevelhebbers van duizend en de bevelhebbers van honderd die van de krijgsdienst terugkwamen. En Mozes zei tegen hen: Hebt u alle vrouwen laten leven? Zie, zíj waren door de raad van Bileam voor de Israëlieten de aanleiding tot trouwbreuk tegen de HEERE, in het geval van Peor, waardoor de plaag kwam onder de gemeen­schap van de HEERE.
Numeri 31:1-9 en 14-16 (HSV).

Bij elk volk was in die tijd een zeker Godsbegrip aanwezig. Dat was zeker het geval met de volken die van Abraham en Lot afstamden: Edom, Midean, Moab en Amon.
Mozes woonde jaren­lang bij de Midianieten, de nakomelingen van Abraham en zijn tweede vrouw Ketura. Hij huwde er met Tzippora, de dochter van priester Jetro, en zij kregen twee zonen. Na de Uittocht uit Egypte bezocht Jetro Mozes, en gaf hem goede raad over het besturen van het volk (Exodus 18). Mozes had zijn zwager Hobab gevraagd, als gids met hen mee te reizen door de woestijn, maar deze reisde liever terug naar zijn stamgebied, in zuidelijk Jordanië/noord­west Arabië.

Er verstrijken bijna 40 jaar sinds de Uittocht uit Egypte. Dan trekt vanuit de woestijn het volk Israël op, ten oosten van de rivier Jordaan. Het volk vraagt door de gebieden van de broeder­volken Edom en Moab heen te mogen trekken, maar als dit wordt geweigerd trekken ze om hun gebieden heen. Israël mocht immers niet tegen hen optrekken, alleen tegen de volken die Kanaän bewonen, omdat de maat van hun ongerechtigheid vol was.
Israël strijd wel tegen de koningen van Arad en de Amorieten. In plaats van het volk vreedzaam door hun gebied te laten reizen, komen ze er met een leger op af – en worden verslagen en uit hun gebied verdreven. In dit ‘Overjordaanse’ vestigden zich later enkele stammen van Israël.

Het is opvallend, dat Israël wraak moet nemen op Midean. Was angst of jaloersheid de reden, dat Moab en Midian Israël niet met rust wilden laten? De priester Jetro was gestorven, en daarmee was de goede herinnering aan Israël voorbij. Midean heeft – evenals Moab – duidelijk Israël en zijn God afge­wezen.
Waren deze volken bang, dat Israël ook hun gebied zou veroveren? Of waren zij jaloers op de voorrechten die God aan Zijn volk verleende, en de liefdevolle verkiezing van hen boven andere volken? Die verkiezing veroorzaakte zo’n hartgrondige haat dat deze volken alles in het werk stelden om Israël de baas te worden. De tovenaar Bileam wordt ingehuurd om Israël te vervloeken, maar in plaats daarvan is God hem te machtig en hij zegent het volk.

Wanneer deze opzet van Moab en Midian is mislukt, verzint Bileam een list: verleid hen tot het overtreden van twee van Gods geboden, door het dienen van afgoden en hoererij (Numeri 25). Zo zal God het volk niet meer kunnen zegenen. Het krachtdadig optreden van de priester Pinehas brengt gelukkig Gods toorn over het volk tot zwijgen.
Maar God laat de zonden der Midianieten niet ongestraft, en draagt Mozes op ‘Behandel de Midianieten als vijanden en versla hen. Want zij hebben u als vijanden behandeld, met hun listen, die zij listig tegen u beraamden’. (Numeri 25:17-18)

Gedeelten uit de Profetenlezing
Een wijs man is sterk, en een man van kennis zet zijn krachten in. Want na rijp beraad zult u oorlog voeren voor uzelf, en in een veelheid van raadgevers ligt de overwinning.

Als u zich in de dag van benauwdheid slap opstelt, is uw kracht beperkt. Red hen die opgepakt zijn om te sterven, wee als u zich afzijdig houdt van wie wankelend ter slachting gaat. Wanneer u zegt: Zie, wij hebben dat niet geweten, zal Hij Die de harten toetst, dat niet merken? Hij Die uw ziel gadeslaat, zal Híj het niet weten? Immers, Hij zal een mens vergelden naar zijn werk.
Spreuken 24:5-6 en 10-12 (HSV).

Een gedeelte uit het Nieuwe Testament
Want als wij willens en wetens zondigen, nadat wij de kennis van de waarheid ontvangen hebben, blijft er geen slachtoffer voor de zonden meer over, maar slechts een verschrikkelijke verwachting van oordeel en verzengend vuur, dat de tegenstanders zal verslinden.
Als iemand de wet van Mozes tenietgedaan heeft, moet hij sterven zonder barmhartigheid, op het woord van twee of drie getuigen.
Hoeveel te zwaarder straf, denkt u, zal hij waard geacht worden die de Zoon van God vertrapt heeft en het bloed van het verbond, waardoor hij geheiligd was, onrein geacht heeft en de Geest van de genade gesmaad heeft? Wij kennen immers Hem Die gezegd heeft: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, spreekt de Heere. En verder: De Heere zal Zijn volk oordelen. Vreselijk is het te vallen in de handen van de levende God.

Hebreeën 10:26-31 (HSV)

Wees de eerste die reageert op "Shabbatslezingen: De zonde bleef niet ongestraft"

Geef een reactie