Shabbats­lezingen: Genezing van melaatsheid vieren met een offer

Wie van melaatsheid genezen wordt, heeft iets te vieren. Hij of zij moet zich laten controleren door de priester en een reinigingsceremoniëel ondergaan, dat wordt afgesloten met het brengen van een offer.

De Bijbelgedeelten voor de komende Shabbat Metsora (Melaats) zijn:
✡ Torahlezing: Leviticus 14 en 15,
✡ Profetenlezing: 2 Koningen 7:3-20,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Matteüs 23:16 – 24:2, 30-31.

In verband met het thema wijken we daarvan af

Een gedeelte uit de Torahlezing
De HEERE sprak tot Mozes: Dit is de wet voor de melaatse op de dag van zijn reiniging. Hij moet naar de priester gebracht worden, en de priester moet buiten het kamp gaan. Heeft de priester vervolgens gezien dat – zie! – de ziekte van de melaatsheid bij de melaatse genezen is, dan moet de priester opdracht geven dat men voor hem die gereinigd wordt, twee levende reine vogels neemt, cederhout, karmozijn en hysop.
De priester moet dan opdracht geven dat men de ene vogel slacht boven een aarden pot met bronwater. Dan moet hij de levende vogel nemen, met het cederhout, het karmozijn en de hysop. Hij moet dat alles mét de levende vogel dopen in het bloed van de vogel die boven het bronwater geslacht is. En hij moet hiermee zevenmaal sprenkelen op hem die van de melaatsheid gereinigd wordt. Daarna moet hij hem rein verklaren, en de levende vogel in het open veld weg laten vliegen.

Wie gereinigd wordt, moet zijn kleren wassen, al zijn haar afscheren en zich met water wassen. Dan is hij rein. Daarna mag hij in het kamp komen, maar hij moet zeven dagen buiten zijn tent blijven. Op de zevende dag zal het zo zijn, dat hij al zijn haar afscheert: zijn hoofd, zijn baard en de wenkbrauwen van zijn ogen. Ja, al zijn haar moet hij afscheren, zijn kleren wassen en zijn lichaam met water wassen. Dan is hij rein.
En op de achtste dag moet hij twee lammeren zonder enig gebrek nemen en een ooilam zonder enig gebrek van een jaar oud, en ook drie tiende efa bloem als graanoffer, met olie gemengd, en een log olie.
Leviticus 14:1-10 (HSV).

Iemand die was genezen van melaatsheid, metsorah, moest een heel ritueel vol symboliek ondergaan. Buiten het kamp moest de priester hem controleren. Er kwamen twee wilde vogels aan te pas, waarvan er een werd gedood. De ander werd gedoopt in een mengsel van diens bloed en water en daarna vrijgelaten, als een een opstanding in een nieuw leven.
Het cederhout, afkomstig van een hoge boom, symboliseert hoogmoed. Hysop (of Marjolein) is het tegengestelde, een klein geneeskrachtig plantje. Maar het is een lipbloemige, die er aan herinnert dat melaatsheid onder meer met de zonde van de lippen te maken heeft. Denk aan Mirjam, die met melaatsheid werd gestraft toen zij kwaad sprak over Moses. (Numeri 12).
Een stukje karmozijnrode stof moest de zonde in herinnering brengen en oproepen tot bekering: ‘Al waren uw zonden als scharlaken, ze zullen wit worden als sneeuw; al waren ze rood als karmozijn, ze zullen worden als witte wol.’ Jesaja 1:18).
Als dank voor de genezing wordt er een offer gebracht van enkele lammeren en/of duiven, waarvan het bloed op het oor, de duimen de grote teen wordt gesmeerd, als teken van toewijding van de geest, de daadkracht en de aardse ambities aan God.

Een gedeelte uit de Profetenlezing
Er waren vier melaatse mannen bij de ingang van de poort [van Samaria]. Zij zeiden tegen elkaar: Waarom blijven wij hier totdat wij sterven? Als wij zeggen: Wij zullen de stad binnengaan – er is honger in de stad, dan zullen wij daar sterven; en als wij hier blijven, zullen wij ook sterven. Nu dan, kom, laten wij naar het legerkamp van de Syriërs overlopen. Als zij ons laten leven, dan zullen wij leven, en als zij ons doden, laten we dan maar sterven. En in de avondschemering stonden zij op om het legerkamp van de Syriërs in te gaan. Toen zij aan de rand van het legerkamp van de Syriërs kwamen, zie, was er niemand.
De Heere had het leger van de Syriërs namelijk een geluid laten horen van strijdwagens en een geluid van paarden – het geluid van een groot leger – zodat zij tegen elkaar zeiden: Zie, de koning van Israël heeft de koningen van de Hethieten en de koningen van de Egyptenaren tegen ons ingehuurd om ons aan te vallen.

Toen nu deze melaatsen aan de rand van het legerkamp kwamen, gingen zij een tent binnen, aten en dronken, namen vandaar zilver, goud en kleren mee, en gingen het verbergen. Daarna keerden zij terug, gingen een andere tent binnen, namen ook daaruit het een en ander weg en gingen het eveneens verbergen. Toen zeiden zij tegen elkaar: Wij doen hier niet goed aan. Deze dag is een dag met een goede boodschap en wij zwijgen erover. Als wij wachten tot het morgenlicht, staan wij schuldig. Nu dan, kom, laten wij dit in het huis van de koning gaan vertellen.
2 Koningen 7:3-6 en 8-9 (HSV)

Deze geschiedenis tekent het karakter van deze vier melaatse mannen. Zij waren gehoorzaam aan de wetten van Moses, zij verbleven buiten de gemeenschap, om niemand te besmetten. Om te overleven dachten zij naar de Syriërs over te lopen – maar die bleken gevlucht, en in hun tenten lag eten in overvloed. Zij plunderden de tenten en verborgen hun buit. Die hebzucht bevestigde hun zondige staat in verband met de melaatsheid. Toch dachten zij ook aan hun broeders in de stad – of was het angst voor straf als zij zouden zwijgen? – en zij waarschuwden de poortwachters, die de koning het goede nieuws vertelden.

Gedeelten uit het Nieuwe Testament
En het gebeurde, toen Jezus naar Jeruzalem reisde, dat Hij dwars door Samaria en Galilea heen trok. En toen Hij een zeker dorp wilde binnengaan, kwamen tien melaatse mannen naar Hem toe, die op een afstand bleven staan. En zij verhieven hun stem en zeiden: Jezus, Meester, ontferm U over ons. En toen Hij hen zag, zei Hij tegen hen: Ga heen en toon uzelf aan de priesters. En het gebeurde, terwijl zij heengingen, dat zij gereinigd werden. En toen één van hen zag dat hij genezen was, keerde hij terug, terwijl hij met luide stem God verheerlijkte. En hij wierp zich met het gezicht ter aarde voor Zijn voeten en dankte Hem. En dit was een Samaritaan. Toen antwoordde Jezus en zei: Zijn niet de tien gereinigd? Waar zijn dan de negen anderen? Zijn er dan geen anderen gevonden die terugkeren om God de eer te geven dan deze vreemdeling? En Hij zei tegen hem: Sta op en ga heen. Uw geloof heeft u behouden.
Lukas 17:11-19 (HSV).

De verhalen over Jezus en de genezingen die Hij verrichtte gingen het hele land door en bereikten ook een groepje melaatse mannen, uitgesloten uit de gemeenschap. Zij riepen Hem van een afstand toe en smeekten om genezen te worden. Jezus’ antwoord vroeg om een daad van geloofsgehoorzaamheid: ‘Ga heen en toon uzelf aan de priesters’ En onderweg zagen zij, dat ze gezond geworden waren.

 

Wees de eerste die reageert op "Shabbats­lezingen: Genezing van melaatsheid vieren met een offer"

Geef een reactie