We lezen drie tekstgedeelten waarin God iets van zijn heerlijkheid, almacht en liefde toont. Over Mozes, die een glimp van God mocht zien en wiens gezicht straalde, over Gog die bij een overval op Israël ten onder gaat, en over Jezus’ optreden tijdens het Loofhuttenfeest.
De Bijbelgedeelten voor de komende Shabbat Chol hamo’ed Sukkot, een tussendag in de week van het Loofhuttenfeest, zijn:
✡ Torahlezing: Exodus 33:12-34:26,
✡ Profetenlezing: Ezechiël 38:18 – 39:16,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Johannes 7:31-43.
Gedeelten uit de Torahlezing
Toen zei Mozes tegen de HEERE: Zie, U zegt tegen mij: Laat dit volk verder trekken. U echter, U hebt mij niet laten weten wie U met mij meezendt, terwijl U Zelf gezegd hebt: Ik ken u bij uw naam, en ook: U hebt genade gevonden in Mijn ogen. Nu dan, als ik dan genade heb gevonden in Uw ogen, maak mij toch Uw weg bekend. Dan zal ik U kennen, opdat ik genade zal vinden in Uw ogen. En zie aan dat deze natie Uw volk is.
En Hij zei: Moet Mijn aangezicht meegaan om u gerust te stellen? Toen zei hij tegen Hem: Als Uw aangezicht niet meegaat, laat ons dan van hier niet verder trekken. Want hoe moet het anders bekend worden dat ik genade gevonden heb in Uw ogen, ik en Uw volk? Is het niet daardoor dat U met ons meegaat? Daardoor zullen wij, ik en Uw volk, afgezonderd zijn van alle volken die er op de aardbodem zijn. Toen zei de HEERE tegen Mozes: Ook dit woord dat u spreekt, zal Ik doen, want u hebt genade gevonden in Mijn ogen en Ik ken u bij uw naam.
Toen zei Mozes: Toon mij toch Uw heerlijkheid! Maar Hij zei: Ík zal al Mijn goedheid bij u voorbij laten komen, en in uw aanwezigheid zal Ik de Naam van de HEERE uitroepen, maar Ik zal genadig zijn voor wie Ik genadig zal zijn, en Ik zal Mij ontfermen over wie Ik Mij ontfermen zal. Hij zei verder: U zou Mijn aangezicht niet kunnen zien, want geen mens kan Mij zien en in leven blijven.
Ook zei de HEERE: Zie, hier is een plaats bij Mij, waar u op de rots moet gaan staan. En het zal gebeuren, als Mijn heerlijkheid voorbijtrekt, dat Ik u in een kloof van de rots neer zal zetten en u met Mijn hand zal bedekken totdat Ik voorbijgegaan ben. En zodra Ik Mijn hand wegneem, zult u Mij van achteren zien, maar Mijn aangezicht zal niet gezien worden.
En het gebeurde, toen Mozes van de berg Sinaï afdaalde – de twee tafelen van de getuigenis waren in Mozes’ hand, toen hij van de berg afdaalde – dat Mozes niet wist dat de huid van zijn gezicht glansde, omdat de HEERE met hem gesproken had.
Aäron en al de Israëlieten keken Mozes aan, en zie, de huid van zijn gezicht glansde. Daarom waren zij bevreesd om dichter bij hem te komen. Mozes riep hen echter bij zich. Aäron en al de leiders van de gemeenschap keerden naar hem terug, en Mozes sprak tot hen. Daarna kwamen al de Israëlieten naar voren en hij gebood hun alles wat de HEERE met hem besproken had op de berg Sinaï.
Nadat Mozes geëindigd had met hen te spreken, legde hij een doek over zijn gezicht. Maar telkens wanneer Mozes voor het aangezicht van de HEERE kwam om met Hem te spreken, deed hij de doek af, totdat hij weer naar buiten ging. En wanneer hij naar buiten gegaan was, sprak hij tot de Israëlieten wat hem geboden was.
Exodus 33:12-23 en 34:29-34 (HSV).
Een gedeelte uit de Profetenlezing
Zo zegt de Heere HEERE: Bent u het over wie Ik in vroeger tijd gesproken heb door de dienst van Mijn dienaren, de profeten van Israël, die in die tijd geprofeteerd hebben, jarenlang, dat Ik u over hen zou brengen? Op die dag zal het gebeuren, op de dag dat Gog over het land van Israël komt, spreekt de Heere HEERE, dat Mijn grimmigheid in Mijn neus zal opstijgen.
Want in Mijn na-ijver, in het vuur van Mijn verbolgenheid, heb Ik gesproken: Voorwaar, op die dag zal een zware aardbeving het land van Israël treffen! De vissen in de zee, de vogels in de lucht, de dieren van het veld, al de kruipende dieren die op de aardbodem kruipen, en alle mensen die op de aardbodem zijn, zullen voor Mijn aangezicht beven. De bergen zullen omvergehaald worden, de bergwanden zullen instorten en alle muren zullen op de grond neervallen.
Op al Mijn bergen zal Ik een zwaard tegen hem oproepen, spreekt de Heere HEERE. Ieders zwaard zal tegen zijn broeder zijn. Ik zal met hem een rechtszaak voeren door pest en door bloed. Ik zal een alles wegspoelende regen, en hagelstenen, vuur en zwavel op hem doen regenen, op zijn troepen en op de vele volken die met hem zijn.
Zo zal Ik Mijn grootheid tonen en Mij heiligen en voor de ogen van vele heidenvolken bekend worden. Dan zullen zij weten dat Ik de HEERE ben.
Ezechiël 38:17-23 (HSV)
Een gedeelte uit het Nieuwe Testament
Maar toen het feest al half voorbij was, ging Jezus naar de tempel en gaf onderwijs. En de Joden verwonderden zich en zeiden: Hoe kent Hij de Schriften zonder daarin onderwezen te zijn? Jezus antwoordde hun en zei: Mijn onderricht is niet van Mij, maar van Hem Die Mij gezonden heeft. Als iemand de wil heeft om Zijn wil te doen, zal hij van dit onderricht weten of het uit God is, of dat Ik vanuit Mijzelf spreek. Wie vanuit zichzelf spreekt, zoekt zijn eigen eer, maar Wie de eer zoekt van Hem Die Hem gezonden heeft, Die is waarachtig en geen ongerechtigheid is in Hem.
Sommigen dan van de inwoners van Jeruzalem zeiden: Is Hij het niet Die zij proberen te doden? En zie, Hij spreekt vrijuit en zij zeggen niets tegen Hem. Zouden onze leiders soms werkelijk tot de erkenning zijn gekomen dat Híj werkelijk de Christus is? Maar van Hém weten wij waar Hij vandaan komt; wanneer echter de Christus komt, weet niemand waar Hij vandaan komt.
Jezus dan riep in de tempel, terwijl Hij onderwijs gaf en zei: U kent Mij niet alleen, maar u weet ook waar Ik vandaan kom; en Ik ben niet uit Mijzelf gekomen, maar Hij Die Mij gezonden heeft, is waarachtig, en Hem kent u niet. Maar Ik ken Hem, want Ik ben van Hem afkomstig, en Hij heeft Mij gezonden.
Zij probeerden Hem dan te grijpen, maar niemand sloeg de hand aan Hem, want Zijn uur was nog niet gekomen. En velen uit de menigte kwamen tot geloof in Hem en zeiden: Wanneer de Christus komt, zal Hij toch niet meer tekenen doen dan Híj gedaan heeft?
En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus daar en riep: Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken. Wie in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt: Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. En dit zei Hij over de Geest, Die zij die in Hem geloven, ontvangen zouden; want de Heilige Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.
Velen dan uit de menigte die dit woord hoorden, zeiden: Híj is werkelijk de Profeet. Anderen zeiden: Híj is de Christus. En weer anderen zeiden: De Christus komt toch niet uit Galilea? Zegt de Schrift niet dat de Christus komt uit het geslacht van David en uit het dorp Bethlehem, waar David was?
Johannes 7:14-18, 25-31, 37-42 (HSV).
God toont zijn heiligheid
We lazen drie tekstgedeelten waarin God iets van zijn heerlijkheid, almacht en liefde toont.
Mozes, de eenzame leider van de Israëlieten tijdens hun uittocht uit Egypte en hun jarenlange doortocht door de wildernis, krijgt van God een bemoediging. Soms heeft een mens die nodig, als een bevestiging dat hij op de goede weg is, dat de zware taak die hij vervult echt een opdracht van God is. Dat hij niet behoeft te twijfelen of God wel bij hem is en hem leidt: Mozes mag de Heer zien. Niet van aangezicht tot aangezicht, dat kan een mens niet aan, maar een glimp van zijn achterkant is genoeg. Ook het volk ziet dat Mozes met God gesproken heeft, als zijn gezicht straalt, en dit bevestigt het gezag van hun leider.
Het gedeelte over Gog, die het land Israël zal willen overweldigen, is profetisch. Wie Gog is, weet ik niet, de discussies daarover laat ik over aan theologen. Over het lot van Gog staat er des te meer in deze profetie: een zware aardbeving treft het land, God zal hem treffen door het zwaard en de pest; hagelstenen, vuur en zwavel treffen de troepen van Gog en zijn bondgenoten.
Zo zal Ik Mijn grootheid tonen en Mij heiligen en voor de ogen van vele heidenvolken bekend worden. Dan zullen zij weten dat Ik de HEERE ben.
In het derde gedeelte toont Jezus ons de grote liefde die God voor de mensen heeft. Het speelt zich af tijdens het Loofhuttenfeest. Jezus is halverwege het feest naar Jeruzalem gereisd, en het volk is onder de indruk van zijn onderwijs en de vele wonderen en tekenen die zij hebben gezien. Velen van hen geloven dat Hij de beloofde Messias, de Christus is, om de wonderen die zij Hem hebben zien verrichten.
Het is toch uiterst curieus dat de christenheid, wat beweert dat het hun onoverkomenlijke opdracht is de Here Jezus centraal te stellen, niet net als de Hem het Loofhuttenfeest of enig van de Bijbelse najaarsfeesten viert. Het traditionele christelijke antwoord: Hij heeft die niet vervuld.
Maar zou het kunnen zijn dat het God daar niet om gaat bij de Bijbelse feesten? Die feesten bestonden immers al eeuwen voor de komst van de Here Jezus naar de aarde. God heeft bij de instelling van die feesten bevolen dat Zijn volk die moest vervullen.