Veertig jaar trokken de Israëlieten door de woestijn, van plaats naar plaats. Slapend in een wankel tentje of hutje van takken. Niet beschermd door stevige muren van stenen, een waterdicht dak, soldaten die waakten. Het was God zelf die het volk beschermde.
De Bijbelgedeelten voor de eerste dag van Soekot, het Loofhuttenfeest, zijn:
✡ Torahlezingen: Leviticus 22:26-23:44; Numeri 29:12-16,
✡ Profetenlezing: Zacharia 14:1-21,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Openbaring 7:1-10.
In verband met het thema wijken we daarvan af
Een gedeelte uit de Torahlezing
Spreek tot de Israëlieten en zeg: Vanaf de vijftiende dag van deze zevende maand is het zeven dagen (lang) Loofhuttenfeest voor de HEERE. Op de eerste dag is er een heilige samenkomst. Geen enkel dienstwerk mag u doen. Zeven dagen (lang) moet u de HEERE vuuroffers aanbieden. Op de achtste dag moet u een heilige samenkomst houden en de HEERE een vuuroffer aanbieden. Het is een bijzondere samenkomst. U mag geen enkel dienstwerk doen.
Dit zijn de feestdagen van de HEERE, die u moet uitroepen als heilige samenkomsten om een vuuroffer voor de HEERE aan te bieden: brandoffer en graanoffer, slachtoffer en plengoffers, al naargelang het voorschrift voor die bepaalde dag, naast de (offers op) de sabbatten van de HEERE, naast uw geschenken, naast al uw gelofteoffers en naast al uw vrijwillige gaven, die u aan de HEERE geeft.
Maar vanaf de vijftiende dag van de zevende maand, wanneer u de opbrengst van het land ingezameld hebt, moet u het feest van de HEERE zeven dagen (lang) vieren. Op de eerste dag is het rustdag en op de achtste dag is het rustdag. Op de eerste dag moet u voor uzelf vruchten van sierlijke bomen, takken van palmbomen, takken van loofbomen en van beekwilgen nemen, en u moet zich zeven dagen (lang) voor het aangezicht van de HEERE, uw God, verblijden.
Dat feest voor de HEERE moet u per jaar zeven dagen (lang) vieren. Het is een eeuwige verordening, al uw generaties door. In de zevende maand moet u het vieren. Zeven dagen moet u in de loofhutten wonen. Alle ingezetenen van Israël moeten in loofhutten wonen, zodat de generaties na u weten dat Ik de Israëlieten in loofhutten liet wonen, toen Ik hen uit het land Egypte geleid heb. Ik ben de HEERE, uw God. Zo maakte Mozes de feestdagen van de HEERE aan de Israëlieten bekend.
Leviticus 23:33-44 (HSV).
Gedeelten uit de Profetenlezing
Zacharia beschrijft een aanval van de volken op het land Israël, waarna de Heere tegen hen strijd.
Dan zal de HEERE uittrekken en tegen die heidenvolken strijden, zoals de dag dat Hij streed, op de dag van de strijd. Op die dag zullen Zijn voeten staan op de Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt, ten oosten ervan. Dan zal de Olijfberg in tweeën gespleten worden naar het oosten en naar het westen. Er zal een zeer groot dal ontstaan, als de (ene) helft van de berg naar het noorden zal wijken en de (andere) helft ervan naar het zuiden. Dan zult u vluchten (door) het dal van Mijn bergen, want het dal tussen de bergen zal reiken tot Azal. Ja, u zult vluchten, zoals u gevlucht bent voor de aardbeving in de dagen van Uzzia, de koning van Juda. Dan zal de HEERE, mijn God, komen: al de heiligen met U!
Het zal geschieden dat al de overgeblevenen van alle heidenvolken die tegen Jeruzalem zijn opgerukt, van jaar tot jaar zullen opgaan om zich neer te buigen voor de Koning, de HEERE van de legermachten, en om het Loofhuttenfeest te vieren.
Het zal geschieden dat er geen regen zal vallen op hem die uit de geslachten van de aarde niet zal opgaan naar Jeruzalem om zich voor de Koning, de HEERE van de legermachten, neer te buigen. Als het geslacht van de Egyptenaren, waarop geen regen is gevallen, niet zal opgaan en komen, dan zal de plaag komen waarmee de HEERE de heidenvolken zal treffen die niet zullen optrekken om het Loofhuttenfeest te vieren. Dit zal de straf zijn voor de zonde van Egypte en de straf voor de zonde van alle heidenvolken die niet zullen opgaan om het Loofhuttenfeest te vieren.
Op die dag zal op de bellen van de paarden staan: HEILIG VOOR DE HEERE. En de potten in het huis van de HEERE zullen zijn als de sprengbekkens voor het altaar. Ja, al de potten in Jeruzalem en in Juda zullen voor de HEERE van de legermachten heilig zijn, zodat allen die willen offeren, zullen komen en ervan nemen om erin te koken. Op die dag zal er geen Kanaäniet meer zijn in het huis van de HEERE van de legermachten.
Zacharia 14:3-5 en 16-21 (HSV)
Een gedeelte uit het Nieuwe Testament
En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus daar en riep: ‘Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken. Wie in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt: Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien.’
En dit zei Hij over de Geest, Die zij die in Hem geloven, ontvangen zouden; want de Heilige Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.
Velen dan uit de menigte die dit woord hoorden, zeiden: Híj is werkelijk de Profeet. Anderen zeiden: Híj is de Christus. En weer anderen zeiden: De Christus komt toch niet uit Galilea? Zegt de Schrift niet dat de Christus komt uit het geslacht van David en uit het dorp Bethlehem, waar David was?
Johannes 7:37-42 (HSV)
In een loofhut leven onder Gods hoede
Veertig jaar trokken de Israëlieten door de woestijn, van plaats naar plaats, met hun vrouwen, kinderen en vee. Slapend in een wankel tentje of hutje van takken. Niet beschermd door stevige muren van stenen, een waterdicht dak, soldaten die waakten. Het was God zelf die het volk beschermde.
Om dit te gedenken en door te geven aan de kinderen, leven veel Joden een week lang in een soeka, een loofhut van simpele ongeverfde planken en een dak waardoor je de sterren kunt zien. Gewoonlijk wordt er alleen in gegeten, voor slapen is geen ruimte.
‘De inherente vergankelijkheid van de soeka dwingt ons na te denken over de echte werkelijkheid’ schreef hoofdkrijgsmachtrabbijn Menachem Sebbag voor het Parasha-project van het Centrum voor Israël Studies. ‘De wankele constructie van de soeka drukt ons met de neus op de feiten. Daarom is een van de basiswetten die gelden voor de soeka dat het een tijdelijke woning moet zijn.
En juist in de vergankelijkheid van de soeka ligt onze veiligheid. We beseffen dat we niet alleen zijn. De realiteit waarmee we worden geconfronteerd, hoeft ons niet bang te maken. Ook in de kwetsbaarheid van deze tijdelijke, schijnbare zwakke woonplaats, genieten wij van de bescherming van de Allerhoogste. Onze veiligheid is een gevolg van niets anders dan de oplettende blik van onze Hemelse Vader.’
Levend water
Toen de Tempel in Jerusalem nog bestond, werd daar tijdens dit feest elke ochtend een waterplengoffer gebracht. Elke avond werd het water voor het offer van de volgende ochtend uit een speciaal daarvoor bestemde bron gehaald. Het halen van het water werd met veel feestelijkheden gevierd.
Waarom zoveel drukte om water? Hier in Nederland hebben we genoeg water, maar in Israël en andere warme landen is water schaars en kostbaar. Zonder water is er geen oogst, en geen eten. Verteld wordt, dat God de wereld oordeelt met betrekking tot hoeveel regen de wereld zal ontvangen (vooral in Israël). Het plengoffer was als een gebed om veel regen, die in Israël bijna alleen in de wintermaanden valt.
Wanneer iemand de oogst van zijn akker heeft binnengehaald, het werk van zijn arbeid, dan is het mogelijk dat hij hooghartig wordt. Dan kan hij gaan geloven dat zijn rijkdom alleen het resultaat is van zijn eigen harde werk, en vergeet dat God er een grote rol in had. Het wateroffer mag hem er aan herinneren, dat zijn rijkdom een gave van God is.
Ook in de dagen van Jezus werd het Loofhuttenfeest gevierd. Johannes hoofdstuk 7 beschrijft hoe Jezus inhaakt op het wateroffer, door tijdens het feest uit te roepen ‘Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken. Wie in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt: Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien.’ Belangrijker en waardevoller dan het water dat we drinken en waarmee we de akkers bevloeien, is een levende relatie met de Heer door de heilige Geest. Zoals Jezus ook tegen de Samaritaanse vrouw zei: ‘Ieder die van dit water drinkt, zal weer dorst krijgen, maar wie drinkt van het water dat Ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst meer krijgen. Maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem een bron worden van water dat opwelt tot in het eeuwige leven.’
Wees de eerste die reageert op "Shabbatslezingen: In een loofhut onder Gods hoede"