Shabbats­lezingen: Vel een rechtvaardig oordeel

In zijn lange afscheidsrede, die het boek Deutero­nomium in feite is, waarschuwt Mozes de aangestelde rechters er voor, dat zij eerlijk en onpartijdig recht spreken, zonder aanzien des persoons. Ook de apostel Jakobus waarschuwt, een rijke niet voor te trekken boven een arme.

De Bijbelgedeelten voor de komende shabbat Devarim (Woorden) zijn:
✡ Torahlezing: Deuteronomium 1:1 – 3:22,
✡ Profetenlezing: Jesaja 1:1-27,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Handelingen 7:51 – 8:4.

In verband met het thema wijken we daarvan af

Gedeelten uit de Torahlezing
Ik heb in die tijd tegen u gezegd: Ik alleen kan u niet dragen. De HEERE, uw God, heeft u talrijk gemaakt, en zie, u bent heden zo talrijk als de sterren aan de hemel. Moge de HEERE, de God van uw vaderen, aan uw aantal toevoegen duizend­maal wat u nu bent, en moge Hij u zegenen, zoals Hij tot u gesproken heeft! Maar hoe kan ik alleen uw moeite, uw last en uw rechtszaken dragen? Geef voor uzelf, ingedeeld naar uw stammen, wijze, verstandige, ervaren mannen, dan zal ik hen tot hoofd over u aanstellen.
Toen antwoordde u mij en zei: De zaak die u hebt gezegd te doen, is goed. Dus nam ik uw stam­hoofden, wijze en ervaren mannen, en stelde hen tot hoofd over u aan, leiders over duizend, leiders over honderd, leiders over vijftig en leiders over tien, en beambten voor uw stammen.
Ook beval ik in die tijd uw rechters: Luister naar de geschillen tussen uw broeders, en oordeel recht­vaardig tussen een man, zijn broeder en de vreemdeling die bij hem is. U mag niet partijdig zijn in de rechtspraak: zowel de kleine als de grote moet u aanhoren. U mag voor niemand bevreesd zijn, want de rechtspraak behoort aan God. Maar de zaak die voor u te moeilijk is, moet u bij mij brengen en ik zal die aanhoren. Zo beval ik u in die tijd al de zaken die u moet doen.

Deuteronomium 1:9-18 (HSV).

Mozes maakte het volk duidelijk, dat hij niet alleen voor het volk kan zorgen. Hij hield het niet vol, zijn mening te geven over alle geschillen. Daarom stelt hij, op voor­dracht van het volk, leiders aan voor de praktische zaken van het bestuur van het volk. Die staan naast de geestelijke leiders, de priesters. Daarmee is mogelijke sektevorming voorkomen.

Rabbi Ari Enkin schreef ‘God vond dat Mozes niet de enige leider mocht zijn, al had hij er de kracht voor. Wanneer hij de enige leider was gebleven, zou daar de boodschap van uitgaan, dat leiderschap en grootheid alleen door de elite bereikt kunnen worden. Maar gewone mensen? Nee, die hebben geen schijn van kans. Het Joden­dom leert dat ieder mens de potentie heeft om een Mozes, een leider, te worden. Om een effect te hebben op de hele natie!

Mozes herinnert de rechters eraan dat zij eerlijk moe­ten rechtspreken zonder voorkeursbehandeling van welke partij dan ook, ongeacht iemands achtergrond of sociale status. Een waarschu­wing tegen steek­penningen, vriend­jes­politiek en voor­keurs­behandelingen. Zelfs het op een buiten­gewoon hartelijke manier begroeten van een rechter wordt beschouwd als een vorm van omkoping. Wanneer een rechter het gevoel heeft dat hij het slachtoffer is geweest van omkoping, hoe klein ook, moet hij zich uit de zaak terugtrekken.’

Een vertaling is altijd een interpretatie. Het Hebreeuws is – veel meer dan Westerse talen – niet altijd eenduidig, legt rabbijn Tamarah Benima uit in een bijdrage aan het Parasha-project van het Centrum voor Israël Studies.
In Deuteronomium 1:17 (HSV) staat ‘U mag niet partijdig zijn in de rechtspraak: zowel de kleine als de grote moet u aanhoren.’. Rabbijn A.S. Onderwijzer vertaalde eind negentiende eeuw: ‘Gij zult geen aangezicht erkennen in het gericht; zowel de grote als de kleine zult gij horen (…).’ Ds. Pieter Oussoren (Naardense Bijbel) brengt als vertaling: ‘(…) ge zult geen aanzien-des-persoons erkennen in de rechtspraak, zowel de kleine als de grote zult ge aanhoren.

Wat staat er in het Hebreeuws? ‘Lo-takieroe faniem bamishpat, ka-katan kagadol tieshme’oen.’  ‘Katan’ betekent letterlijk ‘klein’, ‘gadol’ letterlijk ‘groot’. Onderwijzer en Oussoren interpreteren ‘groot’ en ‘klein’ als slaand op mensen.
De vertalers van de Nieuwe Bijbelvertaling ook; zij gaan zelfs nog een stap verder in deze identificatie van ‘groot’ en klein’ met personen: ‘Oordeel zonder aanziens des persoons, hoor de arme evengoed als de rijke.’ Waar haalt de NBV dat ‘grote’ is ‘rijke’ en ‘kleine’ is ‘arme’ vandaan? Het is een van de inter­pretaties van de rabbijnen uit de Oudheid. De NBV smokkelt zelfs nog een extra ideologische interpretatie binnen met de impliciete nadruk dat naar de arme net zo goed moet worden geluisterd als naar de rijke. In het Hebreeuws staat echter ‘zo naar de kleine, zo naar de grote’ – het luisteren naar beiden moet ‘gelijkwaardig’ zijn.

Er is trouwens nog een heel andere vertaling mogelijk, want het Hebreeuws kent geen onzijdig: ‘zowel het kleine als het grote zult ge aanhoren’. Er zijn rabbijnen die op basis van die vertaling stellen: in de rechtspraak is het belangrijk dat zaken die ‘klein’ zijn – minder ernstig, minder omvangrijk, minder invloedrijk – net zo nauwkeurig worden behandeld als zaken die ‘groot’ zijn – zaken met een enorme uitstraling. Voor iemand die zijn zaak voor de rechter brengt, kan iets dat volgens een buitenstaander te futiel is om over te strijden namelijk essentieel zijn. De Eeuwige en Mosje weten dat, en benadrukken ‘het kleine’ niet op te offeren aan ‘het grote’.

Een gedeelte uit de Profetenlezing
Ook deze spreuken zijn van de wijzen:
Het is niet goed partijdig te zijn in een rechtszaak.
Wie tegen een goddeloze zegt: U bent rechtvaardig, die zullen de volken vervloeken, de natiën zullen hem verwensen, maar hun die voor het recht opkomen, zal het aangenaam zijn, de zegen van het goede zal over hen komen.

Spreuken 24:23-25 (HSV)

Een gedeelte uit het Nieuwe Testament
Mijn broeders, heb het geloof in onze Heere Jezus Christus, de Heere der heerlijkheid, zonder aanzien des persoons. Want als in uw samenkomst een man zou binnenkomen met een gouden ring aan zijn vinger, in sierlijke kleding, en er kwam ook een arme man in haveloze kleding, en u zou hoog opzien tegen hem die de sierlijke kleding draagt, en tegen hem zeggen: Gaat u hier zitten op een mooie plaats, en u zou tegen de arme zeggen: Gaat u daar maar staan, of: Ga hier zitten bij mijn voetbank, hebt u dan niet onder elkaar een onder­scheid gemaakt en bent u zo geen rechters geworden met verkeerde over­wegin­gen?
Luister, mijn geliefde broeders, heeft God de armen van deze wereld niet uitverkoren om rijk te zijn in het geloof, en erfgenamen te zijn van het Koninkrijk, dat Hij beloofd heeft aan hen die Hem liefhebben?
U hebt daarentegen de arme schandelijk behandeld. Zijn het niet de rijken die u overweldigen en slepen juist zij u niet naar de rechtbank? Lasteren zij niet de goede Naam, Die over u is aangeroepen?
Als u echter de koninklijke wet volbrengt, volgens de Schrift: U zult uw naaste liefhebben als uzelf, dan handelt u goed.
Maar als u met aanzien des persoons handelt, begaat u een zonde en wordt u door de wet ontmaskerd als overtreders.

Jakobus 2:1-9 (HSV)

Wees de eerste die reageert op "Shabbats­lezingen: Vel een rechtvaardig oordeel"

Geef een reactie