Shabbats­lezingen: Voer je opdracht helemaal uit

De Bijbel waarschuwt tegen nalatigheid, die ten verderve leidt. Abrams vader Terach bleef op weg naar Kanaän in Charan steken. Jozua veroverde met het volk niet het gehele beloofde land. Koning Joas versloeg de Syriërs niet geheel en al.

De Bijbelgedeelten voor de komende Shabbat Lèch lechá (Ga, voor jezelf) zijn:
✡ Torahlezing: Genesis 12 – 17,
✡ Profetenlezing: Jesaja 40:27 – 41:16,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Romeinen 4:1-25.

In verband met het thema wijken we daarvan af

Een gedeelte uit de Torahlezing:
En Terach nam Abram, zijn zoon, en Lot, zijn klein­zoon, de zoon van Haran, en Sarai, zijn schoon­dochter, de vrouw van zijn zoon Abram, en zij trokken met hen uit Oer van de Chaldeeën om naar het land Kanaän te gaan; en zij kwamen tot Charan en bleven daar wonen. De dagen nu van Terach waren twee­honderd­vijf jaar, en Terach stierf in Charan.
De HEERE nu zei tegen Abram: Gaat u uit uw land, uit uw familiekring en uit het huis van uw vader, naar het land dat Ik u wijzen zal. Ik zal u tot een groot volk maken, u zegenen en uw naam groot maken; en u zult tot een zegen zijn. Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt, zal Ik vervloeken; en in u zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden.
Toen ging Abram op weg, zoals de HEERE tot hem gesproken had, en Lot ging met hem mee. Abram was vijfenzeventig jaar oud, toen hij uit Charan vertrok.
Abram nu nam Sarai, zijn vrouw, en Lot, de zoon van zijn broer, en al hun bezit­tingen die ze verworven hadden, en de mensen die zij in Charan verkregen hadden; en zij gingen weg om naar het land Kanaän te gaan; en zij kwamen in het land Kanaän. En Abram trok door dat land heen tot aan de plaats Sichem, tot de eik van More. De Kanaänieten woonden toen in dat land.

Genesis 11:31 – 12:6 (HSV).

Gedeelten uit de Profetenlezing
Jozua nu was oud en op dagen gekomen, en de HEERE zei tegen hem: U bent zelf oud geworden en op dagen gekomen, en er is zeer veel land over­ge­ble­ven om dat in bezit te nemen.
Dit is het land dat overgebleven is: alle gebieden van de Filistijnen en heel het land van de Gesuriet; vanaf de Sichor, die tegenover Egypte ligt, tot aan het gebied van Ekron in het noorden, dat tot het gebied van de Kanaä­nieten wordt gerekend. De vijf stads­vorsten van de Filistijnen, die van Gaza en die van Asdod, die van Askelon, die van Gath en die van Ekron, en de Avvieten; vanaf het zuiden heel het land van de Kanaänieten, en Meara, dat van de Sidoniërs is, tot aan Afek, tot aan het gebied van de Amo­rieten; boven­dien het land van de Giblieten, en de hele Libanon, waar de zon opkomt, vanaf Baäl-Gad, onder aan de berg Hermon, tot aan Lebo-Hamath; allen die in het Bergland wonen vanaf de Libanon tot aan Misrefoth-Maïm, al de Sidoniërs. Ík zal hen van voor de Israë­lieten verdrijven. Alleen, maak dat het aan Israël als erfelijk bezit toevalt, zoals Ik u geboden heb.

Elisa was ziek geworden; het was de ziekte waaraan hij zou sterven. Joas, de koning van Israël, kwam bij hem en huilde om hem. Hij zei: Mijn vader, mijn vader, wagen van Israël en zijn ruiters!
En Elisa zei tegen hem: Neem een boog en pijlen, en hij bracht hem een boog en pijlen. Hij zei tegen de koning van Israël: Leg uw hand aan de boog. Toen legde hij zijn hand daaraan, en Elisa legde zijn handen op de handen van de koning. En hij zei: Doe het venster naar het oosten open. En hij deed het open. Toen zei Elisa: Schiet! En hij schoot. Hij zei: Het is een pijl van verlossing door de HEERE, en een pijl van verlossing van de Syriërs, want u zult de Syriërs in Afek verslaan, tot vernietiging toe.
Daarna zei hij: Neem de pijlen. En hij nam ze. Toen zei hij tegen de koning van Israël: Sla op de grond. En hij sloeg driemaal en hield toen op. Toen werd de man Gods heel kwaad op hem en zei: U had vijf- of zesmaal moeten slaan; dan zou u de Syriërs tot vernietiging toe verslagen hebben. Maar nu zult u de Syriërs slechts driemaal verslaan.

Jozua 13:1-6 en 2 Koningen 13:14-19 (HSV)

Een gedeelte uit het Nieuwe Testament
Maar als u zonder bestraffing bent, waar allen deel aan hebben gekregen, bent u bas­taarden en geen kinde­ren. En verder hadden wij onze aardse vaders als opvoeders, en wij hadden ontzag voor hen. Zullen wij ons dan niet veel meer onderwerpen aan de Vader van de geesten, en leven? Want zij hebben ons wel voor een korte tijd naar het hun goed­dacht bestraft, maar Hij doet dat tot ons nut, opdat wij deel krijgen aan Zijn heiligheid. En elke bestraffing schijnt op het moment zelf wel geen reden tot blijdschap te zijn, maar tot droefheid. Maar later geeft zij hun die erdoor geoefend zijn een vreedzame vrucht van gerechtigheid. Hef daarom de slappe handen op en strek de knikkende knieën, en maak rechte sporen voor uw voeten, opdat wat kreupel is, niet wordt ontwricht, maar veeleer genezen wordt.
Hebreeën 12:8-13 (HSV)

Voer je opdracht helemaal uit
Uit Oer der Chaldeeën reisde Terach met zijn familie richting Kanaän. Waar lag Oer? Twee steden in Meso­po­tamië, het twee­stromen­land tussen de rivieren Eufraat en Tigris, komen hier­voor in aan­mer­king: was het Oerfa, in het noorden van Meso­po­tamië, nabij Charan, of Oer in het zuiden van Meso­po­tamië? Een aardige vraag voor archeologen.
Maar vanuit Oer zou het wel een heel lange reis zijn geweest voor Terach met zijn familie, kudden en knechten. Misschien dat zij daarom halt hielden in Charan en zich daar vestigden.

Maar Abram reisde verder met Saraï, zijn vrouw, en zijn neef Lot, naar Kanaän. God had hem dat immers opge­dragen, met de belofte ‘Ik zal u tot een groot volk maken, u zegenen en uw naam groot maken; en u zult tot een zegen zijn.’ Vertrekken uit Oer betekende ook: de (af)goden van die plaats achterlaten, en de God gaan dienen die hem geroepen had. In Oer zou God hem niet kunnen zegenen en tot een groot volk maken.
De eerste plaats waar Abram stopte was Sichem, nabij de huidige Palestijnse stad Nabloes, midden in het land, in het gebied dat we Samaria (Shomron) noemen.

Onder de leiding van Jozua was het land Kanaän veroverd, onder de stammen verdeeld en in bezit genomen. Maar niet het hele gebied was veroverd. Met name de Filistijnen en de Amorieten ver­oor­zaak­ten de Israëlieten veel ellende door hun invallen en roof­tochten. Ook lieten de Israëlieten zich verleiden tot het dienen van de afgoden van hun buur­volken. Dit waren de gevolgen van de niet volledig uitge­voerde op­dracht van God om het beloofde land te veroveren.

Koning Joas van Israël was regelmatig in oorlog met Aram, de Syriërs. Ondanks dat hij niet zo’n goede koning was, had hij respect voor de profeet Elisa. Hij zocht hem op toen hij ziek was, en weende over hem. De profeet had nog een laatste boodschap voor hem, een belofte: hij zou de vijanden verslaan. Maar de koning vond driemaal op de grond slaan wel genoeg, en hij versloeg de Syriërs slechts drie maal.

Volharding is een belangrijke eigenschap. Volhard tot je het doel hebt bereikt. Blijf op weg naar Kanaän niet in Charan steken. Verover geheel het grondgebied dat je is beloofd. Versla Gods vijanden volledig, niet slechts driemaal. De vorige oorlogen met Hamas en Palestijnse Islamitische Jihad in de Gazastrook zijn afgesloten zonder duidelijke winnaar, waarna Hamas zich tot winnaar uitriep omdat ze nog bestonden. De komende grondoorlog moet een duidelijke winnaar hebben, zodat Israël niet over een paar jaar opnieuw door een regen van raketten wordt getroffen.

Betoont gij u slap ten dage der benauwdheid, dan komt uw kracht in het nauw. (Spreuken 24:10 NBG)

Wees de eerste die reageert op "Shabbats­lezingen: Voer je opdracht helemaal uit"

Geef een reactie