De besnijdenis is door God ingesteld als een teken van Zijn verbond met Abraham en zijn nageslacht, dat in alle generaties moet worden doorgegeven. Ook Jezus werd besneden. Maar hoe zit het met de gelovigen uit de heidenen?
De Bijbelgedeelten voor de komende sjabbat Tazria (Zij draagt zaad) zijn:
✡ Torahlezing: Leviticus 12 en 13,
✡ Profetenlezing: 2 Koningen 4:42 – 5:19a,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Lukas 7:18-35.
Gedeelten uit de Torahlezing
De HEERE sprak tot Mozes: Spreek tot de Israëlieten en zeg: Wanneer een vrouw nageslacht voortbrengt en een jongetje heeft gebaard, dan is zij zeven dagen onrein. Zij is dan even onrein als tijdens de dagen van afzondering als zij ongesteld is.
En op de achtste dag moet het vlees van zijn voorhuid besneden worden.
Wanneer de dagen van haar reiniging voor een zoon of een dochter voorbij zijn, moet zij een lam van een jaar oud als brandoffer en een jonge duif of tortelduif als zondoffer bij de priester brengen, bij de ingang van de tent van ontmoeting. Die moet het voor het aangezicht van de HEERE aanbieden, en verzoening voor haar doen. Dan is zij rein van haar bloedvloeiing. Dit is de wet voor haar die een jongetje of meisje baart. Maar als haar vermogen niet toereikend is voor een lam, dan mag zij twee tortelduiven of twee jonge duiven nemen, één als brandoffer en één als zondoffer. Zo zal de priester verzoening voor haar doen en is zij rein.
Leviticus 12:1-3, 6-8 (HSV)
Gedeelten uit de Profetenlezing
Verder zei God tegen Abraham: En wat u betreft, u moet Mijn verbond in acht nemen, u en uw nageslacht na u, al hun generaties door. Dit is Mijn verbond dat u moet houden tussen Mij en u en uw nageslacht na u: al wie mannelijk is bij u moet besneden worden. U moet het vlees van uw voorhuid laten besnijden en dat zal een teken zijn van het verbond tussen Mij en u. Elk kind bij u van acht dagen oud, al wie mannelijk is, moet besneden worden, al uw generaties door: degene die in uw huis geboren is én degene die van enige vreemdeling voor geld gekocht is, die niet tot uw nageslacht behoort.
In die tijd zei de HEERE tegen Jozua: Maak u stenen messen en besnijd de Israëlieten opnieuw, voor de tweede keer. Toen maakte Jozua voor zich stenen messen en besneed de Israëlieten op de Heuvel van de voorhuiden. Dit was de reden waarom Jozua hen besneed: heel het volk dat uit Egypte getrokken was, de mannen, alle strijdbare mannen, waren onderweg gestorven in de woestijn, nadat zij uit Egypte getrokken waren. Immers, al het volk dat er uittrok, was besneden. Al het volk echter dat onderweg geboren was in de woestijn, nadat zij uit Egypte getrokken waren, hadden zij niet besneden.
Genesis 17:9-12, Jozua 5:2-5 (HSV)
Gedeelten uit het Nieuwe Testament
En het gebeurde op de achtste dag dat zij kwamen om het kind te besnijden en ze noemden het Zacharias, naar de naam van zijn vader, maar zijn moeder antwoordde en zei: Nee, maar hij zal Johannes heten!
En toen acht dagen vervuld waren, en men het Kind besnijden moest, werd Hem de naam Jezus gegeven, die genoemd was door de engel voordat Hij in de moederschoot ontvangen was. En toen de dagen van haar reiniging volgens de wet van Mozes vervuld waren, brachten zij Hem naar Jeruzalem om Hem de Heere voor te stellen, zoals geschreven staat in de wet van de Heere: al wat mannelijk is dat de moederschoot opent, zal heilig voor de Heere genoemd worden, en om een offer te brengen volgens wat gezegd is in de wet van de Heere, een paar tortelduiven of twee jonge duiven.
Mozes heeft u de besnijdenis gegeven – niet dat zij van Mozes komt, maar van de vaderen – en u besnijdt iemand op de sabbat. Als een mens de besnijdenis ontvangt op de sabbat, (juist) om de wet van Mozes niet te breken, bent u (dan) verbitterd tegen Mij, omdat Ik een heel mens gezond gemaakt heb op de sabbat?
En zij schreven door hun dienst het volgende: De apostelen, de ouderlingen en de broeders groeten de broeders uit de heidenen die in Antiochië, Syrië en Cilicië zijn. Wij hebben gehoord dat sommigen die bij ons vandaan zijn gekomen, u met woorden in verwarring hebben gebracht en uw zielen hebben verontrust door te zeggen dat u besneden moet worden en de wet moet onderhouden. Wij hadden hun daar geen opdracht toe gegeven. (…)
Want het heeft de Heilige Geest en ons goedgedacht u verder geen last op te leggen dan deze noodzakelijke dingen: dat u zich onthoudt van afgodenoffers, van bloed, van het verstikte en van hoererij. Als u zich ver van deze dingen houdt, zult u juist handelen.
Lukas 1:59-60, 2:21-24, Johannes 7:22-23, Handelingen 15:23-24, 28-29 (HSV)
Besnijdenis: verbondsteken en gezondheidsmaatregel
Gezondheid is het onderwerp van de hoofdstukken 11 t/m 15 van het boek Leviticus. Eerst gaat het over de dieren (die zijn eerder geschapen dan de mens), welke je mag eten en welke niet, wat is rein en onrein voedsel. Dan de gezondheid van mensen, bij de geboorte, ziekte en onreinheid van mensen en woonhuizen.
Daarbij gaat het onder andere over de besnijdenis. God droeg die al op aan Abraham, als teken van Zijn verbond, een teken dat in elke generatie herhaald moet worden (al was na de tocht door de woestijn een inhaalslag nodig)
Op de achtste dag moest een jongetje worden besneden, als teken dat hij bij Gods verbond met Abraham behoort. Op de achtste dag, symbolisch voor het rijk van Gods heerschappij over het heelal, dat na de zevende dag, de rustdag van duizend jaar, zal komen. Ook medisch is dit de beste dag, de baby is dan als regel in de beste conditie om deze kleine operatie te ondergaan.
Zo werden ook Johannes de Doper en Jezus op de achtste dag besneden.
En wat moeten christenen-uit-de-volken met de besnijdenis? Dat was toch wel een discussiepunt tijdens het Eerste Jerusalemse Concilie, waarvan Handelingen 15 verslag doet. Joodse gelovigen in Jezus de Messias hadden er bij de nieuwe gelovigen uit de heidenvolken op aangedrongen om zich te laten besnijden, om deel te kunnen krijgen aan het heil. Maar daar verzetten Paulus en Barnabas zich fel tegen.
De nieuwe gelovigen treden niet toe tot het verbond van God met Abraham met zijn wetten: ‘Doe dit en je zult leven’, maar tot het nieuwe verbond dat Jezus sloot met Zijn verlossingswerk: ‘Geloof en je zult leven’. Geloof, dat ook Abraham en Moses bezaten. Zie Galaten 3:6-12. Daarbij gaat het om de besnijdenis van het hart, een geopend, luisterend en gehoorzamend hart, waartoe Moses al opriep: ‘De HEERE, uw God, zal uw hart en het hart van uw nageslacht besnijden, om de HEERE, uw God, lief te hebben met heel uw hart en met heel uw ziel, zodat u leven zult’, en niet om het uiterlijke teken aan het lichaam.
Een gehoorzamend hart zal uit eigen beweging graag Gods wetten volgen, omdat die goed en heilzaam zijn. Zoals de apostel Jakobus schreef: ‘Wat voor nut heeft het, mijn broeders, als iemand zegt dat hij geloof heeft, en hij heeft geen werken? Kan dat geloof hem zalig maken?’ en ‘Zo is ook het geloof als het geen werken heeft, in zichzelf dood. Maar zal iemand zeggen: U hebt geloof en ik heb werken. Laat mij uw geloof zien uit uw werken en ik zal u uit mijn werken mijn geloof laten zien.’ (Jakobus 2:14, 17-18).
Toch is de besnijdenis niet verkeerd. Het maakt een man (en zijn partner) minder vatbaar voor geslachtsziekten, doordat zich geen vuil kan ophopen onder de voorhuid. De Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) adviseert het zelfs voor die landen, waarin de mannen zich evenveel van huwelijkstrouw aantrekken als een kater.
Zie ook de Hebreeuwse les 185 Besnijdenis.
De zin “De nieuwe gelovigen treden niet toe tot het verbond van God met Abraham …” is juist, maar het is natuurlijk wel zo Gods verbond evalueert (een van de weinige zaken die wel echte evolutie (toename in waarde) kent). Maar het blijft Dezelfde God Die een verbond sluit. Naarmate de omstandigheden veranderen vernieuwt Hij Zijn verbond.
‘Avraham is en blijft een sleutelvoorbeeld, maar ook een van de patriarchen van alle gelovigen. In zekere zin zoals ‘Adam. Hij draagt in belangrijke mate eraan bij dat ook de hedendaagse gelovigen kunnen toetreden tot Gods verbond. Elk verbond van God heeft bepalingen – hier “wetten” genoemd. Het huidige verbond dat de Here Jezus van kracht heeft doen worden kent door de verbondsevolutie meer “wetten” dan enig eerder verbond. De tegenstelling die in bovenstaande artikel in positieve zin gesuggeerd wordt, is dus in Bijbelse zin in werkelijkheid negatief voor de mens. Niet positief. Het ‘juk’ van de Here Jezus weegt logischerwijs zwaarder (Heb 10:28-29).
Als ‘Avraham door God wordt bevolen zichzelf en zijn mannelijke afstammelingen te besnijden, dan is dat ook een bevel aan alle gelovige mannen van alle tijden, zoals ook blijkt. Deze godsdienstige besnijdenis wordt tot op vandaag gedaan door Joden, Mohammedanen en Messiaanse gelovigen. In Bijbelse zin vertegenwoordigt de mielah (voorhuid) immers God-loosheid en weerspannigheid. Het buiten Gods verbond staan. Dat heeft niets met eigen gewin – medische redenen – te maken. De besnijdenis onderscheidt mannen van vrouwen, zoals ook de Torah zich tot mannen richt.
Maar iedere gelovige man die zich aan dat besnijdenisbevel wil onderwerpen. Die het ereteken van geloof in zijn vlees wil laten aanbrengen, moet er wel op gewezen worden dat het wel voorwaardelijk is, wil het van betekenis zijn voor God. Wie zich al als onbesnedene volledig overgeeft aan God(s wil) geldt in Zijn Ogen feitelijk als zonder voorhuid (besnedene) (Rom 2:26). In de Bijbel wordt dat besnedenheid van hart genoemd (Ezech 44:9). Die besnijdenis geldt ook voor vrouwen.
Wie de daad bij het woord wil voegen moet zich ter dege realiseren dat besnijden betekent Isra’Eliet worden. Dat betekent overigens niet dat zo iemand Jood wordt. Joods-zijn en besneden zijn heeft niets met elkaar te maken. Het is een hardnekkige en algemeen aangenomen misvatting die zelfs Joden leren. De meeste besneden mannen zijn niet-Joods, en de meeste Joodse mannen zijn (helaas nog) onbesneden.
De besnijdenis wordt nergens in de Bijbel met Joods-zijn verbonden. ‘Avraham ontving het besnijdenisbevel toen dat volk nog niet bestond (‘Avraham was geen Jood!), maar hij liet al zijn vele zonen (Gen 17:23; 25:2) besnijden. Deze zonen zijn patriachen geworden van vele volken! Vandaar dat besnijdenis door heel wat volken werd toegepast.
Wie zich laat besnijden beweert in staat te zijn of spant zich althans tot zijn uiterste in om de Bijbelse Torah volledig te zullen navolgen tot het einde (Gal 5:3; Jak 2:10). M.a.w. het zou als teken van volwassenheid in geloof staan. Iets wat ik iedereen van harte toewens, maar geen geringe uitdaging is. Maar volwassenheid in geloof is niet hetzelfde als Torahnavolging (Gal 6:15). Het eerste is een hartszaak en het laatste is ‘slechts’ een logisch gevolg van die hartsgesteldheid. Torah is niet bedoeld om te verlossen (evenzo de besnijdenis (Gal 5:2)), want verlossing is een sprirituele zaak die komt alleen van (de Geest van) God.
Groet, M. van Putten
“Toch is de besnijdenis niet verkeerd. Het maakt een man (en zijn partner) minder vatbaar voor geslachtsziekten, doordat zich geen vuil kan ophopen onder de voorhuid. ”
Vuil kan ophopen onder de voorhuid…Zo zou toch verwachten van een gedegen gelovig getrouwd stel dat er geen overspel plaats vindt. Dan kan er toch ook geen ziektes plaatsvinden?
En de WHO adviseert. Nou, als we die gaan volgen dan zullen we zijn als die kater. Farce.