Wat lopen we God toch vaak voor de voeten met onze zelfgekozen oplossingen voor problemen. Vaak is het beter te wachten op God, en hoe Hij de problemen voor je oplost. Dat ondervonden Abram, Saul en Petrus.
De Bijbelgedeelten voor de komende sjabbat Lèch lechá (Ga, voor jezelf) zijn:
✡ Torahlezing: Genesis 12 – 17,
✡ Profetenlezing: Jesaja 40:27 – 41:16,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Romeinen 4:1-25.
In verband met het onderwerp wijken we daar van af.
Een gedeelte uit de Torahlezing
Er kwam hongersnood in dat land. Daarom trok Abram naar Egypte om daar als vreemdeling te verblijven, omdat de hongersnood in het land zwaar was. En het gebeurde, toen hij op het punt stond om Egypte binnen te gaan, dat hij tegen zijn vrouw Sarai zei: Zie toch, ik weet dat je een vrouw bent die knap is om te zien. Als de Egyptenaren je zien, dan zullen ze zeggen: Dat is zijn vrouw! Dan zullen ze mij doden en jou in leven laten. Zeg toch dat je mijn zuster bent, zodat het mij omwille van jou goed zal gaan en ik omwille van jou blijf leven.
En het gebeurde, zodra Abram in Egypte kwam, dat de Egyptenaren de vrouw zagen dat ze bijzonder knap was. Ook de vorsten van de farao zagen haar en zij prezen haar aan bij de farao. Daarom werd de vrouw meegenomen naar het huis van de farao. Omwille van haar deed hij goed aan Abram, zodat hij kleinvee, runderen, ezels, slaven en slavinnen, ezelinnen en kamelen kreeg.
Maar de HEERE trof de farao en zijn huis met zware slagen, vanwege Sarai, de vrouw van Abram. Toen riep de farao Abram en zei: Wat hebt u mij aangedaan? Waarom hebt u mij niet verteld dat zij uw vrouw is? Waarom hebt u gezegd: Zij is mijn zuster, zodat ik haar tot vrouw genomen heb? Nu, hier is uw vrouw; neem haar mee en ga! En de farao gaf (enige) mannen opdracht met betrekking tot hem en zij begeleidden hem en zijn vrouw en alles wat hij had (het land) uit.
Genesis 12:10-20 (HSV).
Een gedeelte uit de Profetenlezing
Koning Saul had het garnizoen van de Filistijnen verslagen, en de Filistijnen verzamelden zich om te strijden tegen Israël met een groot leger. De mannen van Israël werden bang, verborgen zich en liepen weg.
‘En Saul wachtte zeven dagen, tot het tijdstip dat Samuel bepaald had. Toen Samuel echter niet naar Gilgal kwam, begon het volk zich te verspreiden, bij hem vandaan. Toen zei Saul: Breng een brandoffer bij mij, en dankoffers; en hij offerde het brandoffer.
En het gebeurde, toen hij gereed was met het brengen van het brandoffer, dat, zie, Samuel kwam. Saul ging het kamp uit hem tegemoet om hem te zegenen.
En Samuel zei: Wat hebt u gedaan? Toen zei Saul: Omdat ik zag dat het volk zich begon te verspreiden, bij mij vandaan, en omdat ú niet op de vastgestelde tijd kwam, en de Filistijnen in Michmas verzameld zijn, zei ik bij mijzelf: Nu zullen de Filistijnen op mij afkomen in Gilgal, en ik heb niet getracht het aangezicht van de HEERE gunstig te stemmen. Daarom heb ik mijzelf gedwongen om het brandoffer te brengen.
Maar Samuel zei tegen Saul: U hebt dwaas gehandeld. U hebt het gebod van de HEERE, uw God, dat Hij u geboden heeft, niet in acht genomen. Anders zou de HEERE uw koningschap over Israël voor eeuwig bevestigd hebben, maar nu zal uw koningschap geen stand houden.
1 Samuël 13:8-14a (HSV).
Een gedeelte uit het Nieuwe Testament
En zij namen (Jezus) gevangen en voerden Hem weg en brachten Hem in het huis van de hogepriester. En Petrus volgde op een afstand. En toen zij een vuur aangestoken hadden midden op de binnenplaats, en zij samen daaromheen waren gaan zitten, ging Petrus in hun midden zitten.
En een zeker dienstmeisje zag hem bij het vuur zitten en zei, met haar ogen op hem gericht: Ook hij was bij Hem. Maar hij verloochende Hem en zei: Vrouw, ik ken Hem niet.
En kort daarna zag een ander hem en zei: Ook u bent een van hen. Maar Petrus zei: Mens, dat ben ik niet.
En ongeveer een uur later bevestigde een ander met stelligheid: Het is werkelijk waar, ook hij was bij Hem, want hij is ook een Galileeër. Maar Petrus zei: Mens, ik weet niet wat u zegt. En onmiddellijk, terwijl hij nog sprak, kraaide de haan.
Lukas 22 (HSV).
Geen eigen-gekozen oplossingen
‘Een kat in het nauw maakt rare sprongen’ zegt een oud spreekwoord. Dat lijkt ook voor mensen te gelden.
God had beloofd Abram te zegenen, en nu hij in het land Kanaän is, komt er hongersnood. Daarvoor moeten Abram en Sarai uitwijken naar Egypte. Abram vertrouwt er niemand – als ze mijn mooie vrouw zien, zullen ze mij doden en haar meenemen. Daarom wordt Abram zelf onbetrouwbaar. Hij laat zelfs zijn vrouw liegen, dat ze zijn zuster is. Maar de hele waarheid, dat ze ook zijn vrouw is, mag ze niet vertellen. In een poging om zichzelf te redden, schond Abram het vertrouwen van de farao. Die had Sarai al in zijn harem opgenomen en Abram royale geschenken gegeven. Gelukkig grijpt God in en treft de farao en zijn huis met zware slagen.
Abram is uit de autoriteit van Gods opdracht en beloften gestapt, hij heeft zich laten intimideren door de omstandigheden. Zonder God er in te kennen of zijn bescherming te vragen is hij naar Egypte gereisd. Abram krijgt daarop een forse les van … farao!
Heeft hij er van geleerd? Niet echt, want hij maakt dezelfde fout bij koning Abimelech van Gerar (Genesis 20), evenals later zijn zoon Isaäk (Genesis 26).
Koning Saul werd bang. Zijn leger stond gereed om slag te leveren met het grote leger van de Filistijnen. Maar eerst zou de profeet Samuël een offer brengen. Daar wachtten ze nu al een week op, en Samuël kwam maar niet opdagen. De moed zond de soldaten van Saul in de schoenen, en de een na de ander deserteerde, sloop stilletjes weg. Was moest Saul doen om het moreel op te krikken en zijn leger bij elkaar te houden?
Hij had geen geduld meer en besloot dan maar zelf het brandoffer te brengen. Nauwelijks was hij daarmee klaar, of de profeet Samuël verscheen met Gods oordeel over dit eigenmachtige handelen: ‘U hebt dwaas gehandeld. U hebt het gebod van de HEERE, uw God, dat Hij u geboden heeft, niet in acht genomen.’ Koning Saul kreeg nog één kans om zijn gehoorzaamheid aan God te tonen, en ook die miste hij.
De apostel Petrus, u kent zijn stoere uitspraken dat hij Jezus nooit zou verloochenen. Hij zocht zijn toevlucht in leugens toen hij in de hof van de hogepriester was. Hij werd herkend door een dienstmeisje als een van de Galilese volgelingen van Jezus, en vreesde ook gevangenneming en dood: ‘Vrouw, ik ken Hem niet’. Later weende hij bittere tranen om zijn ondoordachte woorden.
En toch – ondanks alle menselijk falen – geeft God genade en vergeving, en ging Hij door met Abram en Petrus, en kreeg koning Saul nog een kans.
Lieg niet tegen elkaar, aangezien u de oude mens met zijn daden uitgetrokken hebt, en de nieuwe mens aangetrokken hebt, die vernieuwd wordt tot kennis, overeenkomstig het beeld van Hem Die hem geschapen heeft. (Kolossenzen 3:9-10)
Wees de eerste die reageert op "Sjabbatslezingen: Geen eigen-gekozen oplossingen"