Sjabbats­lezingen: God maakt een nieuw begin

Stuurt God mensen weg, wanneer zij Hem ontrouw zijn geworden, wanneer zij hebben gezondigd? Nee, na berouw en bekering opent God een nieuwe weg en maakt een nieuw begin. Dat verzekeren Moses, Ezechiël en Paulus ons.

De Bijbelgedeelten voor de komende sjabbat tijdens de Pesachweek zijn:
✡ Torahlezingen: Exodus 33:12–34:26,
✡ Profetenlezing: Ezechiël 36:37 – 37:14,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Efeze 2:4-7.

Een gedeelte uit de Torahlezing
Nadat het volk Israël danste rond een afgod, een gouden kalf:
Toen zei de HEERE tegen Mozes: Houw twee stenen tafelen voor u uit, zoals de eerste, dan zal Ik op die tafelen de woorden schrijven die op de eerste tafelen stonden, die u in stukken gebro­ken hebt. Wees tegen de morgen gereed; vervolgens moet u in de morgen de berg Sinaï opklim­men en daar, op de top van de berg, voor Mij gaan staan. Maar niemand mag met u mee naar boven klimmen en ook mag op heel de berg niemand gezien worden, het kleinvee en de runderen mogen zelfs niet tegenover de berg grazen.
Toen hieuw Mozes twee stenen tafelen uit, zoals de eerste. En Mozes stond vroeg in de morgen op, klom de berg Sinaï op, zoals de HEERE hem geboden had, en hij nam de twee stenen tafelen in zijn hand. Toen daalde de HEERE neer in een wolk, ging daar bij hem staan en riep de Naam van de HEERE uit. Toen de HEERE bij hem voorbijkwam, riep Hij: HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, geduldig en rijk aan goeder­tie­ren­heid en trouw, Die goeder­tie­ren­heid blijft bewij­zen aan duizen­den, Die onge­rech­tig­heid, over­treding en zonde vergeeft, maar Die de schul­dige zeker niet voor onschul­dig houdt en de onge­rech­tig­heid van de vaders vergeldt aan de kinderen en klein­kinde­ren, tot in het derde en vierde geslacht.
Toen haastte Mozes zich, knielde ter aarde, boog zich neer en zei: Heere, als ik nu genade in Uw ogen gevon­den heb, laat de Heere dan toch in ons midden mee­gaan. Zeker, het is een hals­starrig volk, maar vergeef onze onge­rech­tig­heid en onze zonde, en neem ons aan als Uw erfelijk bezit.
Toen zei Hij: Zie, Ik sluit een verbond; ten over­staan van heel uw volk zal Ik wonderen doen, zoals die op de hele aarde en onder welk volk ook nog nooit tot stand gebracht zijn. Ja, heel het volk, in het midden waarvan u verkeert, zal de daden van de HEERE zien, want het is ontzag­wek­kend wat Ik met u ga doen. Houd u aan wat Ik u heden gebied. Zie, Ik zal de Amo­rieten, Kanaä­nie­ten, Hethieten, Fere­zieten, Hevie­ten en Jebusieten voor u uit verdrijven.

Exodus 34:1-11 (HSV)

Een gedeelte uit de Profetenlezing
De hand van de HEERE was op mij, en de HEERE bracht mij in de geest naar buiten en zette mij neer, midden in een vallei. Die lag vol beenderen. Hij deed mij er aan alle kanten omheen gaan. En zie, er lagen er zeer veel op de grond van de vallei, en zie, ze waren zeer dor.
Hij zei tegen mij: Mensenkind, zullen deze beenderen tot leven komen? En ik zei: Heere HEERE, Ú weet het! Toen zei Hij tegen mij: Profeteer tegen deze been­de­ren en zeg tegen hen: Dorre been­de­ren, hoor het woord van de HEERE. Zo zegt de Heere HEERE tegen deze been­de­ren: Zie, Ik ga geest in u brengen en u zult tot leven komen. Ik zal pezen op u leggen, vlees op u doen komen, een huid over u heen trekken, en geest in u geven, zodat u tot leven komt. Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben.
Toen profeteerde ik zoals mij geboden was, en er ontstond een geluid zodra ik profe­teerde, en zie, een gedruis! De been­de­ren kwamen bij elkaar, elk been bij het bijbe­ho­ren­de been. En ik zag, en zie, er kwamen pezen op, er kwam vlees op en Hij trok er een huid overheen, maar er was geen geest in hen.
Hij zei tegen mij: Profeteer tegen de geest, profeteer, mensen­kind! Zeg tegen de geest: Zo zegt de Heere HEERE: Geest, kom uit de vier windstreken en blaas in deze gedo­den, zodat zij tot leven komen. Ik profe­teerde zoals Hij mij geboden had. Toen kwam de geest in hen en zij kwamen tot leven. Zij gingen op hun voeten staan, een zeer, zeer groot leger.
Toen zei Hij tegen mij: Mensenkind, deze beenderen zijn heel het huis van Israël. Zie, ze zeggen: Onze been­de­ren zijn verdord en onze hoop is vergaan, wij zijn afge­sne­den! Profeteer daarom, en zeg tegen hen: Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal uw graven openen en Ik zal u uit uw graven doen oprijzen, Mijn volk, en Ik zal u brengen in het land van Israël. Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben, als Ik uw graven open en als Ik u uit uw graven doe oprijzen, Mijn volk. Ik zal Mijn Geest in u geven, u zult tot leven komen en Ik zal u in uw land zetten. Dan zult u weten dat Ík, de HEERE, dit gesproken en gedaan heb, spreekt de HEERE.

Ezechiël 37:1-14 (HSV).

Een gedeelte uit het Nieuwe Testament
Maar God, Die rijk is in barmhartigheid, heeft ons door Zijn grote liefde, waarmee Hij ons liefgehad heeft, ook toen wij dood waren door de over­tre­din­gen, met Christus levend gemaakt – uit genade bent u zalig geworden – en heeft (ons) met (Hem) opge­wekt en met (Hem) in de hemelse gewesten gezet in Christus Jezus, opdat Hij in de komende eeuwen de alles­ over­tref­fende rijkdom van Zijn genade zou bewijzen, door de goeder­tie­ren­heid over ons in Christus Jezus. Want uit genade bent u zalig gewor­den, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God; niet uit werken, opdat niemand zou roemen.
Efeze 2:4-9 (HSV)

God maakt een nieuw begin
Het volk had het verbruit. Met de wonderen van de Uittocht uit het slavenhuis, het land Egypte, nog vers in hun herinnering, had het volk een gouden kalf gemaakt. Een afgod om voor hen uit te gaan door de wildernis, want Moses was al zo lang op de berg Sinaï, die kwam vast niet meer terug. Maar Moses kwam wèl terug. ‘En het gebeurde, toen hij in de nabijheid van het kamp kwam en het kalf en de reidansen zag, dat Mozes in woede ontstak. Hij wierp de tafelen uit zijn handen en sloeg ze onder aan de berg in stukken.’
En toen was alles voorbij en moesten ze het verder zelf maar uitzoeken? Nee, zo handelt God niet. Nadat het volk zijn straf had onder­gaan, gaf God een nieuw begin. Moses hakte twee nieuwe stenen platen uit, en de Heer beschreef die opnieuw met zijn Torah, zijn geboden.

De profeet Ezechiël leefde in een trieste tijd. Hij profe­teerde Gods straf­gerich­ten over het afval­lige Juda en Jeruza­lem, en over de buur­volken. Hij maakte mee dat de Baby­lo­nische koning Nebu­kad­nezar Juda tot een vazal­staat maakte, waar­over hij de koning aanstelde. Alle aan­zien­lij­ken, en ook Ezechiël, liet hij weg­voeren naar Babel. Toen die aan­ge­stelde vorst in opstand kwam, bele­ger­de Nebu­kad­ne­zar Jeruza­lem en ver­woest­te de stad en de tempel.
Was nu alles afge­lo­pen? Waren de heidense goden sterker dan de HEER? Nee, laat de HEER hem in een visioen zien: uit de dorheid en doods­heid van de balling­schap zal God zijn volk terug­bren­gen in hun land. En dat is gebeurd: na 70 jaar gaf Kores toe­stem­ming om terug te keren en de stad en de tempel weer op te bouwen. En in de afge­lo­pen eeuw zagen we de profe­tie voor de twee­de keer in ver­vul­ling gaan, toen de Joden voor het grootste deel terug­keerden naar hun land.

Over een nieuw begin schrijft ook Paulus. Door onze zonden, door het over­tre­den van Gods wetten, waren wij in Zijn ogen dood. Maar uit genade, om Zijn grote liefde, heeft Hij ons geloof in Hem geschonken en weer levend gemaakt en ‘in de hemelse gewesten gezet’. Bovendien wil Hij, zoals ook de profeet Ezechiël schreef, Zijn heilige Geest in ons doen wonen.

Wees de eerste die reageert op "Sjabbats­lezingen: God maakt een nieuw begin"

Geef een reactie