Sjabbats­lezingen: Gods beschermende hand over Israël

Wanneer Israël opziet naar zijn God en op Hem vertrouwt, zal Hij voor zijn volk strijden tegen Gods tegenstanders die Hem haten. Want het is geen strijd tegen vlees en bloed, maar een geestelijke strijd tegen de God van de islam.

De Bijbelgedeelten voor de komende sjabbat Ha’azinoe (Luisteren jullie) zijn:
✡ Torahlezing: Deuteronomium 32:1-52,
✡ Profetenlezing: Hosea 14:2-10, Joël 2:15-27 en Micha 7:18-20,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Romeinen 10:17 – 11:12, 12:19 en 15:9-10.

Gedeelten uit de Torahlezing
Aan Mij komt de wraak en de vergelding toe, op het tijdstip dat hun voet wankelt. Voorzeker, de dag van hun ondergang is dichtbij, en spoedig komen de dingen die hen te wachten staan.
Want de HEERE zal Zijn volk recht verschaffen, Hij zal berouw hebben over Zijn dienaren. Want Hij zal zien dat hun kracht is vergaan, en dat het met de gebondene en de vrije [NBG: van hoog tot laag] gedaan is. Dan zal Hij zeggen: Waar zijn nu hun goden, de rots tot wie zij de toevlucht namen, van wie zij het vet van de offers aten, van wie zij de wijn van de plengoffers dronken? Laten zij opstaan en u helpen, laat daar een schuil­plaats voor u zijn.
Zie nu in dat Ik, Ik Die ben, er is geen God naast Mij. Ík dood en Ik maak levend, Ik verwond en Ík genees en er is niemand die uit Mijn hand redt!
Want Ik hef Mijn hand op naar de hemel en zeg: Zo waar Ik in eeuwigheid leef: Als Ik Mijn glinsterend zwaard wet, Mijn hand het grijpt voor het oordeel, zal Ik de wraak laten terug­komen op Mijn tegenstanders, en het hun die Mij haten, vergelden. Ik zal Mijn pijlen dronken maken van bloed, en Mijn zwaard zal vlees eten van het bloed van de gesneuvelde en de gevangene, van het hoofd van de vijand met zijn loshangende haar. Juich, heidenen, met Zijn volk! Want Hij zal het bloed van Zijn dienaren wreken. Hij zal de wraak laten terugkomen op Zijn tegenstanders, en Zijn land en Zijn volk verzoenen!

Deuteronomium 32:35-43 (HSV)

Een gedeelte uit de Profetenlezing
Bekeer u, Israël, tot de HEERE, uw God, want u bent gestrui­keld door uw onge­rech­tig­heid.
Neem deze woorden met u mee, bekeer u tot de HEERE. Zeg tegen Hem: Neem alle onge­rech­tig­heid weg, neem het goede aan. Dan zullen wij de offers van onze lippen nakomen.
Assyrië zal ons niet verlossen, op paarden zullen wij niet rijden. Wij zullen nooit meer zeggen: U bent onze god tegen het werk van onze handen. Bij U immers vindt een wees ontfer­ming.
Ik zal hun afkerigheid genezen, Ik zal hen vrijwillig liefhebben, want Mijn toorn heeft zich van hem afgewend. Ik zal voor Israël zijn als de dauw. Hij zal in bloei staan als de lelie, wortel schieten als de Libanon. Zijn jonge loten zullen uitlopen, zodat zijn pracht zal zijn als die van de olijf­boom, en hij zal een geur hebben als de Libanon. Zij zullen opnieuw in zijn schaduw zitten, koren verbou­wen en in bloei staan als de wijnstok; zijn gedach­te­nis zal zijn als de wijn van Libanon.
Efraïm, wat heb Ik nog met de afgoden te maken? Ík heb hem verhoord en zal naar hem omzien. Ik zal zijn als een altijd groene cipres. Door Mij is bij u vrucht te vinden.
Wie is zo wijs, dat hij deze dingen begrijpt, en zo verstandig dat hij ze kent? De wegen van de HEERE zijn immers recht. De recht­vaar­di­gen zullen daarop wandelen, maar de over­tre­ders zullen erop struikelen.

Hosea 14:2-10 (HSV).

Een gedeelte uit het Nieuwe Testament
Wees eensgezind onder elkaar. Streef niet naar de hoge dingen, maar houd u bij de nederige. Wees niet wijs in eigen oog.
Vergeld niemand kwaad met kwaad.
Wees bedacht op wat goed is voor alle mensen.
Leef, zo mogelijk, voor zover het van u afhangt, in vrede met alle mensen.
Wreek uzelf niet, geliefden, maar laat ruimte voor de toorn, want er staat geschre­ven: ‘Mij komt de wraak toe, Ik zal het ver­gel­den, zegt de Heere.’
Als dan uw vijand honger heeft, geef hem te eten, als hij dorst heeft, geef hem te drinken, want door dat te doen, zult u vurige kolen op zijn hoofd hopen.
Word niet overwonnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede.

Romeinen 12:17-21 (HSV)

Gods beschermende hand over Israël
De woorden van Mozes in dit lied klinken heel ernstig en waarschuwend: ‘De Rots Die u verwekt heeft, hebt u veronacht­zaamd, en u hebt de God Die u gebaard heeft, vergeten.’ (32:18). Zo is het nu met een groot deel van de Israëli’s, die wel Joods willen zijn en in Israël willen wonen, maar zich niets aantrekken van de God van Israël en zijn heilzame geboden.
Daarop heeft God zijn beschermende hand over Israël teruggetrokken en het volk overgegeven in de macht van zijn tegenstanders. Zoiets zagen we ook gebeuren op 7 oktober 2023 bij de inval van de Gazanen, en de rakettenregens van uit de Gazastrook, Libanon en Iran in de maanden daarna.
‘Ik zei: Ik zal hen naar alle kanten verspreiden, Ik zal de gedachtenis aan hen onder de stervelingen doen ophouden, ware het niet dat Ik beducht was voor de toorn van de vijand. Hun tegenstanders zouden het verdraaien en zeggen: Ónze hand is verheven, het is niet de HEERE Die dit alles gedaan heeft.’ (32:26-27)
Velen in Israël hebben dit jaar in de benauwdheid weer geleerd te bidden tot God.

Dan belooft God op te treden tegen Israëls vijanden: ‘Aan Mij komt de wraak en de vergelding toe, op het tijdstip dat hun voet wankelt. Voorzeker, de dag van hun ondergang is dichtbij, en spoedig komen de dingen die hen te wachten staan.’ (32:35)
Dan zal God zijn volk recht verschaffen, tegen de aanklachten van de volken in, die zo onder de indruk zijn van beelden van huilende moeders in de Gaza­strook en beweren dat Israël daar onrecht pleegt.
Dan zal blijken wie de ware God is, de God van de Joden en de Christenen, of de God van de islam. Want ten diepste is hetgeen zich afspeelt in het Midden-Oosten een geestelijke strijd, van de Heer tegen vreemde goden.

En hoe is het met ons in Nederland?
‘Het is met ons net zoals Mozes voorzegde van het volk Israël: als het ons goed gaat, dan vergeten wij God’, schreef mijn vriend Herman Kloppenburg in zijn dagboek. ‘Nee, we denken nog wel aan Hem, maar we laten ons niet meer door Hem leiden. We houden nog wel een bidstond en een dankstond voor het gewas en we danken nog wel voor al onze voorspoed. Maar tegelijkertijd vragen wij ons af of we werkelijk alles van God gekregen hebben. Want we hebben toch eigenlijk in de grond van de zaak alles zelf goed voor elkaar gekregen. We zeggen dat we op God vertrouwen, maar we wijden ons met alle zorg aan onze eigen zekerheden. (…)
Ons hart is vet geworden en we zijn God die ons zegenen wil, vergeten. Maar omdat wij Hem gekrenkt hebben, misschien al eeuwen lang, heeft Hij zijn aangezicht van ons afgewend.’

Doe mij recht, o God, en voer mijn rechtszaak; bevrijd mij van het volk zonder goedertierenheid, van de man van bedrog en onrecht. (Psalm 43:1)


Met dank aan Bijbels dagboek Niet alleen van brood.

Wees de eerste die reageert op "Sjabbats­lezingen: Gods beschermende hand over Israël"

Geef een reactie