Sjabbats­lezingen: Spreek alleen de woorden van God

‘Stom beest, loop door’, zei Bileam tegen zijn ezelin die van de weg afliep. Maar de ezelin zag wat de ziener niet zag: een engel van God ver­sper­de de weg, als laatste waar­schu­wing, om alleen woorden uit te spreken die God hem ingeeft.

De Bijbelgedeelten voor de komende sjabbat Balak, (Balak, vernietiger) zijn:
✡ Torahlezingen: Numeri 22:2 – 25:9,
✡ Profetenlezing: Micha 5:6 – 6:8,
✡ Brit Chadashah, Nieuwe Testament: Romeinen 11:25-32.
In verband met het thema wijken we daarvan af.

Een gedeelte uit de Torahlezing:
God kwam ’s nachts tot Bileam en zei tegen hem: Kwamen die mannen soms om u te ontbieden? Sta op, ga met hen mee, maar u mag alleen dat doen, wat Ik tot u spreken zal. De volgende morgen stond Bileam op, zadelde zijn ezelin en ging met de vorsten van Moab mee.
De toorn van God ontbrandde echter, omdat hij op weg ging, en een engel van de HEERE ging hem in de weg staan als zijn tegenstander. Bileam reed op zijn ezelin, en twee van zijn knechten waren bij hem. Toen de ezelin de engel van de HEERE op de weg zag staan, met het getrokken zwaard in zijn hand, week de ezelin van de weg af en ging het veld in. Toen sloeg Bileam de ezelin om haar weer naar de weg terug te drijven. Maar de engel van de HEERE ging nu op een nauw pad tussen de wijn­gaar­den staan, met een muur aan de ene en een muur aan de andere kant. Toen de ezelin de engel van de HEERE zag, drukte ze zich tegen de muur aan en drukte Bileams voet tegen de muur; daarom ging hij door met haar te slaan.
De engel van de HEERE ging nog verder en ging op een nauwe plaats staan, waar geen weg was om naar rechts of links af te wijken. Toen de ezelin de engel van de HEERE zag, ging ze liggen, onder Bileam. Toen ontstak Bileam in woede en hij sloeg de ezelin met een stok. Toen opende de HEERE de mond van de ezelin en ze zei tegen Bileam: Wat heb ik u misdaan, dat u mij nu driemaal geslagen hebt? Toen zei Bileam tegen de ezelin: Omdat jij de spot met me drijft. Had ik maar een zwaard in mijn hand, dan zou ik je nu doden! De ezelin zei tegen Bileam: Ben ik niet uw ezelin, waarop u gere­den hebt sinds u mijn heer werd, tot op deze dag? Was ik ooit gewend u zo te behan­de­len? Hij zei: Nee!
Toen ontsloot de HEERE de ogen van Bileam, zodat hij de engel van de HEERE zag staan op de weg, met zijn uitgetrokken zwaard in zijn hand. En hij knielde en boog zich neer met zijn gezicht ter aarde. De engel van de HEERE zei tegen hem: Waarom hebt u uw ezelin nu driemaal geslagen? Zie, ik ben zelf uitgegaan als uw tegenstander, want deze weg wijkt van mij af. Maar de ezelin heeft mij gezien en driemaal is ze voor mij uitge­we­ken. Als ze niet voor mij was uitge­we­ken, zou ik u nu zeker hebben gedood, maar haar zou ik hebben laten leven.
Toen zei Bileam tegen de engel van de HEERE: Ik heb gezondigd, want ik wist niet dat u hier stond om mij onder­weg te ontmoe­ten; nu dan, als het slecht is in uw ogen, zal ik wel terug­keren. En de engel van de HEERE zei tegen Bileam: Ga met deze mannen mee, maar alleen het woord dat ik tot u spreken zal, mag u spreken. Daarop ging Bileam met de vorsten van Balak mee.

Behalve hen die door hen verslagen werden, doodden zij ook de koningen van Midian: Evi, Rekem, Zur, Hur en Reba, de vijf koningen van Midian; ook doodden zij Bileam, de zoon van Beor, met het zwaard.
Numeri 22:20-35 en 31:8 (HSV)

Een gedeelte uit de Profetenlezing:
Luister toch naar wat de HEERE zegt: Sta op, roep de bergen ter verantwoor­ding, laat de heuvels uw stem horen. Luister, bergen, naar de rechts­zaak van de HEERE, ook u, vaste funda­men­ten van de aarde. De HEERE heeft immers een rechts­zaak met Zijn volk, Hij voert een rechts­zaak tegen Israël.
Mijn volk, wat heb Ik u aangedaan? Waarmee heb Ik u vermoeid? Getuig tegen Mij! Ik heb u immers uit het land Egypte geleid, u verlost uit het slaven­huis. Ik heb Mozes, Aäron en Mirjam vóór u uit gezon­den.
Mijn volk, denk toch aan wat Balak, de koning van Moab, beraamde, en wat Bileam, de zoon van Beor, hem antwoordde, aan wat er gebeurd is van Sittim tot Gilgal, opdat u de gerech­tig­heid van de HEERE kent.
Waarmee zal ik de HEERE tegemoet gaan en mij buigen voor de hoge God? Zal ik Hem tege­moet gaan met brand­offers, met een­jarige kalve­ren? Zou de HEERE behagen schep­pen in duizen­den rammen, in tien­duizen­den olie­beken? Zal ik mijn eerst­gebo­re­ne geven voor mijn over­treding, de vrucht van mijn moeder­schoot voor de zonde van mijn ziel?
Hij heeft u, mens, bekend gemaakt wat goed is. En wat vraagt de HEERE van u anders dan recht te doen, goeder­tie­ren­heid lief te hebben en oot­moe­dig te wandelen met uw God.

Micha 6:1-8 (HSV).

Gedeelten uit het Nieuwe Testament:
Maar er zijn ook valse profeten onder het volk geweest, zoals er ook onder u valse leraars zullen zijn, die heime­lijk verder­fe­lijke afwijk­in­gen in de leer zullen invoe­ren. Daarmee ver­loo­che­nen zij zelfs de Heere, Die hen gekocht heeft, en brengen zij een snel verderf over zichzelf. En velen zullen hen, door wie de weg van de waarheid gelas­terd zal worden, op hun verder­fe­lij­ke wegen navolgen.
Zij hebben de rechte weg verlaten en zijn verdwaald en volgen de weg van Bileam, de zoon van Beor, die het loon van de onge­rech­tig­heid liefhad. Maar hij heeft de bestraffing voor zijn over­treding gekregen, want het stomme lastdier, dat met een mensen­stem sprak, heeft de dwaas­heid van de profeet verhinderd.

2 Petrus 2:1-2 en 15-16 (HSV)

Spreek alleen de woorden van God
Balak, de koning van Moab, was in paniek. Dat was eigenlijk niet nodig, want Israël beschouwde Moab als een broedervolk, en was niet van plan dit volk aan te vallen. Maar de nederlaag van zijn buren Sichon en Og tegen de binnen­trekkende Israëlieten maakte Balak bang. Hij begreep dat een gewone oorlog tegen deze menigte onzin­nig zou zijn. Daarom vroeg hij de beroem­de tove­naar en waar­zeg­ger Bileam uit Meso­po­tamië om het volk voor hem te ver­vloe­ken. Daar had hij een aan­zien­lijk bedrag voor over.

Maar Bileam gaat niet meteen mee. Hij vraagt bedenktijd. Hij wil er nog een nachtje over slapen. Hij wist, dat de HEER machtiger is dan hij, en vraagt Hem of hij mag gaan. Gods antwoord was duidelijk: ‘U mag niet met hen meegaan, u mag dat volk niet vervloeken, want het is gezegend.’
Wat jammer van die koffers met geld….

Maar toen een tweede delegatie van Balak kwam, zei de Heer: ‘Sta op, ga met hen mee, maar u mag alleen dat doen, wat Ik tot u spreken zal.’ Was God van mening veranderd? Rabbijn mr. drs. R. Evers gaf deze ver­kla­ring: Onze wijzen leggen uit, dat ‘de mens geleid wordt op de weg die hij gaan wil’. De mens heeft de vrije keus en vanuit de Hemel zal hem weinig in de weg gelegd worden om zijn morele beslis­sin­gen te realiseren. Wan­neer de mens maar echt iets wil, gebeurt het meestal ook. G’d wilde Bileam weghouden van zijn en Balaks vijandige intenties. Maar toen Bileam duidelijk maakte, dat hij zou blijven ‘zeuren’ gaf Hij hem toe­stem­ming om mee te gaan, ook al zou dit uit­ein­de­lijk Bileams einde bete­ke­nen.

En zo gaat Bileam op zijn ezelin op weg. De Heer geeft hem nog een duidelijke laatste waarschuwing, door een engel met getrokken zwaard op zijn pad te plaatsen. De ziener ziet hem niet, de ezelin wel.

U kent de rest van deze geschiedenis: tot driemaal toe probeert Bileam het volk Israël te vervloe­ken, en tot drie­maal toe komen er zege­nin­gen van God en profe­tieën uit zijn mond.
Met lege handen moet Bileam vertrekken. Hij geeft nog wel een slechte raad: wanneer je het volk Israël niet kunt vervloeken omdat hun God sterker is, dan kun je wel de toorn van hun God over hen uitlokken door hen tot zonde te verleiden: laat hen deel­ne­men aan offer­maal­tij­den voor de Moabi­tische god Baäl-Peor en hoererij met de dochters van Moab.

Wie zijn nek verhardt ondanks herhaalde vermaning, wordt opeens onherstelbaar gebroken. Spreuken 29:1 (NBG)


Voor een uitwerking van deze sidra voor een Bijbel­lees­kring, zie Numeri-22.pdf

Wees de eerste die reageert op "Sjabbats­lezingen: Spreek alleen de woorden van God"

Geef een reactie