Mozes en Jozua wezen bij de verovering van het Beloofde Land zes vrijsteden aan, ‘zodat iemand die zijn naaste gedood heeft, daarheen zou kunnen vluchten, wanneer hij dit zonder voorbedachten rade heeft gedaan en hem tevoren niet haatte.
‘Hij zal naar een van deze steden vluchten en in leven blijven’, aldus de Shabbatslezingen van deze week in Deuteronomium 4:41-43. In het Overjordaanse wees Mozes drie steden aan, die tevens Levietensteden waren: ‘Bezer in de woestijn, in het land van de hoogvlakte, voor de Rubenieten; Ramoth in Gilead voor de Gadieten; en Golan in Basan voor de Manassieten.’ Jozua kreeg als taak nog drie steden aan te wijzen, Kedesh in Galilea, Sichem op het gebergte van Efraïm, en Kirjat-Arba (Hebron) op het gebergte van Juda.
Deze steden boden asyl aan daders van onopzettelijke doodslag. De steden waren in Gods opdracht ingesteld en boden overtreders een toevluchtsoord en bescherming tegen vergelding door de wrekende familie, totdat hun zaak voor de rechter kwam.
Uitleg over de functie van de zes vrijsteden. Stel de ondertiteling in op Engels.
De zes vrijsteden waren tevens Levietensteden. De Levieten hadden bij de verdeling van het land onder de stammen geen eigen gebied toegewezen gekregen, zijn zij kregen in de woongebieden van de stammen in totaal 48 steden met het omliggende gebied. Zes daarvan waren aangewezen als vluchtsteden (Jozua 20:7-8). De Levieten kregen als taken het onderricht in Gods Torah, de boeken van Moses, en het rechtspreken in deze vluchtsteden. De steden lagen zo verspreid over het land, dat je er altijd in een dag naar toe kon lopen.
Kedesh in Galilea was een van de vluchtsteden.
Wees de eerste die reageert op "Archeologie: De zes vluchtsteden boden asyl"