Ezau, hij is Edom -5-

Ezau’s engelvorst

De zegen die Jakob gekregen heeft, is ook de aanleiding om te vluchten voor Ezau. Hij is zijn leven niet zeker. Lange tijd is Jakob van huis. Maar nu is Jakob op de weg naar huis, naar Kanaän. Voordat hij Ezau ontmoet, heeft hij twee andere bijzondere ontmoetingen.

Allereerst ontmoet hem een leger engelen. Als hij afscheid van Laban heeft genomen en zijns weegs gaat, dan ziet hij een leger van God. Hij noemt die plaats Mahanaïm[1]. Dat betekent twee kampen of dubbel leger. Er waren engelen bij Bethel toen hij naar Laban vertrok en er zijn engelen als hij Laban verlaat en hij aan de grens van het land Kanaän staat. Reist Jakob onder de bescherming van twee legers naar Kanaän, voor en achter? Of voegde het leger van de hemel zich bij het leger van Jakob[2]?

Hebben de twee legers hem op de gedachte gebracht om zijn eigen vrouwen, kinderen en bezittingen in twee kampen te verdelen als voorzorgsmaatregel voor de ontmoeting met zijn broer Ezau? Want als Jakob na vele jaren weer naar huis trekt, is hij nog steeds bang voor Ezau[3]. Hij besluit om boden naar zijn broer te sturen om genade te vinden. Het Hebreeuwse woord voor boden (malakim) is hetzelfde als dat voor engelen. De Jewish Bible vertaalt het dan ook met engelen. Volgens de Joodse exegeet Rashi[4] heeft Jakob werkelijk engelen naar Ezau gestuurd. De Schrift legt zo verband tussen de fysieke en de geestelijke wereld. De vraag is natuurlijk waarom Jakob boden naar Ezau stuurt. Blijkbaar wist hij waar Ezau woonde. Maar als Ezau al in Seïr woont, dan ligt de weg naar Kanaän toch open? Van Seïr naar de Jabbok is het nog een heel eind reizen (ongeveer 145 km), en Jakob heeft dus bewust gewacht op Ezau. Hij is bewust de confrontatie aangegaan. Want Jakob kan Kanaän niet in, voordat Ezau Jakobs eerstgeboorterecht heeft erkend. Jakob kan Kanaän niet in voordat de zaak van zijn bedrog recht is getrokken.

Daarom, voordat Jakob en Ezau elkaar ontmoetten, vindt er een nóg een bijzondere ontmoeting plaats. Jakob worstelt in de nacht met een onbekende man.

Maar Jakob bleef alleen achter, en een Man worstelde met hem, totdat de dageraad aanbrak. 25 En toen de Man zag dat Hij hem niet kon overwinnen, raakte Hij zijn heupgewricht aan, zodat het heupgewricht van Jakob ontwricht raakte toen Hij met hem worstelde. 26 En Hij zei: Laat Mij gaan, want de dageraad is aangebroken. Maar hij zei: Ik zal U niet laten gaan, tenzij U mij zegent. (Gen. 32)

Rashi legt uit dat de mannen elkaar vastgrepen, omarmden, met de bedoeling elkaar neer te werpen. Wie is deze man waar Jakob mee worstelt? Waarom vraagt Jakob om gezegend te worden? Wat is de betekenis van de dageraad?

Veel verklaarders zeggen dat deze man een verschijning van God is [17, 18]. Jakob worstelde met God. Daarom geeft de (H)SV het woord ook met een hoofdletter weer: een Man. Deze man zegt zelf dat Jakob met God geworsteld heeft (vs. 28), en Jakob heeft God gezien van aangezicht tot aangezicht (vs. 30). Het Hebreeuwse woord Elohim wordt nagenoeg altijd met God vertaald[5]. Echter, volgens de rabbijnse traditie strijdt Jakob niet met God, maar met de engelvorst van Ezau, Samael genoemd [19]. Vanzelfsprekend heeft men voor deze opvatting ook een goede verklaring[6]. Is de man op te vatten als een engelvorst? Ouweneel geeft in zijn boek ‘De negende koning’ een uitgebreide uitleg waarom de man die met Jakob worstelt de beschermengel van Ezau is [20, p. Excurs 6]. (1) In Hosea 12: 4b-5a blijkt de man een engel genoemd te worden. Van de Weerd vertaalt deze verzen als volgt: “In de baarmoeder greep hij de hiel van zijn broer en in zijn mannelijke kracht mat hij zich met één uit de Elohim. Toen stelde hij zijn macht tegen de engel om de overhand te krijgen. Hij jammerde en smeekte hem om een gunst.“ [5]. Engelen worden ook wel goden (elohim) of godenzonen genoemd[7]. De vertaling van dit gedeelte in Hosea blijkt afhankelijk van de uitleg van de man waarmee Jakob worstelde. Als de Man een verschijning van God is, dan smeekt Jakob om genade. Als de man een engel is, dan smeekt de engel om genade. Dat laatste is in het licht van de worsteling ook logischer. (2) Want Jakob blijkt sterker dan de man. Waarom zou God strijden met Jakob? Welke aanleiding had Hij daartoe? Hoe kan het dat Jakob sterker is dan God? Alle antwoorden op deze vragen zijn speculatief[8]. (3) Er is voor de man maar één manier om los te komen: Jakob treffen in zijn heupgewricht. Dat is een beeld voor het nageslacht van Jakob. Ezau zal Jakob treffen in zijn nakomelingen. De Studiebijbel [18] verwijst naar vers 33 (namelijk dat de heupspier niet gegeten wordt) om deze verklaring te ontzenuwen. Maar het een sluit het ander niet uit. Het niet-eten van deze spier is een symbolische daad. (4) De uitdrukking ‘Laat mij gaan’ betekent letterlijk ‘Zend mij weg’. Dat duidt op een verhouding waarbij Jakob de autoriteit heeft over de man. (5) Deze man is gekomen als een tegenstander. Eerder zagen we al dat Jakob en Ezau elkaars tegenovergestelde waren. Eens streed Jakob met zijn broer in de baarmoeder, totdat zij ‘het licht zagen’. Deze tegenstander strijdt in de nacht en wil vertrekken als de dageraad aanbreekt. Is hij bang voor het licht? Wil hij niet herkend worden? Het wordt licht en de man krijgt haast om weg te komen. Zoals Jakob eens de hiel van Ezau vasthield, houdt hij nu de man vast: tenzij u mij zegent. Maar Jakob hád de zegen al. (6) Waarom vraagt Jakob dan aan de man om hem te zegenen? Dat heeft te maken met de belofte van God aan Abraham: wie u zegent, zal gezegend worden. Buiten Jakob om zal Ezau nooit gezegend zijn. De belofte aan Abraham: in u zullen al de volken van de aarde gezegend worden. Maar ook de zegen van Izak voor Jakob: wie u zegent, is gezegend. De hielvasthouder is ook de heilbrenger, aldus De Graaff [6]. Ezau moet het eerstgeboorterecht van Jakob erkennen, anders blijft hij buiten het Godsrijk. Volgens Hosea verzoekt de engel Jakob om te wachten tot ze in Bethel aankomen. Daar zal JHWH tot hen spreken. Daar zal de engel Jakob zegenen. Maar Jakob weigert om de man te laten gaan. Daarop verandert de engel de naam van Jakob in Israël, Strijder Gods of God strijdt. Niet langer zal er gezegd worden dat de zegening door bedrog verkregen werd, maar door strijd en overwinning. Deze naamswijziging wordt door God in Bethel bevestigd[9]. Waarom zou God het twee keer doen? De Studiebijbel [18] brengt hier tegen in dat de naam Israël een erenaam is die alleen maar door God gegeven kan worden. De naam kan niet van demonische oorsprong zijn [8]. Aangezien Jakob zijn nieuwe naam al gebruikt in Sichem (33:20) voordat hij in Bethel aankomt, heeft Jakob deze naam als van God gekregen beschouwd. (7) De man wenst verborgen te blijven en zijn naam niet te noemen. Mogelijk is dat omdat Jakob het al wel weet. Maar het kan ook dat de man zijn wezen wil verbergen. Ligt hier de reden dat dit Bijbelgedeelte zo verschillend uitgelegd kan worden? (8) Toch koppelt Jakob zijn worsteling met de man met de ontmoeting met Ezau. Hij noemt het aangezicht van elohim als het aangezicht van Ezau. Daaruit kan opgemaakt worden dat het om de beschermengel van Ezau gaat. Jakob zegt zelf dat hij God gezien heeft van aangezicht tot aangezicht. Dat moet een uitdrukking zijn van zijn beleving, want de worsteling vond in het donkerste deel van de nacht plaats. Zelfs Mozes kon het Aangezicht van God niet zien en leven[10]. (9) Jakob noemt de plaats Pniël, aangezicht van God. Dat hij deze strijd ervaren heeft als een strijd van God kunnen we ons voorstellen [8]. Niet alleen had hij het eerstgeboorterecht op een handige wijze van Ezau overgenomen, hij had vervolgens de zegen zelf door bedrog gekregen. Dat moest wel recht getrokken worden voor Gods aangezicht.

De strijd tussen de tweelingbroers heeft bovennatuurlijke trekken. Het vasthouden van de hiel van Ezau door Jakob kan op verschillende manieren worden verklaard (zie Ezau’s geboorte en jeugd). Ook Da Costa lijkt de worsteling van Jakob met de engel vanuit Joods perspectief te beschouwen. “Jacob was bijzonder in zijn worsteling met de Engel, als Israël, een toonbeeld van Christus. Christus heeft Zich in de hoogste betekenis van het woord vorstelijk gedragen met God en mensen. Wat bij Jacob de verwringing van zijn heup was, was bij Christus de vermorzeling van Zijn hiel.” [1]. Jakob wordt hier dus als een type van Christus beschouwd. Dan moet de tegenstander een type van de satan zijn. Deze engelvorst geeft Ezau het zwaard om de heerschappij van Jakob af te werpen. Deze worsteling is de sleutel tot de wereldgeschiedenis, ongeacht welke verklaring van ‘de man’ ook gevolgd wordt.

[1] Gen. 32:1-2.

[2] De Talmoed (Tanchuma Vayshlach 3) zegt dat er twee kampen engelen zijn. Een kamp is verbonden met het land Kanaän en een kamp is verbonden met de wereld buiten het Heilige Land. Dit laatste kamp had Jakob vergezeld.

[3] Gen. 32:7.

[4] Rashi is Rabbi Shlomo Yitzhaki, dat is, Solomon ben Isaac (1040-1105). Zijn verklaring is gezaghebbend vanwege zijn eenvoud.

[5] Alleen in 1 Sam. 28:13-14 wordt Elohim met goddelijk wezen vertaald.

[6] De Rabbijnse traditie zegt dat de 70 volken van de aarde geleid worden door 70 engelvorsten. De grond hiervoor is Deut. 32:8 waar staat dat de Allerhoogste de naties verdeelde volgens het aantal van de nakomeling van Israël. Jakob trok met 70 zielen naar Egypte. De beschermengel van Edom en Rome, Samael, heeft de leiding over de beschermengelen, met uitzondering die van Israël. Dat is de aartsengel Michaël (Dan. 10:13). Samael heeft een donkere en een lichte zijde [19].

[7] Ex. 15:11, Ps. 86:8, Ps. 82. Goden worden hierin voorgesteld als reële entiteiten.

[8] Al komt het in de Bijbel meer voor dat God voorgesteld wordt te worstelen (Ps. 18:27).

[9] Gen. 35:10.

[10] Daarom geven verklaarders aan dat de Engel een verschijning van Christus is geweest.

————–

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit het boek ‘Ezau, hij is Edom’, van Anco van Moolenbroek en hier verkrijgbaar.

Dr. Anco van Moolenbroek (1968) is gepromoveerd in de Bètawetenschappen (didactiek van de Biologie) en werkt als schoolleider in het Voortgezet Onderwijs. Na zijn opleiding als landbouwkundige werkte hij als onderzoeker in de glastuinbouw. In 1996 werd de overstap naar het onderwijs gemaakt; eerst als docent biologie, en later in diverse directiefuncties. Zijn liefde voor leren en liefde voor de Bijbel resulteerden in dit boek over Ezau, hij is Edom.

Wees de eerste die reageert op "Ezau, hij is Edom -5-"

Geef een reactie