Mogen gelovigen wel dienen in een leger en oorlogvoeren? In de Tenach (het Oude Testament) komt dit voor van wat betreft Isra‘Eliem, maar in de Nieuwe Verbondsgeschriften wordt het bijna nergens genoemd. Wijst dat op een tegenstrijdigheid, op een later verbod of past het niet meer in de nieuwe omstandigheden? Of heeft het een andere verklaring?
Oorlog is een georganiseerde manier van gevechtshandelingen met voorbedachten rade gericht tegen anderen – de tegenstander(s) – gebruikmakende van allerlei middelen, zoals geweld en wapens. De meest bekende vorm is die van een natiestaat tegen een andere natiestaat of natiestaten met een leger die geplande acties uitvoert met bepaalde doelen.
Oorlog is levensgevaarlijk. Soldaten die erbij betrokken zijn moeten dan namens en onder bevel van een overheid of organisatie opdrachten en acties uitvoeren waarbij bijna zeker doden en gewonden vallen en grotendeels opzettelijk schade wordt toegebracht aan Gods schepping en menselijk bezit. Deze acties worden immers met gerichte (zware) wapens uitgevoerd.
Zich voorbereiden op een oorlog door soldaat te worden betekent op zichzelf nog niet dat dan opdracht wordt gekregen om doden en/of gewonden te maken en schade toe te richten. Maar uiteindelijk is een leger een gewapende eenheid die de opdracht kan krijgen een oorlog te gaan voeren of erbij betrokken te worden. Zelfs oefeningen zijn niet helemaal ongevaarlijk.
Woordstudie
In de Bijbel wordt oorlog (Hebreeuws: milchamah, van de stam lacham – vechten/oorlogvoeren) en een leger (tseva‘, van de stam tsava‘ – (in een leger) vechten/ten strijde trekken) voor het eerst genoemd ten tijde van ‘Avram (Gn 14:2). Maar dat heeft betrekking op de heidense Kena’anim.
Oorlog in de Bijbel
‘Avram heeft in zijn eigen kring geoefenden om te vechten, maar dan gaat het om zelfverdediging. Het wijst erop dat hij rekening houdt met mogelijk geweld tegen zijn familie. Maar dat zegt meer over de wereld waarin hij leefde, dan over ‘Avram. Nergens komt in het Bijbelboek Genesis naar voren dat gelovigen zelf een aanvalsoorlog beginnen tegen Gods wil in.
In Sjemot (Exodus 1:10 is) het de Far‘oh die over oorlog spreekt. De boodschap lijkt steeds meer dat oorlogvoeren iets is dat alleen heidenen (ongelovigen) doen. Maar in Bemidbar (Numeri 21:14) wordt verwezen naar “het boek van de oorlogen van God” dat verloren is gegaan. Dat wijst erop dat God Isra‘El ook opdracht heeft gegeven oorlogen te voeren. Dat stemt ook overeen met de opdracht die God aan Mosjéh gaf om een leger in Isra‘El aan te stellen om oorlog te voeren (Num 1:3).
Een aantoonbare aanvalsoorlog van God is Zijn opdracht aan Isra‘El om het beloofde Land, dat toen nog Kena’an werd genoemd, gewapenderhand in te nemen en de inwoners met de ban te slaan (Dt 7:1-5; 20:16-18).
Ook de Here Jezus zei dat er oorlogen zouden komen in de eeuwen na Hem (Mt 24:6; Mc 13:7; Lk 21:9). Zo’n 30 jaar na Zijn hemelvaart brak in Judah de zogenoemde Joodse Oorlog uit. Maar vooral in het boek Openbaring wordt heel wat keren over oorlog gesproken, waarvan sommigen van Godswege kwamen (Opb 9:7; 19:11) en waar Hij over een Eigen leger blijkt te beschikken (Opb 19:19). Hij wordt in de Bijbel ook herhaaldelijk de God van de legerschare (‘Adonaj tseva‘ot) genoemd.
Het lijkt er dus op dat een van de eerste daden van de komende Messias om oorlog te voeren tegen Gods vijanden (Js 63:2-6; Opb 19:21). Het lijkt er ook op dat de dan levende gelovigen in Zijn leger als soldaten zullen dienen[1].
Maar het lijkt er zelfs op dat oorlog ouder is dan de mens. In de Bijbel staat namelijk dat er al oorlog heeft gewoed in de hemel (Opb 12:7). Toch zal er uiteindelijk van Godswege ‘vrede’[2] zijn in heel zijn schepping. Er zal nooit meer oorlog gevoerd worden (Js 2:4). Het leger en oorlogvoeren heeft dus in Bijbelse zin geen toekomst, want God haat ten diepste oorlog.
Spanningsvelden
Een van de grootste struikelblokken die gelovigen kunnen hebben met het leger en oorlogvoeren is het bevel van God om de naaste lief te hebben (Ex 20:6; Lv 19:18; 20:34; Dt 6:5)[3]. Natuurlijk kan dat bevel, zoals alle bepalingen in de Bijbel, opgevat worden als tijdgebonden, zoals sommigen beweren, dat de naaste zich beperkt tot de leden van Gods volk (Jh 13:35) of dat het contextafhankelijk zou zijn[4].
Echt problematisch is dat de Here Jezus namens God zelfs het bevel gaf om vijanden lief te hebben (Mt 5:44). Alleen is het wel de vraag wat hier met liefhebben bedoeld wordt en wie onder vijanden[5] moet worden verstaan. Het is evenwel duidelijk dat het om God-gericht liefhebben gaat. Het is een liefhebben die ook volledig aan recht en gerechtigheid in Bijbelse zin tegemoet komt. Vijanden zijn in elk geval zij die zich actief tegen Gods wil opstellen. Die zijn er niet slechts buiten Gods volk, maar kunnen ook onder dat volk bestaan. Maar hen liefhebben ontslaat gelovigen er niet van zich tegen vijanden te verdedigen als die de geestelijke gezondheid van het Gods volk in gevaar brengen. Kortom, dit bevel van de Here Jezus vraagt om inkadering.
Ook wordt het punt opgevoerd dat als iemand je slaat je die ook zou moeten uitnodigen jou opnieuw te slaan (Lc 6:29). Maar dat is geen oproep om je te laten mishandelen of geweld te vermeerderen, maar juist bedoeld om het nut van geweld in twijfel te trekken. Je niet vernedert te voelen en tonen door de aanranding, waardoor juist diegene die de ander slaat in verlegenheid wordt gebracht. Het bedoelde effect wordt omgekeerd. Geweld ook irrelevant of onzinnig verklaren. Dat heft het toepassen van geweld echter allesbehalve op en ook niet de negatieve gevolgen ervan. Het punt dat de Here Jezus hier maakt probeert juist geweld ter discussie te stellen. Zelfs te bespotten.
Anderen worstelen met het bevel uit Genesis 9:6, wat is herhaald in Exodus 20:13. Echter, deze worsteling heeft vooral te maken met een verkeerde vertaling van Hebreeuwse woorden. Er is nooit een verbod gegeven op doden[6], maar op moorden. Wie simpelweg al het oorlogvoeren namens God in de Tenach overweegt zou in de knoop komen als God werkelijk het doden verboden zou hebben. De bij die oorlogen betrokken soldaten, zoals koning Dawied, hadden daarna onverminderd de gunst van God. Dat wijst erop dat deze bevelen geen betrekking hebben een algemeen verbod van doden van mensen. Wie dat wel beweert gaat buiten het de Bijbelse kader en zondigt.
Maar hoe zit het dan met zelfverdediging in een levensbedreigende situatie? Liefhebben van de naaste is een ding, maar zelfbehoud dan? Daar kunnen ook weer Bijbelbevelen tegenover gesteld worden, zoals het zich niet (altijd) zelf wreken maar de wraak aan God overlaten (Rm 12:19; Hebr 10:30). God neemt Zelf dus wraak en als mensen naar Zijn Beeld en Gelijkenis geschapen zijn is het niet verwonderlijk dat wij diezelfde eigenschap hebben. God gebruikt meestal ook mensen om Zijn wraak uit te oefenen (Rich 15:15). Wie iemand dood uit zelfbehoud, moet wel zeker weten dat diens leven beter is in Gods Ogen dan het leven van de mens die ervoor wordt gedood.
Invullingen
In de Tenach (het Oude Testament) nemen ‘Isra‘Elitische’ koningen herhaaldelijk het initiatief om oorlogen te voeren. Soms ter verdediging of om het bestrijden van vijanden, zoals de Filistijnen, maar de meeste oorlogen die zij buiten God om begonnen of bij betrokken raakte waren gericht op eigen gewin. Daarmee onderscheidde ze zich onvoldoende van heidense koningen.
Het Jodendom is ontstaan tijdens een lange geschiedenis toen Isra‘El werd overheerst door heidense wereldrijken, zoals dat van Perzen, Grieken en Romeinen. Maar er waren toen ook Joodse opstanden (feitelijk oorlogen), zoals die van de Makkabeeën (167 BCE) en anderen. Dit heeft echter uiteindelijk geleid tot de galoet (verstrooiing van Isra‘El)[7], maar zelfs in de galoet kwamen Joden nog wel eens tot een gewelddadige opstand tegen de vreemde overheersing of in geval van (vermeend) onrecht dat tegen hen zou zijn voltrokken.
Ook de geschiedenis van de latere ‘christenheid’ laat zien dat het weinig of juist veel worstelingen had met de hiervoor genoemde spanningsvelden. Denk bijvoorbeeld aan de Kruistochten, maar ook aan de Eerste en Tweede Wereldoorlog waarin christenen tegen elkaar vochten in de volle overtuiging dit namens God te doen. Maar er is ook een geschiedenis, al is het een klein zijspoor, van christelijk pacifisme, zoals de Mennonieten.
‘Voordeel’ uit oorlogvoeren
Een beroepsleger betekent dat er van staatswege mensen zijn voor wie oorlogvoeren een vak is. Ze zullen daarvoor op militaire scholen worden opgeleid en vooral de (hoogste) officieren zullen er een politiek-militaire loopbaan voor willen ontwikkelen. Zij zullen gericht zijn op oorlogvoeren en hebben er baat bij om het belang van een groot en sterk leger te benadrukken.
Maar er zijn ook andere partijen in een samenleving die profijt trekken uit een beroepsleger en het oorlogvoeren. Op de eerste plaats de bedrijven die wapens maken en onderhouden. Een niet te onderschatten grote industrie. Maar ook de energieleverende branche, zoals olie leverende bedrijven, hebben belang bij oorlog. Verder zijn er nog bedrijven die opdrachten van een leger hopen te krijgen om goederen of diensten te leveren die niet zozeer wapens betreffen, zoals transportvoertuigen en specifieke apparatuur. Ook bestaan er nog allerlei bemiddelende (overheids)organisaties en instellingen voor het leger en oorlogvoeren. Het is duidelijk dat oorlogvoeren een samenleving bezig kan houden en in die zin een zeker voordeel heeft.
Het is goed om te realiseren dat dit ‘voordeel’ echter voor het overgrote deel ten goede komt aan een kleine groep, meestal kapitaalkrachtige mensen en organisaties met een bepaald en nogal beperkt wereldbeeld. Vooral omdat dit ‘voordeel’ voor de samenleving als geheel nauwelijks of niet opweegt tegen de enorme en langdurige schade als gevolg van een oorlog. Dit ‘voordeel’ staat daarom ook tussen aanhalingstekens. Het is immers verwerpelijk.
Dit voordeel van oorlogvoeren voor deze kleine groep moet in elk geval voor hen opwegen tegen de kosten en hen een toekomst garanderen nadat de oorlog voorbij is. De enorme ellende die de overgrote meerderheid van mensen van oorlogvoeren ondervinden is voor die kleine groep irrelevant. Het gaat hen om eigen belang.
Ernstige ontsporingen
De geschiedenis van legers en oorlogvoeren heeft aangetoond dat deze erg vaak ontsporen. Zo worden oorlogen gevoerd vanuit wraakzucht en kan er voorafgaande van een oorlog en tijdens een langdurige oorlog[8] regelrechte haat van de tegenstanders bestaan. De vijand(en) worden dan opgevat als ‘mindere mensen’ tot zelfs onmensen, waarmee alles mag worden gedaan.
Zo is het bekend dat oorlogen nogal eens ernstige schendingen kennen, zoals massale verkrachtingen van alles wat van de vijand is, plunderingen en buitensporig geweld. Soldaten die dan aanvankelijk betrokken raakte bij een oorlog kunnen dan hun gezonde Bijbelse normen en waarden (ook door eigen hand) dagelijks geschonden zien. Hoe moeten die gelovigen daarna nog normaal verder leven? Er zijn nogal wat soldaten die daardoor hun geloof niet meer wisten voort te zetten. Overheden en godsdienstige instellingen falen meestal in het onderkennen van de verantwoordelijkheid en noodzaak van het bieden van goede nazorg en hulp. Denk eens aan de vele oorlogsinvaliden en velen getraumatiseerden.
Maar zelfs als er geen oorlog is blijkt dat binnen legers allerlei ongezonde en niet-Bijbelse zaken gebeuren die voor gelovige soldaten uiterst lastig zijn in overeenstemming te brengen met hun geloof en/of godsdienst.
Eigen verantwoordelijkheid
Elke soldaat dient zich ook te realiseren zelf verantwoordelijk te zijn en te blijven voor diens daden. Dat lijkt niet zo, want een leger krijgt van hogere hand opdrachten die deze vervolgens door de hiërarchie van het leger aan de lokale commandant van de individuele soldaat/militair doorgeeft. Het lijkt dan iets wat gedaan wordt voor een hoger belang, zoals landsbelang, en iets wat als collectief (het leger of diens legeronderdeel, de kameraden) wordt gedaan.
Dat die eigen verantwoordelijkheid er echter wel degelijk is blijkt wanneer deze soldaat een fout of overtreding begaat. Bijvoorbeeld weigering of verkeerd uitvoeren van een opdracht, bevel of als die deserteert. Dan richt de hogere hand, zoals een staat, zich tegen de soldaat met strafvervolging.
Bij een gebrek aan soldaten kan er druk[9] ontstaan op capabele staatsburgers om zich als soldaat in te zetten door te gaan dienen in het leger. Zeker als de bedreiging van de staatsveiligheid in geding komt. In dienst treden wordt dan opgelegd; de dienstplicht.
Maar vaak ook anderszins, zal het weigeren van het leveren van een actieve bijdrage aan het leger als iemand daartoe mentaal en fysiek in staat is als verraad opgevat worden aan loyaliteit[10]. Iemand wordt dan geregistreerd als dienstweigeraar en dat wordt opgevat als ernstig vijandig gedrag.
Maar weigeren om soldaat te worden kan juist ook van Godswege verstandig of opgedragen zijn, zoals Gideon de opdracht kreeg om bepaalde mannen naar huis te sturen (Rich 7:7). Ook heeft God bevolen dat iedereen die bang was[11] (Rich 7:3) en/of een jong gezin had niet in het leger moesten dienen.
Bijbelse tegenargumenten
In de Bijbel staan nogal wat voorbeelden van het onderkennen van het bestaan het fenomeen oorlog[12] en dat gelovigen zich daar niet van moeten onttrekken of een volledig gelaten houding erover moeten aannemen. Pacifisme is dus geen Bijbels principe.
Een voorbeeld uit de Nieuwe Verbondsgeschriften is het onderwerp dragen van wapens of wapenuitrusting, waarvan verondersteld wordt dat gelovigen die hebben. Het meest bekend is waarschijnlijk de geestelijke wapenrusting van een gelovige die beschreven staat in (Lk 11:22; Ef 6:11-17). Maar minder bekend is dat de apostelen bewapend waren (Lk 22:38).
In Bijbelse zin zal oorlogvoeren gericht moeten zijn op het beschermen en de opbouw van Gods volk en nooit gericht op heidense doelen, zoals vermeerderen van grondgebied door dit van andere natiën af te pakken en voor machtsvertoon. Het gaat zeker tegen Gods wil in als gelovigen betrokken raken bij ‘buitenlandse missies’[13].
Evaluatie
Ondanks de nogal grote spanningsvelden die gelovigen kunnen hebben met dienst doen in of voor een leger en oorlogvoeren, omdat God alleen of bovenal liefde zou zijn, moet vastgesteld worden dat in de Bijbel het bestaan van oorlog wordt onderkent en dat gelovigen erin betrokken kunnen/mogen zijn.
De oorlogen die van Godswege gevoerd worden blijken hoofdzakelijk verdedigingsoorlogen of om ermee Gods toorn te voltrekken[14]. In beide gevallen gaat het nauwelijks om aanvalsoorlogen, maar oorlogen als reactie op de oorlogszuchtige heidenen[15]. Dit zijn dus onvermijdelijke oorlogen, maar nooit oorlogen voor puur menselijk gewin. Ook heeft God strikte bepalingen gegeven voor het voeren van Zijn oorlogen die maar zelden worden gehoorzaamd (Bijvoorbeeld Dt 20:19-20).
Toch is oorlogvoeren geen roeping van gelovigen, haat God oorlog en is ook niet elke gelovige voor deze uitzonderlijke opdracht geschikt of verplicht. Het is wel zo dat gelovigen zich niet zomaar mogen onttrekken van die oorlogen door laf of ongelovig te zijn. Wie kan moet meestrijden in Gods oorlogen. Wie echt niet kan, zal zich ook anderszins ervoor kunnen inzetten.
Maar omdat gelovigen Gods Eigendom zijn ligt het dus niet voor de hand dat ze een algemene dienstplicht van een heidense natie of voor een heidense oorlog mogen accepteren. Ze zullen ernstig moeten overwegen bij welk leger of welke oorlog ze betrokken mogen raken. Als hen duidelijk is dat een oorlog tegen Gods wil is, dan is legerdienst weigeren een godsdienstige plicht. Het is dan beter te lijden, dan mee te gaan in het zondigen dat tot ernstige geestelijke schade kan leiden.
Als dat niet zo is, maar het uitvoeren van Gods opdracht om te doden echter door kwaadaardige bevelen en opdrachten aan het leger tot regelrecht moorden wordt, dan is dat een ernstige overtreding van Gods wil. Een overtreding van Gods bevel[16] waar de (geestelijke) doodstraf op staat. Vooral als een soldaat wordt bevolen om onschuldigen of rechtvaardigen, feitelijk diens eigen geloofsgenoten, te doden (Ex 23:7).
Het is een zegen als een gelovige tijdens diens leven niet betrokken raakt bij een heidense oorlog, want zo’n oorlog kent eerder gebrek aan Gods zegen en ook de gevolgen ervan. Toch kan God ook dat voor Zijn volk ten goede keren. Soms is oorlogvoeren echter onvermijdelijk en goed. Dat zal dan wel Gods zegen ontvangen. Gelovigen moeten overtuigd raken, wellicht met hulp van anderen, wat juist is, op God vertrouwen en niet bang zijn. Maar streven om een oorlog te vermijden is altijd beter (Mt 5:9; Rom 12:18, 21).
+++
[1] De meeste christenen ontkennen echter de gedachte dat God hen zou vragen oorlog te voeren tegen de God-lozen.
[2] Vrede wordt meestal veel te breed en te menselijk geïnterpreteerd. In Bijbelse zin staat het voor het volledig heersen van Gods orde met de kennis van het verleden.
[3] Opvallend genoeg wordt niet de vraag gesteld hoe het leger en oorlogvoeren zich verhoudt tot het liefhebben van God, wat getuigt van inconsequentie of van een bepaalde interpretatie van (Bijbelse) liefde.
[4] De eeuwenlange afkalving en het versnijden van de Bijbelse leer.
[5] Bijvoorbeeld de vijanden van Isra‘El (context gebonden), zoals de Romeinen dat waren in de eerste eeuw (tijdgebonden), of juist heel algemeen.
[6] Want anders zou bijvoorbeeld de Tempeldienst – het centrum van de Bijbelse eredienst –, wat vooral het slachtofferen (doden) van dieren en planten vereist, niet kunnen functioneren.
[7] De Joodse opstanden misten dus Gods zegen, maar bevestigden juist hun ongehoorzaamheid. Ze vervulde daarmee waarvoor Mosjéh ze had gewaarschuwd. God zou ze uitspuwen (uit het beloofde Land).
[8] Oorlogen duren vaak veel langer dan van tevoren gedacht.
[9] Dat kan een opgelegde verplichting zijn vanuit de staat of sociale druk van de inwoners en de naasten.
[10] In het verleden is dienstweigering vaak bestraft. In het uiterste geval zelfs met de doodstraf, maar meestal met een gevangenisstraf.
[11] Zulke mensen zullen immers in een oorlogssituatie eerder een gevaar voor zichzelf en anderen zijn.
[12] In de Bijbel ligt de nadruk op de spirituele achtergrond van oorlogen. Iets wat velen ontkennen of niet (willen) zien.
[13] Buitenlands in de zin van niet Gods volk betreffende. Nationalisme (oorlogvoeren voor het ‘eigen’ volk en land, zoals Nederland) is niet Bijbels te onderbouwen.
[14] Die toorn richten zich steevast eerst tegen Isra‘El. Zo staan er diverse gevallen in de Tenach beschreven dat de Isra‘Eliem oorlog voerden tegen hun eigen volk om zo Gods straf tegen hen te voltrekken (Bijvoorbeeld: Rich 20:20; 2 Kon 10:11). Maar Isra‘El voltrok ook Gods straffen tegen andere volken, zoals de Kena’anim.
[15] Heidenen zijn in Bijbelse zin uiteindelijk de ongelovigen en God-lozen. Zij die buiten Gods volk staan.
[16] Het Bijbelse bevel gaat natuurlijk altijd boven elk menselijk bevel uit. Het Judaïsme heeft zich echter onderworpen aan de geldende landswetten.
Wees de eerste die reageert op "Geloven en het leger"