Haftarah Qedosjiem gaat over de parallel tussen hoe Isra‘El als gewijdenen diende te leven met hoe ze die wijding verachtte uitlopende in verbanning.
Herhaalde veroordeling Isra‘Els gruweldaden
God maakte door de Judese profeet ’Amos (midden 8ste eeuw v.Chr.) bekend dat Hij alle volken bestuurt, dus ook Isra‘El. Hij had Isra‘El immers uit Mitsrajim (Egypte) geleid. Een mooie boodschap aan het einde van zijn profetieën. Alleen verkondigde hij meteen daarna dat God Zich zou keren tegen Isra‘Els koninkrijk (collectief van het 10-stammenrijk) en tegen de zondaren daarin (individueel). Hij zou ze uitschudden onder de natiën, maar Hij zou geen enkele vrome verloren laten gaan waarvan Hij dat niet wilde.
Na de uitzuivering zou Hij de vervullen loofhut (soekah) van Dawid heroprichten en haar bouwen zoals vanouds. ’Amos gaf dus te kennen dat God toen ook al uiterst afkeurend was over het zuidelijke koninkrijk Judah (huis van Dawid). Door hun herstel zouden zij ook Edoms rest erven (jarasj) en de heidenen/natiën (gojim) die Zijn Naam uitroepen. Er zullen dagen komen dat de mensen grote ijver zullen hebben voor de schepping en die zou dan uitbundige opbrengst geven. Isra‘El zou zich weer vestigen in het beloofde Land.
Ook de profeet Jechézqe‘El (Ezechiël) wordt anderhalve eeuw na ’Amos door God bevolen om gruweldaden bekend te maken (zie ook de vorige haftarah Acharej mot). Dit maal van Judah. God had Isra‘El door Mosjéh (Mozes) aangezegd hen uit Mitsrajim (Egypte) te willen leiden naar een Land vloeiende van melk en honing (Ex 4:29-31; 5:5-7). Maar Hij had hun gewaarschuwd dat ze daarvoor hun afgoden moesten wegdoen. Isra‘El was echter weerspannig en luisterde niet, zodat God op het punt kwam om daar in Mitsrajim Zijn toorn over hun los te laten. Hij wilde dat echter niet doen in het bijzijn van de natiën. Daarom leidde Hij hen eerst uit naar de woestijn.
God gaf Isra‘El Zijn bevelen, bepalingen en feesttijden bij Chorev (Horeb). De navolger ervan zou zich erdoor aan Hem wijden en leven (vs 11). Maar Isra‘El bleef ook toen weerspannig tegen God. Toen overwoog God om Zijn toorn daar in de woestijn over hun los te laten. Hij wilde dat echter niet doen in het bijzijn van de natiën. Daarom zwoer Hij bij Zichzelf dat zij het beloofde Land niet zouden ingaan (Nm 14:11-23). Echter zonder hen te verwoesten. God richtte Zijn bekeringsoproep tot hun nageslacht.
Parallellen
Sidra‘ Qedosjiem (Lv 19:1-20:27) gaat over hoe gelovigen als aan God gewijde mensen (qedosjiem) dienen te leven en hoe Isra‘El het beloofde Land zouden moeten beheren: het navolgen van Zijn Verbondsvoorwaarden.
De haftarah (Amos 9:7-15; Ezech 20:2-20) heeft een parallel met wat God had bepaald wat gelovigen wel en niet moesten doen. Uit die bepalingen komt naar voren wat Isra‘El toen allemaal aan gruwelen deed, namelijk precies dat wat God in deze sidra‘ afraadde. Een ander parallel is het Torahgetrouwe leven in het beloofde Land (het doel waartoe de Uittocht uit Mitsrajim gericht was). Het is opmerkelijk dat Isra‘El na het geven van Gods bepalingen bij Chorev over hoe zij als gewijdenen dienden te leven steeds niet in staat blijken en tot ontrouw vervallen. De Isra‘Eliem hadden gezien dat de profetieën van ’Amos vervuld werden: het 10-stammenrijk werd door God weggenomen en de inwoners verstrooid onder de natiën. Uit Jechézqe‘Els profetie tegen Judah blijkt dat ze niets geleerd hadden van wat het 10-stammenrijk was gebeurd.
Interessant is dat Jechézqe‘Els profetie toont dat God tweemaal op het punt stond om Isra‘El te vernietigen ten tijde van de Uittocht: er vlak voor en er na. Gods toorn ervoor staat niet in de Choemasj (Pentateuch) en werpt een minder positief licht op de Uittocht.
Torahgedeelten
De volgende teksten uit deze sidra‘ kunnen opgevat worden als Torah:
• 19:2 Gelovigen zijn heilig, omdat hun God heilig is (20:7; Ex 20:7). Die heiligheid zit in het navolgen van Zijn bevelen en bepalingen (19:37; 20:8; Mt 19:17): eerbied voor de ouders en ouderen, Gods Sjabbatten (incl. de Bijbelse feest- en gedenkdagen) houden (*19:3, *30, *32; Ex 20:8-12), geen afgodendienst doen of instellen (*19:4; Ex 20:3-6), op de akkers geen nalezing houden, zodat wat achterblijft bestemmen voor de ellendige en de vreemdeling (*19:9-10; 23:22), niet stelen, veinzen of bedriegen (*19:11, *35-36; Ex 20:15), niet zweren zonder het na te komen (*19:12; Ex 20:7), niet verdrukken, roven of loon achterhouden (*19:13), geen gehandicapten bespotten en belemmeren (*19:14), geen onrecht in oordeel doen (*19:15; Ex 20:16), niet roddelen of een waar getuigenis achterhouden (*19:16; Ex 20:16), niet een naaste in het hart haten, maar die berispen als het nodig is (*19:17), geen wraak nemen of boos zijn op de naaste, maar de naaste liefhebben als jezelf (*19:18; Ex 23:4-5; Rm 13:9), niet deelhebben aan iets dat vermengd is dat onderscheiden gemaakt is (*19:19), geen bloed nuttigen, aan waarzeggerij doen of occultisten raadplegen (*19:26, *31), niet de randen van de baard afscheren (*19:27), geen insnijdingen of tatoeëringen aanbrengen op het lichaam (*19:28; 21:5), niet diens dochter onteren, als hoer gebruiken of enig hoererij doen (Hnd 15:29) en een vreemdeling niet verdrukken, maar liefhebben als een broeder (19:33-34).
• H20 Er zijn bepalingen voor de doodstraf van gelovigen (Gal 5:17-21), zoals wanneer gelovigen hun kinderen wijden aan afgoden (20:2), occultisten raadplegen en hun nadoen (20:6), hun ouders vervloeken (*20:9), seks hebben met een getrouwde vrouw of een naaste verwante (20:10-12, 17, 19-21), homofiele (incl. lesbie) relaties hebben (20:13), seks hebben met een vrouw en haar moeder (*20:14), met dieren (20:15-16) of met een vloeiende vrouw (20:18) en het bedrijven van occultisme (20:27).
De met een * aangegeven bepalingen zijn door de rabbijnen vastgesteld als mitswot uit de 613. In deze sidra‘ staan volgens de rabbijnen 51 mitswot.
Volgende week: ‘Émor over de parallellen in verband met de dienst van de kohaniem (Isra‘Elitisch priesters).
Bijbelleraar Marco van Putten is gespecialiseerd in Judaïca en de rabbijnse wereld; in de wekelijkse Parasjah prikkelt hij gelovigen na te denken over de Hebreeuwse wortels van het geloof.
Wees de eerste die reageert op "Haftarah – Qedosjiem – Gewijdenen"