Haftarah Sjabbat ’Erev Ro‘sj Chodesj gaat over het Mozaïsche voorschrift voor het Nieuwemaansfeest en hoe dit feest een rol speelde in het leven van David.
Jonatan beschermt David
Dawied (David) was van Godswege door de profeet Sjmoe‘El (Samuël) gezalfd tot de nieuwe koning over de Isra‘Eliem (1 S 16:12-13), maar niet meteen in dat ambt aangesteld. Sja‘oel (Saul), de eerste koning van Isra‘El, was toen nog officieel koning, hoewel God hem verworpen had (15:11, 23). Het gaat dus om de strijd tussen twee hoofden van Gods volk. Dit gaf grote spanningen, maar Dawied werd door Gods Geest geleid en daardoor komt het niet tot ernstige ongelukken.
De eerstgeboren zoon van Sja‘oel, Jonatan, was een oprecht persoon die God wilde dienen en geliefd was door de Isra‘Eliem (14:45). Hij was de kroonprins, de opvolger van zijn vader (20:31), maar ziet in dat Dawied door God gekozen is om koning te zijn. Hij verbroederde zich met Dawied en sloot een verbond met hem (18:1, 3; 20:16). Niet om tegen zijn vader op te staan, als mol op te treden in zijn vaders kamp of anderszins kwaadaardigheden uit te halen. Sterker nog, zijn loyaliteit aan zijn vader zou nooit wankelen. Hij volgde zijn vader zelfs tot in de dood (31:2). Maar Jonatan hield ook van Dawied en wilde hem helpen.
Nieuwemaansdag is een feestdag. In de dagen van de haftarah werd er geofferd naar Gods mitswah (Nm 10:10; 28:11). De koning en zijn gevolg aten dan van zijn slachtoffer van vergeldingen (zevach sjelamiem). Als Dawied niet zou verschijnen op het koninklijke banket zou dat als zonde tegen Sja‘oel worden opgevat. Dawied ging niet omdat hij voor zijn leven vreesde. Hij wist zeker dat Sja‘oel hem wilde doden. Zo was het op dat moment gesteld tussen Sja‘oel en Dawied. Jonatan was daar niet zo zeker van, maar beloofde Dawied echter dat hij na de offermaaltijd een teken zou geven hoe Sja‘oel over Dawied dacht. Of hij hem kwaad wilde doen of niet. Zijn teken zouden beiden opvatten als bevestiging van Godswege over Dawieds daad van zelfbescherming.
Sja‘oel zag dat Dawied niet verscheen op de offermaaltijd, maar vatte dat aanvankelijk op als dat Dawied niet kon komen omdat hij ergens door onrein was geworden (1 S 20:26). In dat geval was zijn afwezigheid terecht. Hij mocht dan geen deel hebben aan het heilige offer. Zelfs aanzitten zou een schending van Gods wil zijn. Een nog grotere zonde; tegen God zondigen (Lv 22:4). Maar toen Dawied ook de volgende dag niet bij de koninklijke maaltijd verscheen vroeg Sja‘oel aan Jonatan waar Dawied was. Hij zei dat Dawied naar zijn familie was afgereisd in Bejt-Lechem (Bethlehem) om daar deel te hebben aan de offermaaltijd van Nieuwemaan dat voor hen op dat moment een familiefeest was. Sja‘oel vatte dat op als zonde tegen hem, want hij had eerst toestemming moeten vragen (1 S 20:31). De volgende dag waarschuwde Jonatan Dawied dat hij gevaar liep, want Sja‘oel bleek zich inderdaad al geruime tijd tegen Dawied te hebben verhard.
Parallellen
Sjabbat ’Erev Ro‘sj Chodesj valt samen met sidra‘ Re‘eh (Dt 11:26-16:17), maar voor deze haftarah ligt Numeri 28:11-15 voor de hand. Dit gaat over het offervoorschrift voor Nieuwemaansdag. Opvallend is dat in Numeri alleen voorschriften zijn gegeven voor brandoffers (’olot) en diens bijkomende spijs- en drankoffers, terwijl er zeker ook slachtoffers voor vergelding (zevach sjelamiem) konden worden gebracht (10:10). Dit wijst op verschil van ‘richting’. Brandoffers werden op de eerst plaats gebracht gericht op God; om Hem te vereren. Los van de aardse omstandigheden van de vereerder(s). Maar brandoffers werden ook gebracht gericht op die omstandigheden van de vereerder(s). Om die omstandigheden bij God bekend te maken. Ze waren een essentiële onderstreping van hun gebed. Vooral zevach sjelamiem waren daarbij relevant, omdat de vereerder(s) daar zelf van aten. Daarmee verbonden ze zich dus aan de heiligheid van het brandofferaltaar en richtte zich zo tot God. Iets wat tegenwoordig een ernstig gemis is zolang het heiligdom (Bejt HamMiqdasj) op aarde ontbreekt. Maar gelukkig heeft God ons Zijn Geest geschonken.
De haftarah (1 S 20:18-42) heeft een parallel met het feest van Nieuwemaansdag, zoals voorgeschreven in de Schriftelijke Torah. Wat opvalt is hoe dat dit in het toenmalige Isra‘El een eigen vorm had gekregen. Er was een maandelijkse koninklijke maaltijd in het paleis en sommige families blijken dan ook familiefeesten te houden (1 S 20:6). Dat laatste waarschijnlijk op de eerste dag van een bepaalde maand.
De Bijbelse kalender is een maankalender en de maan bepaalt het ‘ritme’ ervan. Het Nieuwemaansfeest heeft een ‘vooruitwerkende’ betekenis; God wordt gedankt voor de nieuwe maand (brandoffer) en wordt gevraagd die te zegenen (zevach sjelamiem). In het tegenwoordige orthodoxe Jodendom staat de nieuwe maan voor het vooruitzicht op Isra‘Els herstel, omdat dit tot op heden nog onvervuld is. Het feest is een eeuwig gedenkfeest voor Gods volk (Js 66:23). Maar hemellichamen, zoals de maan, mogen niet vereerd worden, want dat is afgoderij (Jr 8:2). Er is ook geen reden om de huidige Schepping te vereren, want het is door geestelijke machten overduidelijk in verval (Rm 8:20-22) en God zal het opdoeken.
Christenen denken dat het Nieuwemaansfeest geen relevantie voor hen heeft. Het komt op de christelijke kalender ook nergens voor. Sterker, veel christenen verachten het ook als een van die Judaïstische concepten die in het Nieuwe Verbond geen betekenis zouden mogen hebben. (Voor zover christenen zich ervan bewust zijn dat Gods Nieuwe Verbond op hen van toepassing is). Het zou met wereldgeesten te maken hebben en zo wordt het feest door hen in verband gebracht met afgoderij of demonie. Er wordt daarvoor op Kolossenzen 2:16-23 gewezen.
Maar daar kan tegenover gesteld worden, dat er geen andere godsdienst door God geleerd is dan die van de Bijbel. Christelijke godsdienst is per definitie ervan afgeleid en een toevoegsel eraan. Maar het moet duidelijk zijn dat de Here Jezus en al zijn leerlingen het Nieuwemaansfeest hielden en generaties gelovigen na hen. Laten wij daarom ook niet ongehoorzaam zijn en het Nieuwemaansfeest dan ook vieren, want het is van nut. Het bevestigt ook de Nieuwemaanseredienst die de Here Jezus maandelijks houdt in de Tempel in de hemel.
Deze haftarah wordt ook ‘machar chodesj’ genoemd naar de eerste woorden die Jonatan sprak in vers 18: “Morgen is het nieuwe maan; …”. Dit jaar wordt deze haftarah uitgesproken op Sjabbat 7 augustus 2021 (29 Av 5781). Het is dan de Sjabbat op de avond van Nieuwemaansdag van de zesde maand (‘Elloel). Mijn haftarah parasjah wordt echter op 15 januari ’21 op MessiaNieuws gepubliceerd, omdat het morgen de derde dag is sinds Ro‘sj Chodesj van de 11de maand Sjewat. Juist die derde dag staat centraal in de haftarah. Het was de dag waarop Jonatan het teken gaf aan Dawied en ze tot overeenstemming kwamen. Het gaat dus niet om de avond voorafgaande aan nieuwe maan, maar om de derde dag. In dit geval 3 Sjewat 5781.
Waarom worden in deze haftarah het Nieuwemaansfeest op twee achtereenvolgende dagen gevierd? Dat was omdat in de Eerste Tempelperiode de Nieuwemaansdag nog werd bepaald door waarneming van de maansikkel met het blote oog door een kohen (een Isra‘Elitisch priester). Moslims doen dit nog steeds zo. Tegenwoordig ligt echter die datum, net als alle andere gedenk- en feestdagen, vast door astronomische berekening. Maar vroeger werd met enige regelmaat geen waarneming aan het einde van de 29ste dag van de maand gedaan (omdat die maand 30 dagen had) of omdat het niet kon (omdat het bewolkt was). Dan werd de dag erna de nieuwe maan verondersteld en meestal ook vastgesteld. Daarom werd het Nieuwemaansfeest over twee dagen uitgespreid. (Vergelijk de tegenwoordige tweedaagse viering van Joodse feesten in verband met de verstrooiing van Isra‘El onder de natiën). Heel praktisch dus.
Volgende keer: haftarah Sjabbat Sjeqaliem (Sjabbat voorafgaande aan 2 ‘Adar).
Bijbelleraar Marco van Putten is gespecialiseerd in Judaïca en de rabbijnse wereld; in de wekelijkse Parasjah prikkelt hij gelovigen na te denken over de Hebreeuwse wortels van het geloof.
Wees de eerste die reageert op "Haftarah – Sjabbat ’Erev Ro‘sj Chodesj – Nieuwemaansavond"