Haftarah Toldot (Gn 25:19-28:9) gaat over de parallel tussen het minachten van God door Ezau en het latere Isra‘El. Isra‘Els priesters worden in het bijzonder aangesproken.
Minachten van God
Via de profeet Mal‘achie (Mijn boodschapper) verklaarde God aan Isra‘El zijn liefde (Mal 1:2). Dat was na de terugkeer van Isra‘El uit hun Babylonische ballingschap (5de eeuw voor Chr.). Dat bleek daaruit dat Hij Ja’aqov verkoos uit de twee zonen van Jitschaq (Izak) en niet ’Esaw (Ezau), de eerstgeborene. In het verslag in het Bijbelboek Genesis blijkt die verkiezing echter niet expliciet, maar kan afgeleidt worden uit het feit dat Ja’aqovs leven uitgebreid is beschreven (Gn 25-50; bijna de helft van dat Bijbelboek!) en uit het kort noemen van de boze levenswijze van ’Esaw (Gn 25:34; 26:34; 27:41; 32:6). Ja’aqov wordt al op jonge leeftijd volkomen (tam in het Hebreeuws) genoemd en in contrast zijn broer ’Esaw sterker (‘amats), groter (rav) en een kundig jager (Gn 25:23, 27). God blijkt Zich zelfs tegen ’Esaw gekeerd te hebben (sane‘ – haten; Mal 1:3-4; Rm 9:13; Hb 12:17). Ook dat staat nergens expliciet in Genesis, alleen raakt ’Esaw in het verslag steeds meer op de zijlijn en gaat hij buiten het beloofde Land wonen (Gn 32:3; 36:8). Hij wordt leider van de natie ‘Édom dat vijandig werd tegen Isra‘El, maar van Godswege ophield te bestaan.
Maar dan verwijt God door Mal‘achie dat Isra‘El, hoewel het Hem als Vader heeft, Hem niet eert. Vooral de kohaniem (Isra‘Elitische priesters), de mannen die als tussenpersonen tussen God en Isra‘El zouden moeten optreden, vrezen hun God niet. Maar zij waren zich echter van geen kwaad bewust. Dan maakt God Zijn verwijt concreet en stelt Hij dat ze ontwijdt (ga‘al) voedsel aan Hem offeren. De kohaniem ontkennen echter dat het ontwijd was, maar Hij stelt dat zij Gods tafel in hun hart minachten (vss 7, 12). De slachtoffers zijn dan wel aan God gewijd, maar het zijn onvolkomen, minderwaardige, onteigende dieren (vss 8, 13). Daaruit blijkt dat ze God niet boven alles lief hebben. Daarom keert God Zich tegen Isra‘El, zoals Hij Zich ook tegen ’Esaw keerde (vs 10). Hij maakt hen bekend dat Zijn Naam onder de heidenen wel geëerd zal worden en dat zij volmaakte offers zullen brengen. (Let op: Hier wordt van de gelovige heidenen gesteld dat ze nog geen slachtoffers brengen, maar alleen reukoffers en spijsoffers. Dit wijst erop dat er tijdelijk geen Tempel meer was en dat gebeurde sinds Mal‘achie pas na de verwoesting van de Tweede Tempel (70 n. Chr.). Deze profetie, over het aannemen van gelovigen uit de heidenen terwijl God Zich van Isra‘El afkeerde, moet dus zijn vervuld met het van kracht worden van het Nieuwe Verbond (Js 65:1; Mt 28:19; Hnd 28:28)).
God zal de Isra‘Eliet vervloeken die ontwijdde offerdieren brengt (Mal 1:14), maar meer nog de kohen en diens nageslacht (2:1-3). God brengt de kohaniem in herinnering welk verbond Hij sloot met de Lewiejim (Levieten). Het was gericht op het leven (chajjiem) en de welvaart (sjalom). Het was bedoeld om gehouden te worden vanuit Godvrezendheid, zodat de Lewiejim Hem zouden vrezen en ontzag voor Hem zouden hebben. De kohen moest betrouwbaar de Torah onderrichten en mocht geen boosaardigheid spreken en doen. Hij zou in vrede en in oprechtheid met God leven en velen van misdadigheid afkeren. Immers, een kohen zou kennis (da’at) navolgen en van hem zouden mensen Torahonderwijs zoeken. Hij zou immers Gods boodschapper (mal‘ach) zijn.
Parallellen
In de sidra‘ Toldot (Gn 25:19-28:9) gaat het om de opkomst van Ja’aqov, de jongste zoon van Jitschaq. Maar die opkomst werd mogelijk door ’Esaws eigen minachten van God en door het buigen van de traditionele regels door Ja’aqov. Jitschaqs eerstgeboren zoon ’Esaw werd terzijde gesteld als opvolger van het patriarchaat, hoewel hij aan alle verwachtingen voldeed. Hij was gezond, sterk en geliefd door zijn vader.
Haftarah Toldot (Mal 1:1-2:7) haakt op dit gebeuren in door te stellen dat dit ogenschijnlijke onrecht van Ja’aqov toch naar Gods wil was. Het Isra‘El in de dagen van Mal‘achie werd vergeleken met ’Esaw en de gelovige heidenen met Ja’aqov (Rm 9:8). Deze heidenen zou God zelfs toelaten tot Zijn eredienst (Mal 1:11; Js 66:21). Ongehoord! Gods verwerpen van de eerstgeborene (’Esaw en de natie Isra‘El (Ex 4:22)), zodat Hij een ander koos, kwam door zijn minachten van God. Feitelijk is dat nog erger dan het overtreden van Gods Torah. Het is het eenzijdig verbreken van Gods Verbond. Zoals in de Verbondsvoorwaarden was vastgelegd trad dan de afbreuk clausule ervan in werking: de vervloekingen (Dt 11:26).
Torahgedeelten
De volgende teksten uit deze sidra‘ (Gn 25:19-28:9) kunnen opgevat worden als Torah:
• 25:21 De getrouwde man moet voor zijn vrouw bidden (Lc 1:13).
• 25:22 Gelovigen moeten hun nood niet eerst bij de wereldse instanties, zoals doktoren, bekend maken, maar bij God of medegelovigen (1 Kor 6:1).
• 25:23 God scheidt broeders, volken en natiën uiteen ten gunste van Zijn volk (2 Kor 6:14).
• 26:2 Gelovigen moeten zich door God laat leiden en niet door hun verstand of advies van anderen (Hnd 5:29).
• 26:5 Omwille van Avrahams gehoorzaamheid gaan Gods beloften over op de gelovigen (Gn 26:24) en aan Isra‘El de Landsbelofte. Hoeveel te meer geldt dat voor de gehoorzaamheid van de Here Jezus, Die gezeten is in de hemel aan de Rechterhand van God (Hb 9:14).
• 26:11 Wie Gods kinderen iets aandoet zal de dood sterven! (Dt 32:43).
• 27:1 God bekrachtigt de patriarchale zegen (Gn 27:28-29; Mt 18:18); de zegen van het Verbond van Avraham (Gn 12:2-3). Ongelovigen zijn ervan buitengesloten (Gn 27:38), omdat zij God minachten (Hb 12:15-17).
• 28:1 Gelovigen mogen geen ongelovigen huwen (zie Haftarah Chajjej Sarah (Gn 24:3)).
• 28:3-4 Alle gelovigen zijn in het Verbond van Avraham (Gal 3:7, 14).
• 28:7 Gelovigen zijn hun ouders (lees: overheden) gehoorzaam (Ef 6:1; Kol 3:20).
Volgende week: Haftarah Wajetse‘ over Ja’aqovs tijd bij zijn Aramese familie in Mesopotamië.
Bijbelleraar Marco van Putten is gespecialiseerd in Judaïca en de rabbijnse wereld; in de wekelijkse Parasjah prikkelt hij gelovigen na te denken over de Hebreeuwse wortels van het geloof.
Wees de eerste die reageert op "Haftarah – Toldot – Geschiedenis van Izak"