Haftarah Wa‘etchannan gaat over de parallel tussen de verkondiging van Gods uniekheid door Mozes en door Jesaja.
Jesaja kondigt Isra‘Els toekomstige herstel aan
Door de dienst van de profeet Jesja’jahoe sprak God Isra‘El bemoedigend toe met betrekking tot het toekomstige einde van haar strijd (Js 40:1); de vergeving van haar misdaad (’awonah). God had haar al die tijd dubbel vergoed om al haar zonden.
God liet weten dat Isra‘El als gras verdord was en als een bloem vergaan (vs 6), want Isra‘El was vleselijk (ongeestelijk). Gods Geest keerde Zich tegen hen (Rm 8:8; 1 Kor 15:44). Toch zal Gods woord aan hen standhouden. Aan Isra‘El zou in de toekomst verkondigd worden dat Hij hen Zijn opbrengst (secharo) en Zijn werkloon (fe’oellato) zou brengen. Hij zou als een herder Zijn kudde weiden en het zwakke beschermen. De jongen zou Hij voeden.
Niets is met God te vergelijken (vss 18, 25). Alleen Hij kan openbaren wat mensen onmogelijk begrijpen kunnen. De machtige natiën zijn niets voor God. De afgoden zijn door mensen zelf kunstig bedacht en gemaakt. Maar God heeft de Schepping bedacht, vorm gegeven en afgemeten.
Parallellen
Sidra‘ Wa‘etchannan (Dt 3:23-7:11) gaat over Gods afwijzing van de gunstvraag van Mosjéh (Mozes) om het beloofde Land te mogen ingaan om het te zien. Jozua zou aan de spits van het volk het Land beërven. Daarom hield Mosjéh het volk Isra‘El nogmaals Gods voorschriften en verordeningen voor die verbonden waren aan het binnengaan (en bewonen) van het Land. Hij wees hen op de zegen en de vloek van die voorwaarden (4:6-8, 26-28; 5:33; 6:3, 24; 7:10). Hij gaf daarbij nog nadere instructies, zoals de opdracht om God volkomen lief te hebben en te vrezen, en hij herhaalde de Tien Woorden (’asérét haddevariem; 5:6-21).
De haftarah (Js 40:1-26) heeft een parallel met de woorden van Mosjéh waarin hij aangaf dat God met niets te vergelijken is (Dt 4:35, 39) en dat dit blijkt uit Zijn wonderlijke en genadevolle daden voor Isra‘El (4:33, 36).
Er is ook een parallel met de door Mosjéh aangekondigde mogelijkheid van herstel uit de verstrooiing (4:31) en de belofte van Jesja’jahoe dat het herstel ook zou komen (Js 40:1). Ook is er de parallel met de vaststelling dat vlees en bloed niet kan standhouden voor Gods Aanwezigheid (Dt 5:26). Mosjéh kon wel standhouden, omdat hij de Geest van God had ontvangen (Nm 11:17) in tegenstelling tot het volk. (M.u.v. de 70 oudsten die ook Gods Geest hadden ontvangen en Jehosjoea’ (Jozua); Nm 11:25; 27:18).
Torahgedeelten
De volgende teksten uit deze sidra‘ kunnen opgevat worden als Torah:
• 3:27 God vergeeft niet elke overtreding. Zeker niet van hen die God veel gegeven heeft (4:21).
• 3:27 God komt soms met een alternatief op een verlangen.
• 3:28 God stelt een opvolger aan van de leidsman van Zijn volk die gaat sterven.
• 4:2 Alleen Gods Torah moet gevolgd worden (5:32). Niet zozeer geschriften van mensen die ervan afgeleid zijn of erop lijken (Mt 15:9).
• 4:6-8 Gelovigen zullen door hun vrome daden (Torah navolging) en Gods zegen erover de volken jaloers maken (Dt 32:21; Rm 11:11).
• 4:9 Gods volk moet Gods daden herdenken en die aan hun kinderen overdragen (6:6-7, 20-25).
• 4:26 De gelovige die doet wat kwaad is naar Gods wil, die zal Hij (uiteindelijk) van Zich werpen zodat die verkommert.
• 4:31 Wie toegetreden is tot Gods verbond mag van Hem Verbondstrouw verwachten (zegen of vloek; 6:10-11)
• *6:16 Gelovigen moeten Gods liefde, trouw, barmhartigheid en daden niet verachten of bespotten.
• *7:3-6 Gods volk zal zich afzijdig houden van de heidenen en hun cultuur & religie als drek verwerpen (Jk 4:4; 1 Jh 2:15-16).
De met een * aangegeven bepalingen zijn door de rabbijnen vastgesteld als mitswot uit de 613. In deze sidra‘ staan volgens de rabbijnen 12 mitswot.
Volgende week: ’Eqév over de parallellen in verband met Gods trouw en Isra‘Els ontrouw.
Bijbelleraar Marco van Putten is gespecialiseerd in Judaïca en de rabbijnse wereld; in de wekelijkse Parasjah prikkelt hij gelovigen na te denken over de Hebreeuwse wortels van het geloof.
Wees de eerste die reageert op "Haftarah – Wa‘etchannan – En de gunst vroeg (Mozes)"