Haftarah – Wajjeléch – Maar (Mozes) ging heen

Haftarah Wajjeléch bevestigt de eerder aan Mozes aangezegde geloofsafval van Israël met verschillende profetieën. Deze profetieën stamde uit de dagen van het wankelen van het 10-stammen koninkrijk, maar wezen ook Gods weg om dit af te wenden.

Isra‘El opgeroepen tot bekering om ondergang af te wenden
De profeet Hosjea’ (Hosea) moest namens God Isra‘Els 10-stammen oproepen om terug te keren tot de Bijbelse godsdienst, want ze waren door hun misdaad (’awon) gestruikeld (Hos 14:2). Ze moesten beginnen door God te vragen al hun misdaad weg te nemen. Isra‘El moest ook het goede (tov) aangrijpen en genoegdoen (sjalam) met de offers van hun lippen.

Isra‘El moest geen redding meer zoeken bij buitenlandse wereldrijken en niet langer hun middelen gebruiken (vs 3). Ook moesten ze geen afgoden meer aanbidden. Door al deze zeken zou God Zich gewillig ontfermen (racham) over Isra‘El. Wijzen (chacham) en verstandigen (javen) wisten dat, want Gods wegen zijn recht (vs 10). Rechtvaardigen gaan daarop, maar overtreders struikelen er.

De profeet Miecha vroeg Isra‘El (de 12 stammen, maar de 10 stammen in het bijzonder) wie aan God gelijk is (mie-‘El kamocha), want Hij neemt misdaad weg en gaat voorbij aan overtreding van een rest (sje‘eriet) van Zijn nalatenschap (Mich 7:18). Niet voor altijd toornt Hij, maar heeft welgevallen in genade (chéséd). Hij zal Zijn ontferming (racham) herstellen en hun misdaden onderwerpen. Hij zou al hun zonden wegwerpen in de diepte van de zee. Isra‘El zou weer trouw (‘émét) en goedheid bewijzen aan de patriarchen, aan Ja’aqov (Jakob) en ‘Avraham (Abraham), zoals zij in het verleden aan hun vaderen gezworen hadden.

De profeet Jo‘El (Joël) riep de Judeeërs op om een sjofar te blazen op de berg Tsiejon (Zion) om daarmee een vasten uit te roepen en een gewijde samenkomst (Joël 2:15). Niemand mocht uitgezonderd blijven. De kohaniem (Isra‘Elitische priesters) moesten bitter wenend God vragen om Isra‘El te sparen. Anders zouden de heidenen hen bespotten.

Parallellen
Sidra‘ Wajjeléch (Dt 31:1-30) gaat over de aankondiging van de beëindiging van Mosjéhs leiderschap. God zal voor hen uit gaan, terwijl ze onder leiding van Jehosjoea’ (Jozua) het beloofde Land zouden binnentrekken om het in te nemen. Isra‘El moest niet vrezen, maar God vertrouwen. Elk zevende jaar moesten de kohaniem uit de boeken van Mosjéh aan het volk voorlezen.

God maakte Mosjéh en Jehosjoea’ bekend dat Isra‘El van God zou afvallen en Zijn Verbond zouden verbreken. Dan zouden allerlei rampen volgen. God zou Zich volledig van hen afkeren. In liedvorm moest dat aan Isra‘El geleerd worden als een getuigenis tegen hen.

De haftarah (Hos 14:2-10; Mich 7:18-20; Joël 2:15-17) bevestigt wat de sidra‘ tekst stelt. Isra‘El (beiden koninkrijken) was van Godswege in grote crisis beland omdat ze het boze pad opgegaan waren. De drie profeten werkten rond dezelfde tijd (midden 8ste eeuw BCE) en ze profeteerden over de aanvallen van Asjoer (Assur) in het koninkrijk van de 10-stammen.

Alleen wat niet in de sidra‘ tekst genoemd wordt, maar wel in de haftarahteksten, is de mogelijkheid de aangezegde rampspoed af te wenden. God wilde Zich in de 8ste eeuw BCE over Isra‘El ontfermen en alles weer goed maken. Het feit dat dit niet gebeurd is en uiteindelijk het 10-stammen koninkrijk geheel werd ingenomen door Asjoer (720 BCE) en later ook het koninkrijk Judah (586 BCE) bevestigd de sidra‘ tekst. Gods rampspoed zou zich voltrekken aan geheel Isra‘El (12 stammen) en Hij zou Zich van hen afkeren. Dat is tot op vandaag het geval.

Zijn daarmee de haftarahprofetieën vervallen of betekenisloos geworden? Isra‘El heeft dan wel Gods Verbond verbroken en is als de natiën gerekend (grote mate van assimilatie/secularisatie), maar dat betekent niet dat God veranderd is. Hij wil nog steeds de in de haftarahprofetieën aangezegde genade betonen, maar verwacht wel dat Isra‘El terugkeert tot Zijn Weg.

Feitelijk is die terugkeer ingezet door Jochanan (Johannes), die ‘De Doper’ wordt genoemd. Hij riep, net als de profeten van deze haftarah, Isra‘El op terug te keren (Mt 3:8-10). Velen hebben toen gehoor gegeven. Die oproep werd nog eens versterkt door de Here Jezus, Die Jochanan in die missie opvolgde. Maar het gehoor geven aan Zijn oproep werd ‘lichter’ gemaakt doordat Hij Zichzelf aanbood om in de plaats van elke afgevallen Isra’Eliet Gods toorn te dragen (Rm 3:23-25). Dat God dit aannam, werd daarin bevestigd dat Hij de Heilige Geest teruggaf aan de vernieuwde Isra’Eliem.

Isra‘El kan sindsdien niet langer wegkomen met allerlei smoezen of uitvluchten om diens terugkeer tot de Bijbelse godsdienst uit te stellen. Alleen is er wel het probleem van het gebrek aan urgentie onder Isra‘El. Religieus Isra‘El is tegenwoordig heel zelfgenoegzaam (net als de christenheid) en waant zich in goede verstandhouding met God. De religieuze christenheid neemt ook amper de moeite om Isra‘El tot bekering op te roepen. Zo wordt dagelijks aan beider zondelast toegevoegd, wat de finale klap die komt heel hard zal laten aankomen.

De woorden van de drie profeten uit deze haftarah zal vervuld worden. Uiteindelijk zal de rest (van Isra‘El (en de christenheid)) zich bekeren en deel krijgen aan alles wat God beloofd heeft. Alleen wie zal deel uitmaken van die rest? Deze oproep tot bekering valt jaarlijks traditioneel in de periode van Ro‘sj Hasjanah tot en met Jom Kipoer, maar is niet gebonden aan tijd.

Torahgedeelten

De volgende teksten uit deze sidra‘ kunnen opgevat worden als Torah:

• 31:3 God doet voorbereidend werk om Zijn opdracht aan Zijn volk te laten gelukken en zal bij Zijn volk zijn (vss 4-6).
• 31:3 Gods volk heeft door Hem aangestelde leiders nodig.
• 31:7-8 Opvolging van leiderschap moet openlijk onder Gods volk plaatsvinden.
• 31:9 Torahgezag lag niet bij de leider van Gods volk (wel bij Mosjéh), maar bij de kohaniem en de oudsten (vs 26).
• 31:10-11 Uit de Choemasj (Pentateuch) moest voorgelezen worden in het Sjabbatsjaar (zevende jaar) na Soekot (Loofhuttenfeest).
• 31:17 God keert Zich af van hen die Hem verlaten en Zijn Verbond verbreken. Gevolg is dat hen ondergang, veel rampen en benauwdheden overkomen.
• *31:19 God heeft de toekomst van Zijn volk van tevoren aangezegd.

Volgens de rabbijnen staan in deze sidra‘ 2 mitswot.

Volgende week: Ha‘Azienoe over de parallellen in verband met de messiaanse boodschap in het lied van Mosjéh.

Bijbelleraar Marco van Putten is gespecialiseerd in Judaïca en de rabbijnse wereld; in de wekelijkse Parasjah prikkelt hij gelovigen na te denken over de Hebreeuwse wortels van het geloof.

Wees de eerste die reageert op "Haftarah – Wajjeléch – Maar (Mozes) ging heen"

Geef een reactie