Waarschuwing: deze column bevat details over de wreedheden van de Holocaust
AMSTERDAM | De inhoud van mijn koffer is gewassen. De aantekeningen die ik heb gemaakt, zijn uitgeschreven maar in mijn brein is het nog steeds chaos. Zo veel indrukken, zo veel verhalen die buiten je voorstellingsvermogen vallen. Zonder deze uitzonderlijke groep mensen met wie ik deze reis heb beleefd, had ik waarschijnlijk halverwege een vliegticket terug naar Nederland geboekt. Maar de humor en onderlinge steun heeft me erdoorheen getrokken. Gister heb ik twintig uur geslapen, maar vandaag, terwijl we een nieuw NIW moeten produceren, voel ik me nog steeds uitgewrongen. Er is zo veel te vertellen, en de verhalen vechten in mijn hoofd om voorrang.
Kleine kinderen konden door een gat in het hek op zoek naar eten buiten het kamp. Dat lukte Rita vaak. Maar ook kwam een Oekraïense buurtbewoner eens op haar af met een bijl, ze heeft het litteken nog in haar been staan. In een winter stierf een jonge vrouw. “Er was sprake van kannibalisme: een moeder sneed stukjes vlees van haar af om haar kinderen te voeden. Een man sneed haar borsten af om op te eten.” Terwijl Rita haar verhaal vertelt, komt er een Oekraïner bij onze groep staan. Hij is dronken. “Waarom vertellen jullie dit? Mijn grootvader heeft nog geholpen. Jullie willen alleen maar een verhaal vertellen om er zelf beter van te worden,” roept hij Rita toe.
Bij verhalen als die van Rita, reageer ik altijd secundair. Alsof ik de gruwelen slechts mondjesmaat tot me kan nemen. Dan vertelt ze dat ze op een moment zichzelf van het leven heeft willen beroven, en hoe ze als een wonder werd gered door oude buren. Ze vertelt hoe ze haar leven weer oppakte, dat ze onderwijzeres wilde worden maar dat ging niet omdat ze in lompen was gehuld. Hoe ze op aanraden van wat mensen een medische opleiding ging volgen, omdat verpleegsters een witte jas kregen toebedeeld en dan maakte het niet uit wat je daaronder droeg. Haar schaduw Raya en zij werden vroedvrouw en zetten honderden kinderen op de wereld.
Even later lopen we over een oneffen weide aan het einde van de wereld. Hier liggen 62.000 Joden begraven die omkwamen in het kamp waarin Rita zat. Leendert legt een bloemetje bij het graf van Rita’s moeder, ze heeft haar daar zelf begraven. Verreweg de meeste anderen zijn in de vergetelheid geraakt. Voor hen geen graf met een naam, alleen een hobbelige weide op een heuvel.
Rita, ver in de tachtig, is voorzitster van haar kleine Joodse stettlgemeenschap. Ook zij en andere Holocaustoverlevenden, leunen op de voedselpakketten van Christenen voor Israël, zoals we die gister hebben samengesteld.
Nog is de dag niet voorbij. We gaan door naar een plek niet ver van het dodenkamp. Daar horen van Faina we hoe een groot aantal weeskinderen tijdens de winter in wakken willens en wetens zijn ondergedompeld in het ijskoude water om zo te verdrinken. Kwamen ze toch nog boven, dan werden ze door Oekraïense politieagenten alsnog hardhandig onder water geduwd. Er staat een bescheiden monument.
Het kindermonument in Bratslav, Oekraïne
Opperrabbijn Jacobs zegt een gebed Jizkor, opdat zij niet vergeten worden. De vrouw die het monument beheert, heeft drie kinderen die allemaal op alija zijn gegaan, ze hebben een nieuw leven gevonden in Israël.
We eten later bij haar moeder, Golda, in een shtettlhuisje: kippensoep en gevulde paprika. Ik krijg door alle verhalen geen hap naar binnen. Faina wil hier weer een Joodse gemeenschap opbouwen. Waarom? Vraag ik me af. Ga naar Israël! Waar je kinderen en kleinkinderen leven! Maar haar moeder, Golda, leeft hier ook nog. “Dit is mijn plek,” zegt ze. Ze heeft zelfs in het huis van haar moeder een bescheiden museumpje ingericht. Ik snap het niet, maar begrijp: dit is haar pad, en doe er verder het zwijgen toe.
– – – – –
Bronvermelding
Datum: 04-09-2019
Auteur: Esther Voet
Website: https://christenenvoorisrael.nl
– – – – –
Toda Esther voor wat jij deelde over jouw ervaring en opdat niet vergeten wordt.
Shalom