Parasha Wajitseh: Jacob rekende op Gods beloften

Karen en Yair Strijker maakten in 2013 alijah naar Israël.

Parasha ויצה wajitseh, en hij ging uit. We lezen Genesis 28:10-32:2; uit de Haftara Hosea 11:7-14:9 en we lezen Johannes 1:19-51.

Ja’akobh de hielengrijper wordt uitgezegend door zijn vader Jitschaq om naar Paddan-Aram te gaan, op zoek naar Labhan, oftewel De Witte. Labhan was waarschijnlijk erg blank van huid, vandaar zijn naam.

Ja’akobh gaat in Paddan-Aram op zoek naar een vrouw want zijn ouders hebben verdriet over de vrouwen die zijn broer Ezau heeft gekozen; dochters van een Hethiet. Ze willen dat Ja’akobh met een vrouw uit hun eigen familie thuiskomt.

Wanneer Ja’akobh zich te slapen legt, met zijn hoofd op een steen, krijgt hij een visioen van een ladder die uit de hemel naar beneden komt. Engelen klimmen omhoog en waarschijnlijk andere engelen dalen vervolgens af. De taak van de engelen die Jacob hebben begeleid tot hier zit erop en de andere engelen komen om hem verder te begeleiden in het nieuwe land waarin hij zich waagt. Dan spreekt God Zelf onder meer de machtige woorden: “Ik ben de God van uw vader Abraham en de God van Jitschaq; dit land waarop gij ligt te slapen zal Ik u geven en uw zaad.” Wat een belofte!

Daarop neemt Jacob de steen waarop hij met zijn hoofd lag; richt deze op tot een teken en giet olie over het hoofd, al rosha ראשה על ervan; de steen waar hijzelf zijn hoofd op had gelegd blijkt in de grondtekst zelf ook een hoofd te hebben. Wat zegt zoiets: Jacobs denken is hiermee gemoeid, hij richt een teken op met deze steen waardoor hij altijd aan God zal denken, Gods beloften in zijn hoofd zal hebben. “Deze steen, die ik opgericht heb, zal een huis Gods wezen, Beth-El אל בית en alles wat Gij mij geven zult, daarvan zal ik U voorzeker de tienden geven.”

Zie de parallel hier met de ontmoeting van zijn opa Abraham met Malchitsedeq מלכיצדק) zijn naam betekent: mijn rechtvaardige koning) waarin Abraham hem ook de tienden geeft van al wat hij bezit. Malchitsedeq is overduidelijk een voorgestalte van de Messias, die ook brood en wijn deelt, die ook Koning en Priester tegelijk is.

De geschiedenis van Lea met de tedere ogen (teder: rakh רך) en van Rachel, die mooi is van top tot teen, kennen we allemaal door en door. In veel van onze vertalingen staat dat Lea fletse ogen zou hebben, maar het woord teder springt in het Hebreeuws naar voren. Ogen zeggen iets over de ziel. Jehoshua zegt dit
ook in Mattheus 6:23 en Lukas 11:34: “Het oog is de lamp van het lichaam. Is uw oog helder, dan heeft het hele lichaam licht. Maar is uw oog slecht, dan is het lichaam ook donker.” Als er gezegd wordt in de Bijbel dat Leah tedere ogen heeft, dan zegt dat iets over haar zachte ziel; ze is mooi van binnen. Nergens
lezen we dat ze neerziet op haar zusje Rachel omdat zij wel kinderen krijgt en Rachel in eerste instantie niet. Dat zegt iets over haar zachtheid.

De namen van Leahs kinderen zijn de moeite van het vermelden waard. Wanneer de eerste zoon geboren wordt roept ze: “Kijk, een zoon!” En zo noemt ze hem dan ook: Ru’bhen (ראובן). Daarna baart ze nog een zoon en zegt: “De Aanwezige heeft gehoord,” en ze noemt hem dan ook Shim‘on (שמעון). We springen even verder naar de geboorte van Levi לוי en naar wie hem zo noemt. Levi is de derde zoon van Leah en Leah is minder geliefd dan Rachel, dus hebben de namen van haar zonen te maken met haar verlangen naar de liefde van haar man.

Levi betekent: zich hechten aan. “Nu zal mijn man zich aan mij hechten,” zegt Leah en vervolgens, in plaats van dat zij Levi zijn naam geeft, zoals ze bij haar oudste twee zonen deed, staat er in het Hebreeuws dat Hij dit doet! Maar wie is dan Hij? Jacob? Zou kunnen…Mooier is het om te bedenken dat Hij God Zelf is Die Levi zijn naam gaf want is het niet zo dat God Zijn volk aan Zich wil hechten en is niet juist Levi de zoon waaruit het priestergeslacht is voortgekomen, degenen die het volk hierin voorgaan? Niets staat er voor niets in Gods Woord.

In Hosea zien we het verdriet van God om dat afkerige volk dat zich maar niet wil hechten aan Hem en dat maar afgoden achterna loopt.De mooiste tekst is toch wel 11:7-9 waarin God het uitroept dat het volk blijft hangen aan de afkerigheid van Hem en dan roept Hij vol passie uit: “Hoe zou Ik u overgeven, o Ephraim, u overleveren, o Israel? Hoe zou Ik u maken als adamah (stof, aarde אדמה) u stellen als Zeboim? (צבאים één van de vijf steden die met Sodom en Gomorra ten onder ging) Mijn hart is in Mij omgekeerd, al Mijn berouw is tezamen ontstoken. Ik zal de hitte van Mijn toorn niet uitvoeren; Ik zal niet wederkeren om Ephraim te verderven want Ik ben God en geen mens, de Heilige in het midden van u en Ik zal in de stad niet komen.”

Wat een geweldige passievolle belofte van een Heilig God aan een onheilig volk! Dezelfde liefde vinden we terug in het handelen van Jehoshua aan de blinde man. Hij gebruikt stof, aarde, adamah אדמה om Zijn patiënt de ogen te openen. In Hosea zal Hij de mens niet meer tot stof, aarde doen wederkeren; in Johannes gebruikt Hij juist stof, aarde om de mens, Adam אדם te genezen. De mens is eigenlijk een aardmannetje, uit de aarde geformeerd (de Hebreeuwse letters van het woord mens, adam אדם zijn in het Hebreeuws geheel terug te vinden in het woord voor stof, aarde, adamah אדמה (Adam komt uit de adamah). Het lijkt erop dat de blinde man wat aarde tekortkwam waardoor hij nog niet helemaal goed kon zien en aarde is wat Jehoshua tot genezing op zijn ogen smeert, eigenlijk zo simpel en eenvoudig…

Yair en Karen Strijker van Studiehuis Reshiet maakten november 2013 met hun kinderen Ruth en Shmuel alija naar Israël. Na een roerige tijd in Sde Tsvi, hemelsbreed 16 kilometer van Gazastad, verhuisden ze januari 2015 naar Na’ale in Samaria, waar ze volgens de profetie van Jeremia 31:6 de volken oproepen naar Jeruzalem te komen om ‘te leren van onze God’. 

Wees de eerste die reageert op "Parasha Wajitseh: Jacob rekende op Gods beloften"

Geef een reactie